Marineschepen.nl
 
   
 

De gedenksteen op Jan Mayen en de marine (Deel II)



Door: Jaime Karremann
Laatst aangepast: 07-08-2014


Hoe was het om in 1930 met een mijnenlegger naar een vulkaaneiland 500 kilometer boven de poolcirkel te varen? Aan de hand van het verslag van de commandant KLTZ H.J. Van der Stad, een krantenartikel van één van de officieren en vooral dankzij het luchtige verslag van een Limburgse journalist, kunnen we een beeld krijgen van de reis van Hr.Ms. Nautilus naar Jan Mayen.
Doel van de reis? Het plaatsen van een gedenksteen, die jaren kwijt was zoals u in Deel I hebt kunnen lezen. In Deel II leest u over de gevaren, de havenbezoeken en het leven aan boord.

Deze twee artikelen verschijnen in verband met de expeditie van Zr.Ms. Zeeland naar Jan Mayen met één van de (kleinere) doelen het restaureren van de gedenksteen.


Hr.Ms. Nautilus
De kleine en splinternieuwe Hr.Ms. Nautilus kreeg de opdracht om de gedenksteen naar Jan Mayen te brengen. (Foto: Ministerie van Defensie)

In Deel I hebt u kunnen lezen over hoe een marineofficier rond 1875 pleitte voor de ijsvaart en het plaatsen van gedenkstenen. Maar de gedenksteen voor Jan Mayen werd na 13 jaar teruggevonden op de Nieuwmarkt te Amsterdam.

Opdrachtgever van die steen, het Koninklijk Aardrijkskundig Genootschap (KNAG), wilde een einde maken aan de klucht en vroeg de Minister van Oorlog een marineschip te sturen om de gedenksteen te plaatsen. De minister ging akkoord.



Hr.Ms. Nautilus
De Koninklijke Marine gaf Hr.Ms. Nautilus de opdracht om de steen in juli 1930 naar het eiland Jan Mayen in de Noordelijke IJszee te brengen en te plaatsen.
De Nautilus was een splinternieuwe mijnenlegger; het schip was op 2 mei 1930 in dienst gesteld en had geen zusterschepen. Behalve als mijnenlegger was het schip ook ontworpen als visserij-politiekruiser. Let wel, een kruiser was het allerminst. Met een lengte van 58,46 meter, 57 bemanningsleden en een hoofdbewapening van 2 x 75mm kanons had het daar niets van weg.

De commandant was kapitein-luitenant ter zee Hendrik Jan van der Stad, de man die in de meidagen van de Tweede Wereldoorlog bekend zou worden (in de rang van schout-bij-nacht) als de hoogste bevelhebber van Zeeland, het laatste vrije stukje Nederland voor de capitulatie.

Aan boord van Hr.Ms. Nautilus bevond zich ook de inmiddels bekende gedenksteen. Maar niet helemaal, want de originele gedenksteen woog 3.000 kg. Aangezien er geen havens zijn op Jan Mayen en alles met de sloep naar de wal moest, was dit veel te zwaar. Daarom werd een plakje met de inscriptie afgezaagd van "slechts" 450 kg en op het achterschip goed vastgesjord.

Twee passagiers scheepten zich in aan boord van de Nautilus. Het KNAG zond een afgevaardigde, dhr. J. Sibinga Mulder, en Johan Th.M. Wijs (onder pseudoniem Sapiens of S.), reporter van De Morgen en De Nieuwe Eeuw.

Reportages
Beide passagiers vertrouwden hun avonturen toe aan het papier. Ook de commandant en zeker één der officieren. Maar vooral journalist Johan Wijs schreef voor de Tilbursche Courant bijzonder fraaie artikelen over deze reis en deze geven een veel persoonlijker en gedetailleerder beeld van het leven aan boord van Hr.Ms. Nautilus dan bijvoorbeeld het beknopte en formele verslag van de commandant.

Wijs nam aan zijn schrijftafel in zijn hut ruim de tijd voor de verslagen, die vervolgens per "draadloze" naar Nederland werden geseind. De reportage van Wijs beslaat zo'n 17 artikelen van honderden woorden. In dit artikel worden alleen de meest pakkende en interessante stukken aangehaald die betrekking hebben op de Nautilus, maar zijn verslagen over de avonturen in de Noorse bergen zijn ook fascinerend en vaak voorzien van zijn kenmerkende droge humor.

