Marineschepen.nl
 
   
 

Doggersbankincident


Door: Onno de Meer/ Jomini online boekhandel
Geplaatst: 26-08-2015


Eerder verscheen op Marineschepen.nl een artikel over de Slag Tsushima, de belangrijke zeeslag tussen de Japanse en Russische vloot. De Russische schepen hadden toen al een lange reis vanuit Europa achter de rug. En gedurende die reis was al het één en ander gebeurd, waaronder het Doggersbankincident. In de Noordzee beschoot toen een Russisch eskader totaal onverwachts een Britse vissersvloot van 48 schepen op de Noordzee. Eén visserschip zonk en andere boten raakten beschadigd.
Onno de Meer beschrijft dit opmerkelijke incident in dit artikel voor Marineschepen.nl.


Aurora
De Aurora was het slachtoffer aan Russische zijde. In de chaos werd het beschoten door andere Russische marineschepen, maar het schip was niet uitgeschakeld en vocht later mee in de Slag bij Tsushima. De Russische kruiser is tegenwoordig een museumschip en in St Petersburg nog altijd te bewonderen. (Foto: Otto Jula, eigen werk, via Wikipedia - CC-BY-SA-3.0)

"… wat er vervolgens gebeurde is met geen woord te beschrijven! Alle schepen van onze divisie spuwden vuur. Het geluid van schieten was overweldigend. De zoeklichten werden aangezet. Ik bevond mij op de achterbrug en ik werd verblind en verdoofd door het afgegeven vuur. Ik hield mijn handen tegen mijn oren en ik struikelde benedendeks." Eugene Politovsky beschrijft in zijn eigen woorden de situatie aan boord van het Russische slagschip Suvorov op 9 oktober 1904. Politovsky ziet hoe een Russische vloot in de Noordzee neutrale Engelse vissersschepen onder vuur neemt en daarmee een internationaal schandaal veroorzaakt.



Rusland in oorlog
De Russische Federatie van nu is een duidelijk ander land dan het land Rusland, van bijvoorbeeld, 100 jaar geleden. Het Rusland van begin 20e eeuw is een wereldrijk, geleid door Tsaar Nicolaas II, dat zich uitspreidt van Polen en Finland in het westen, Armenië en Georgië in het zuiden tot Mantsjoerije (tegenwoordig onderdeel van China) in het oosten. Dit wereldrijk is in 1904 in oorlog met de opkomende grootmacht Japan. De Russisch-Japanse oorlog wordt gevoerd over de tegengestelde belangen tussen beide machten over Korea en Mantsjoerije. Rusland heeft Mantsjoerije bezet als reactie op de Bokseropstand in China in 1900, waardoor Japan haar belangen in Korea bedreigd ziet. Ondanks diplomatieke onderhandelingen, komen beide machten er niet uit, waarna Japan op 8 en 9 februari 1904 Russische vlooteenheden bij Port Arthur aanvalt en deels vernietigt. Hierna wordt op 10 februari 1904 officieel oorlog verklaard door Japan.1

De oorlog verloopt voor Rusland door uiteenlopende redenen desastreus. Het optreden van de Russische Pacific-vloot is zodanig dat zij geen slagvaardig antwoord heeft tegen de Japanse vloot. Om deze aangeslagen vloot te versterken, wordt besloten om maritieme versterkingen te sturen vanuit Europa.

Een chaotische vloot
Viceadmiraal Rozhestvenski vertrekt in augustus met het 2e Pacific-eskader uit de Oostzee voor een maandenlange reis naar Azië. De vloot is haastig bij elkaar gezocht en is over het algemeen slecht getraind. Discipline is ver te zoeken en de nederlagen in het Verre Oosten zorgen er voor dat de Russen overal vijanden zien. Als het eskader de Zweedse kust passeert, zitten alle bemanningen volledig op oorlogswacht. Zij slapen bij de stukken en verwachten de aanwezigheid van Japanse mijnen. Japanse officieren zijn tenslotte in Zweden gesignaleerd en hebben gezworen de Russen schade toe te brengen. Dat de bemanningen slecht getraind zijn, blijkt uit een aanvaring tussen de torpedoboot Buistry en het slagschip Suvorov, waarbij vooral de Buistry zware schade leidt.2 De hoofd-werktuigbouwkundige van het eskader, Politovsky, is elke dag druk bezig kleine en grote ongelukken te herstellen. Als de commandant van een van de kleinere schepen, de Ermak, niet reageert op seinen van het eskader, moet hij door schoten voor de boeg alert worden gemaakt.