Jan Mayen
De bestemming, Jan Mayen, is op deze kaart voorzien van afstanden. Het eiland ligt honderden kilometers van het vaste land. (Bron: Openstreetmap.org/ Marineschepen.nl)

De Nautilus nog in depot
Wijs was zaterdagavond al vanuit Venlo met de trein in een stormachtig Den Helder gearriveerd, waar hij vanuit de eetzaal van Hotel den Burg op de Texelse boot keek "die -in de haven!- al te keer gaat als een dansend kalf in de wei. "

"De vriendelijke commandant van Harer Majesteits politiekruiser Nautilus had mij geseind, dat ik reeds Zondagavond aan boord welkom ben. Het is nu pas Zaterdagavond, maar ik ben ongeduldig om het schip te zien dat mij een maand lang over de golven zal dragen (…)"

"Ik weet echter nog niet dat de commandanten van Harer Majesteits schepen van oorlog tegenwoordig de onder hun bevel staande bodems op 's Rijks Werf in bewaring, in depot, kunnen geven zooals u of ik de mantel onzer echtgenoote aan de garderobe van den schouwburg.
Onverrichterzake keerde ik dan ook met mijn bagage in mijn hotel terug - wel had ik Hr.Ms. Nautilus kunnen betreden, maar ik had geen spoor van leven op of onder haar dekken ontdekt. Er woei van het schip noch vlag, noch wimpel, noch geus. Poort, noch luik, noch deur, was open en het schip maakte eer den indruk voor oud roest te koop te liggen dan dat het Maandag naar zee zou vertrekken."

"De heele equipage en de état-major [alle officieren, JK] met den commandant voorop was aan den wal en aan het passagieren. De hedendaagsche reglementen der Marine zijn wel uiterst humaan en houden zoveel mogelijk rekening met de eischen, die het gezinsleven stelt."

"Zondagavond na acht uur werd de Nautilus bij stukjes en beetjes weer opengemaakt en kreeg ik gelegenheid mijn barang uit te pakken. Ik heb een prachtige ruime tweepersoonshut - in Bergen krijg ik den ijsloods tot hutgenoot - met een keurige schrijftafel. Wat wil een mensch nog meer?
Onder een ander tafeltje heeft een kiesche hand een kist neergezet, waarop in zwarte letters staat 'zeer oude jenever', inderdaad een delicate attentie.

Mijn wasch-tafelkraan openend zie ik daaruit een bruin vocht vloeien, dat bedrieglijk op Münchener bier lijkt. Gelukkig komt de doctor mij gerust stellen en verklaart dat ik het vocht zonder eenig gevaar kan drinken; zoetwatertanks en pijpleidingen zijn nog nieuw en geven nog wat af."

"Maandag 14 juli. (…) Om 9 uur hijschen we de vlag en worden we 'de jure' een oorlogsschip - wat we 'de facto' heelemaal niet zijn. Want de twee kanonnen van 7,5 cm die we voeren kunnen, liggen heel veilig ergens in een magazijn en de proppenschieter van 3,7, die de plaats van het boegstuk in moet nemen is rustig tusschendeks opgeborgen. Want dan roest het sluitstuk niet! We zijn dus wel een erg tam oorlogsschip."

"Tegen half zeven was het 'alles los voor en achter' en stoomden we langzaam de haven uit. Onze equipage maakte front naar bakboord, de equipages der oorlogsschepen (…) front naar stuurboord."

Hr.Ms. Nautilus koerste door een spiegelgladde zee noordwaarts. Zonneschijn en geen wind.


Hedendaagse beelden van Jan Mayen en de wateren daaromheen.

IJs en mist
Journalist Wijs vervolgt zijn verhaal: "'s Avonds ontspint zich een opgewekt debat over de vraag, wanneer wij het eerste ijs te zien zullen krijgen. Eén der heeren schrijft voor een groot dagblad griezel-verhalen - over de mogelijkheden, die ons in het ijs zullen wachten. Ik smeek hem het niet al te erg te maken; mijn lieve vrouw is 'so wie so' al ongerust genoeg en het blad waarvoor hij schrijft krijg ik als journalist elken dag thuis in de bus."

"Tegen 12 uur middernacht zien wij geheel onverwachts en plotseling het eerste ijs. In onze vermouthglazen - want de vermouth is bijna aan den kook daar zij bewaard wordt in een kast, die slechts door een dun ijzeren schot gescheiden is van de stoomstuwmachine. Daarom lieten wij ijs aanrukken."

De fraai maar luchtig geschreven verhalen van journalist Wijs doen vermoeden dat het een pleziertochtje is, maar voor de bemanning is dat geenszins. LTZ2 KMR S. De Hoo, "één der heeren" die voor een groot dagblad schreef, legde in de Telegraaf van 21 juli 1930 uit dat twee grote gevaren aanwezig zijn in het poolgebied: ijs en mist.

De Hoo schreef dat de route van de Nautilus zo is gepland dat de kans om ijs tegen te komen het kleinst is. Maar uitsluiten kan nooit, omdat Jan Mayen in de Poolstroom ligt en het hele jaar omringd kan zijn door ijs. Waar men vooral voor moet oppassen, zijn ijsbergen; afgebroken stukken gletsjer. Het grootste deel is onder water en bestaat vaak uit heel hard ijs, vermengd met stenen en gruis.

Het nare is dat juist rondom die grote koude ijsbergen een dichte mist hangt, aldus De Hoo. In de tijd voor radar zijn intrede deed, leverde dit een enorm gevaar op. Want in die dichte mist was geen hand voor ogen te zien, dus een ijsberg is moeilijk waarneembaar. Maar al zou je de top van de ijsberg ontdekken, dan kan het schip al direct in aanraking komen met de knalharde berg die de scheepshuid onder de waterlijn openscheurt.

Aan boord van de Nautilus probeerde men ijsbergen te ontwijken door goed op de lucht- en watertermperaturen te letten. Zodra de watertemperatuur onder de 3 graden Celsius duikt, kan men er vrijwel zeker van zijn dat er ijs in de buurt is.

Behalve ijsbergen is er ook pakijs in de Noordelijke IJszee. Dit is minder hard ijs, dat in uitgestrekte ijsvelden op de zee drijft. Hier kan men tussendoor varen, maar dat is lastig. Zeker voor de mijnenlegger die op geen enkele manier bepantserd was tegen ijs. De Nautilus moest daarom een ijsloods mee aan boord nemen vanaf Bergen, die hoog in de mast de bewegingen en open plekken van de ijsvelden goed zou kunnen zien.

Hr.Ms. Nautilus
Hr.Ms. Nautilus. (Foto: Ministerie van Defensie)

IJsloods
Hr.Ms. Nautilus stoomde niet recht op Bergen af, maar boog langs de Deense kust naar het noorden richting Lervik, nabij Oslo.

In Lervik werd het Nederlandse marineschip enthousiast onthaald en reporter Wijs sloeg aan het passagieren: "Later op den avond ontmoet ik kameraden, die tot aan den nek vol met chocolade zitten - in het drooggelegde land is niet anders te krijgen. Je krijgt dan een gevoel of je heele mond vol spinnewebben zit. Ik slaag er echter in een flesch zeer goede, zeer oude madeira op te delven (…) Ik mag niet zeggen, dat dit gevonden fleschje goedkoop was.

In het "Grand Hotel" in een armoedig, kleinburgerlijk en ouderwetsch gemeubeld salonnetje met kapotte stoelen danst de état-major [de officieren van het schip, JK] met de plaatselijke schoonheden. Nacht worden wil het maar niet."

In Bergen krijgt Wijs een hutgenoot: "Ik deel - tot jalouzie van allen - mijn hut sedert gisterenavond met den ijsloods. (…) Svendsen is groot van stuk maar klein van lawaai. Zonder operatief ingrijpen van den scheepsarts zal het wel nooit lukken hem tot een geregeld gesprek te krijgen. (…) De psyche van onze ijsloods is die van het ongebroken poolijs."

Help je Marineschepen.nl?
Met jouw donatie kan Marineschepen.nl -onafhankelijk- nieuws- en achtergronden blijven publiceren.




Of scan deze QR-code met je telefoon.
QR

Meer info over donaties aan Marineschepen.nl lees je op de donatiepagina.

Naar Jan Mayen
Op 21 juli verliet de Nautilus Bergen, Noorwegen, naar Jan Mayen. Zonder radar, GPS, navigatiebakens, stoomde het met een koers van 335 graden naar een klein eiland in een grote zee.

22 juli. De journalist vervolgt zijn verhaal: "De temperatuur is meer dan tien graden gevallen. We hebben capucijners met spek gegeten en daarachteraan tot dessert pannekoeken. Truien en jekkers aangeschoten en gloeiende koffie geslurpt. Persoonlijk voel ik mij in staat om het absolute nulpunt te trotseeren."

De kleine Nautilus heeft het vaste land ver achter zich liggen en is midden op zee. "Daardoor hebben we meerdere zeezieken, zelfs onder de scheepsofficieren," beschrijft onze verslaggever. "Tot de slachtoffers behooren twee zeer bevaren lieden, maar de Nautilus is dan ook een zonderling dartel scheepje. Een milicien [dienstplichtig matroos, JK], een brave Amsterdamsche jongen, die op zijn fiets en bij de dienstmeisjes een heele held was, ligt voor mirakel. Hij ligt als een pak vodden op het dek; ongetwijfeld is zijn courage wat klein. Onze brave schipper neemt deze menschelijke dweil voorzichtig en zachtjes op, draagt hem naar de brug en zet hem aan het koper poetsen. Bezigheid is het beste middel tegen zee-ziekte. Maar in een inktvisch kan men geen ruggegraat suggereeren, dat kan niemand. Zelfs geen barsche marineschipper. "

"Met weerzin en medelijden wend ik mij af van dat menschelijke wrak, dat nu huilend op het dek ligt en om den dokter roept als een kind om zijn moeder."