Rozhestvenski
Vice-admiraal Zinovi Petrovitch Rozhestvenski. (Beeld: publiek domein)

Na ontvangst van een bericht van een Russische agent in Zweden, worden alle passerende schepen als een potentieel gevaar beschouwd. Op 20 oktober 1904 wordt het bevel gegeven om alle passerende schepen met het geschut te volgen.3 Het eskader bevindt zich dan in de Noordzee en het oorlogstheater bevindt zich meer dan tienduizend kilometer van het eskader. Om 20:00 uur worden een aantal ballonnen waargenomen, wat tot paniek leidt onder de bemanningen. Het geschut is geladen en de wacht slaapt gekleed bij de stukken.

De volgende dag, 21 oktober, is iedereen vermoeid van de paniekerige sfeer de avond daarvoor. De dag is erg mistig en alom worden de misthoorns gehoord. De dag is windstil, waardoor de mist blijft hangen. De vloot ploegt door de zee en om 21:00 uur wordt een bericht via de radio ontvangen van de Kamchatka, het transportschip van de vloot, dat het wordt aangevallen. Een uur later wordt doorgegeven dat het om acht torpedoschepen gaat. De Kamchatka vaart, vanwege technische mankementen, achter de vloot en de aanval zorgt wederom voor een paniekerige sfeer bij de bemanningen.

De Engelse kabeljauwvloot wordt slachtoffer
Op 22 oktober, om 01:00 uur, slaat ineens de vlam in de pan. Een aantal schepen wordt waargenomen, en direct wordt massaal het vuur op de onbekende schepen geopend. Politovsky herkent al snel dat de onbekende schepen, vissersschepen zijn, maar het vuur gaat onverminderd door. Nog steeds is het idee dat de Japanners dichtbij zijn en dat de vloot wordt aangevallen. Om 02:30 uur wordt de balans van de hele actie opgemaakt. Dan blijkt dat de Russen niet alleen op onbekende vissersschepen hebben geschoten, maar vooral ook op zichzelf. Bij de hele actie wordt de kruiser Aurora flink beschadigd. Het resultaat: vier treffers onder de waterlijn, de schoorstenen beschadigd, de aalmoezenier zwaar gewond en een artillerieofficier gewond.4 De vloot vaart, ondanks de zwaar gehavende vissersschepen, gewoon door richting Vigo (Spanje) om te bunkeren.

In de avond van de 23e oktober lopen in de Engelse stad Hull een aantal visserstrawlers binnen, die melden dat de, uit vijftig schepen bestaande, vissersvloot beschoten is door de Russische vloot. De vissers vissen op kabeljauw als de Russische vloot passeert. De eerste delen van de Russische vloot passeren ongehinderd, maar het derde deel opent ineens het vuur, waarna de gehele vloot het vuur opent op de vissersschepen. Het visserschip Crane wordt hierbij zo zwaar getroffen, dat het schip zinkt.5 Na twaalf minuten stopt het vuur weer ineens, waarna de Russische vloot gewoon doorvaart.

Een diplomatieke crisis ontstaat
De Engelsen reageren, begrijpelijk, furieus, ook al omdat Japan en Engeland Geallieerden zijn en er dus in Engeland al een anti-Russische sfeer heerst. Op 24 oktober wordt met de Russische minister van Buitenlandse zaken, Graaf Lamsdorff, contact opgenomen door de Engelse ambassadeur in Rusland, Sir Charles Hardinge. In dit gesprek wordt door de Engelsen de Russen duidelijk gemaakt, dat "the indignation provoked by the incident can not possible be exaggerated" (Herschey, 1906). Aangezien de Russische regering nog niet door de vloot is geïnformeerd, tast de Russische regering in het duister over het gebeurde. Wel wordt door Graaf Lamsdorff op de 25e een bericht naar de Engelsen gestuurd, dat, wat er gebeurd zou zijn moet berusten op een ongelukkig misverstand. Hij betreurt dan ook dat er doden en gewonden zijn gevallen en dat, indien eventuele schuldigen zijn aan te wijzen, zij zullen worden bestraft. 6

De anti-Russische gevoelens in Engeland lopen echter zo hoog op, dat de verzekering van Lamsdorff niet afdoende blijkt. De Engelsen zijn zo boos, dat de pers en het publiek eist dat de Russische vloot tot stilstand moet worden gedwongen en opgebracht en dat de Russische admiraal (Rozhestvenski) moet worden berecht. De Engelsen reageren op een snelle wijze en geven waarschuwingsorders om de Engelse vloot te mobiliseren. De staande vloten in de Middellandse zee en het Kanaal en de Home Fleet krijgen orders om naar Gibraltar te stomen, met als doel de Russische vloot te onderscheppen.7

schilderij Doggersbankincident
De vissers dachten dat de grote schepen, die in de nacht van de 99e verjaardag van de Slag bij Trafalgar hun lichten ontstaken, Engelse marineschepen waren die de zeeslag herdachten. De schok was groot toen de granaten om de oren van de vissers vlogen. (Beeld: publiek domein)

Op 25 oktober 1904 wordt door Lord Lansdowne, Minister van Buitenlandse zaken van Engeland, een lijst met eisen bij de Russische ambassadeur in London, Graaf Benckendorff, neergelegd. De eisen zijn de volgende:

- Allereerst een uitgebreid excuus voor het incident door de Russische regering aan de nabestaanden en slachtoffers van het incident;
- Volledige schadeloosstelling van alle getroffenen, slachtoffers en nabestaanden;
- Een onderzoekscommissie die uitsluitsel moet geven over de schuldvraag aan het incident, en een berechting en bestraffing van de schuldigen aan het incident, ongeacht de status van de schuldige;
- Maatregelen die een herhaling van het incident moeten voorkomen.8 Tsaar Nicolaas II betuigt zijn diepe spijt en belooft schadeloosstelling van de slachtoffers, maar dat wordt door de Engelsen als niet voldoende bevonden. Lord Lansdowne wijst de Russen er op dat Rozhestvenski niets heeft gedaan om de overlevenden te helpen en ook de Russische regering niet op de hoogte heeft gebracht van het incident. Ook heeft de Russische regering er niets aan gedaan om de vloot te stoppen om een nader onderzoek te laten plaatsvinden. Lansdowne geeft de Russen de niet mis te verstane boodschap mee: "… if the Russian fleet were allowed to continu its journey without calling at Vigo, we might find ourselves at war before the week was over." (Herschey, 1906) Hierop krijgt Rozhestvenski de opdracht om te stoppen in Vigo.



Het onderzoek wordt ingesteld
De Russen worden nu gedwongen met een kloppend verhaal te komen over het gebeurde. Een opvarende, Prins Keretelli, verklaart dat hij acht torpedoboten heeft waargenomen tussen de vissersschepen. De schade aan de Aurora wordt door de Russen aangehaald om aan te tonen dat er wel degelijk sprake is van Japanse torpedoschepen. Dat de Aurora getroffen is door 6-inch granaten, en dat dit type geschut veel te zwaar is voor Japanse torpedoschepen komt in het verhaal van de Russen niet naar voren. Rozhestvenski verklaart over het doorvaren na het incident, dat de oorlogsomstandigheden dit vereisten, aangezien de torpedoboten de linie probeerden te doorkruisen. Hij verklaart tevens dat iedere andere vloot dezelfde beslissing zou hebben genomen, zelfs in vredestijd. Graaf Lambsdorff verklaart daarbij nog, dat hij bewijs heeft dat Japanse officieren zouden zijn gearriveerd in Hull, enkele dagen voor het incident. Er wordt echter geen enkel bewijs aan de Engelsen getoond ter ondersteuning van de verklaring.

De Russische verklaringen zijn van dien aard, dat de Engelsen aandringen op een onafhankelijk Internationaal onderzoek, zoals bepaald in het Verdrag van Den Haag. Lansdowne legt de volgende eisen neer bij de Russen:
- Voordat de Russische vloot Vigo verlaat, zullen de Russische autoriteiten onderzoek doen naar de verantwoordelijke personen voor de aanval op de vissersschepen. Iedereen die een verklaring kan afleggen over het gebeurde, dient achter te blijven in Vigo;
- Er zal een volledig onderzoek plaatsvinden door een onafhankelijke commissie met een internationale samenstelling. Het onderzoek vindt plaats onder de procedure, zoals vastgelegd in de Hague Convention for International Commissions of Inquiry (artikelen IX en XIV).
- De Russische regering gaat akkoord met bestraffing van de personen die door de commissie schuldig wordt bevonden.

Als de Russen hiermee akkoord gaan, dan is voor de Engelsen de crisis bezworen. De Russen gaan akkoord na een onderhandelde wijziging, waarbij besloten wordt de berechting door de Russen zelf te laten gebeuren. De commissie wordt ingesteld na een gezamenlijke verklaring, de Verklaring van St. Petersburg van 25 november 1904, waarin beide partijen tot de instelling van de commissie besluiten.

De bevindingen van het onderzoek
Zowel Rusland, als Engeland, doen onderzoek en beide partijen leveren deze gegevens aan de commissie aan. De commissie bestaat, naast vertegenwoordigers van beide betrokken landen, uit vertegenwoordigers van Frankrijk, de Verenigde Staten van Amerika en Oostenrijk-Hongarije. Alle vertegenwoordigers zijn vlagofficier bij de respectievelijke marines. Na een aantal procedurele bijeenkomsten, worden dertien sessies gehouden, waarbij getuigen worden gehoord. Uiteindelijk worden op 13 februari 1905 de bevindingen en conclusies van het onderzoek aan de regeringen van Rusland en Engeland opgeleverd.

De bevindingen van het onderzoek spreken Rozhestvenski vrij van schuld aan het incident en geven aan dat het personeel van de vloot geen blaam treft. De gebeurtenissen komen voort uit de genomen voorzorgsmaatregelen die elke vlootcommandant genomen zou hebben onder oorlogsomstandigheden. Uit het onderzoek blijkt ook, dat de Kamchatka (nog voor de eerste melding van Japanse torpedoboten) het Zweedse schip Aldebaran heeft beschoten. Rozhestvenski wordt ook in het gelijkgesteld in zijn beslissing om, na de beschieting, met zijn vloot zijn weg te vervolgen. Er wordt door de commissie vastgesteld dat de Engelse vissersschepen geen blaam treft over hun aanwezigheid op de Noordzee. Ook wordt vastgesteld dat er geen bewijs is van Japanse torpedoboten. Het onderzoek wordt gesloten op 9 maart 1905, waarbij de Russische ambassadeur een vergoeding van ?65.000,- overhandigt aan Lord Lansdowne voor schadeloosstelling van de slachtoffers.



Epiloog
Nadat tussen de Russen en Engelsen overeenkomst is bereikt over het te houden onderzoek, vervolgt de Russische vloot zijn weg naar het oorlogsgebied. Daar wordt nog verschillende malen de neutraliteit beproefd van neutrale landen. De vloot verblijft bijna twee maanden in Nossi Be (Frans koloniaal gebied) waarna de reis naar Wladiwostok wordt vervolgd. In mei 1905, drie maanden na de uitspraak van de commissie, wordt de Russische vloot door de Japanners volledig vernietigd. De nabestaanden van de overleden vissers en de overige directe slachtoffers van het incident, ontvangen naar aanleiding van het onderzoek een gezamenlijke vergoeding van 65.000 Engelse pond voor geleden schade van de Russische overheid. Al direct na het incident krijgen de nabestaanden een vergoeding van de Engelse koning van 100 Engelse pond voor directe hulp.

De reacties op het incident door andere landen variëren naar gelang de herkomst van de woordvoerder. De Fransen, op dat moment bondgenoot van Rusland, hullen zich in stilzwijgen, maar proberen beide partijen door diplomatie bij elkaar te brengen. De Japanners zeggen dat de Russische beschuldiging te absurd is voor woorden, afgezien van de onbeantwoorde vragen op welke wijze de Japanners torpedoboten in de Noordzee zouden moeten krijgen. De Duitsers, toch op de hand van de Russen in de oorlog, beschrijven Rozhestvenski als een neuroot die het verboden zou moeten worden om met een schip op de open zeeën te verblijven, laat staan met een hele vloot schepen. Met de afhandeling door de Russische regering en de ondergang van de Russische vloot bij Tsushima verdwijnt het incident uiteindelijk in de vergetelheid van de geschiedenis.



Bibliografie
- Anon., Cassell's history of the Russo-Japanese war, vol.II, London: Cassell and Company, Limited, 1905
- Anon., Cassell's history of the Russo-Japanese war, vol.III, London: Cassell and Company, Limited, 1905
- Anon., Cassell's history of the Russo-Japanese war, vol.IV, London: Cassell and Company, Limited, 1905
- Fock, Harald, Schwarze gesellen, torpedoboote bis 1914, Herford: Koehlers Verlagsgesellschaft mbH, 1979
- Herschey, Amos S. Ph.D., The international law and diplomacy of the Russo-Japanese war, London: MacMillan & Co. Ltd., 1906
- Politovsky, Eugene S. From Libau to Tsushima, London: John Murray, 1906

Noten
1. Herschey, Amos S. Ph.D., The international law and diplomacy of the Russo-Japanese war, London: MacMillan & Co. Ltd., 1906, p.66.
2. Politovsky, Eugene S. From Libau to Tsushima, London: John Murray, 1906, p.3.
3. Ibid, p. 9.
4. Ibid, p. 15.
5. Anon., Cassell's history of the Russo-Japanese war, vol.III, London: Cassell and Company, Limited,1905, p. 279.
6. Herschey, Amos S. Ph.D., The international law and diplomacy of the Russo-Japanese war, London: MacMillan & Co. Ltd., 1906, p.219.
7. Ibid., p.220.
8. Ibid., p.221.





Marineschepen.nl
Contact
Over deze site
Privacy
Adverteren
Blijf op de hoogte via:

Twitter

Facebook

Instagram

Copyright

Alle rechten voorbehouden.

Sinds 13 augustus 2001



Menu
Dossiers

Gerelateerde artikelen
Slag Tsushima deel I
Slag Tsushima deel II