Contact met het eiland
"Woensdag 23 juli. De radio is eene vinding, waarvan ik in patria [vaderland, JK] wel eens de schaduwzijde heb leeren kennen - er is ongetwijfeld een teveel aan loudspeakers. Maar aan boord in een afgelegen zee leert men deze vinding toch wel bijzonder waardeeren. Wij hebben gelukkig geen loudspeaker. Maar met de koptelephoon heb ik de Kro en de Avro al gehoord en elken morgen krijgen wij een getypt courantje bij het ontbijt zoodat wij precies weten wat Nahasj Paschja in Egypte doet en dat er weer twee lieden ergens in Neder land tegen een boom dood gereden zijn omdat zij te langzaam en voorzichtig reden. "

"Sedert uren roept onze radiotelegraphist telkens weer opnieuw door den aether: Hallo, Hallo, Jan Mayen! Dat heeft hij gisteren en eergisteren ook al gedaan maar zonder resultaat - doch hedenmiddag om 4 uur hebben wij ineens contact met de inheemschen. Hoewel heel onduidelijk. Ze hebben ons al twee dagen gehoord en -ook zelf geroepen, maar hun station is zeer slecht te verstaan. We deelen ze mee dat wij een brief voor een hunner bij ons hebben; zij zeggen ons dat de zee om het eiland geheel vrij van ijs is - wat een golf van teleurstelling over het schip doet heen spatten; hebben we daar nu een ijsloods voor aan boord? "

Hr.Ms. Nautilus
Hr.Ms. Nautilus was slechts een paar meter groter dan een hedendaagse mijnenjager van de Alkmaarklasse. (Foto: Ministerie van Defensie)

Academicus en gamelle-chef
De reporter van de Tilburgsche Courant at in de Longroom, met de officieren. "Aan tafel sta ik altijd verbaasd over de hoeveelheid der gerechten - voor een deel waarvan ik echter slechts in aanmerking kom. Want ons klein tafelgezelschap van 7 man telt 3 herbivoren en 4 carnivoren. De herbivoren hebben plantendieet wegens moeilijkheden, die zij met hun maag of ingewanden hebben. Als maïtre d'hotel hebben wij niemand minder dan een academicus, een klassiek gevormd man met een doctorsbril - onze scheepsdoctor."

"Zijn ambt geeft hem lang niet genoeg gelegenheid om zijn capaciteiten ten volle in de menigte uit te dragen. Hij zou niets liever zien dan dat wij armen of beenen braken, gecompliceerde schedelbreuken vielen of door de verschrikkelijkste ziekten werden aangetast. Dan was er werk voor hem aan den winkel - hij beschikt over een keurig hospitaal met zes bedden en een operatiekamer, waarin hij ongetwijfeld triomphen zou vieren, wanneer iemant maar genoeg tact had om op medisch of chirurgisch gebied iets buitensporigs te willen ondernemen. Af en toe heeft hij we eens een klein buitenkansje wanneer een visscherman wat overkomt en de schipper dan de Nautilus praait. Zoo kon hij op de vorige reis nog een menschenleven redden.

"In afwachting van dergelijke gebeurtenis studeert hij veel in zijn hut - ongetwijfeld zal hij vroeger of later de wetenschap verbaasd doen staan - en speelt hij maitre d'hotel. Deze klassiek geschoolde mensch heeft dan zijn volle aandacht aan mijn varkenscarbonaadje of aan de komkommer van een der herbivoren. Een doctorsbril en flesch tomatensaus liggen toch eigenlijk vlak naast elkaar."



Land in zicht
"Op (…) 24 Juli ten 5 u. 15 kwam aan [bakboord] (…) land in zicht, hetwelk later bleek de voet van den Beerenberg te zijn," schreef KLTZ Van der Stad in het Jaarboek van de Koninklijke Marine 1929-1930.

Natuurlijk staat een groot deel van de bemanning naar de Beerenberg te turen, inclusief reporter Wijs: "De kans, dat wij den [vulkaan] te zien zullen krijgen is uiterst gering. Nagenoeg alle dagen van het jaar houdt de berg zich angstvallig ontsluierd (…) Wij maken ons dan ook geen enkele illusie."

"Maar tegen 9 uur worden wij verrast door het groote wonder: de berg werpt mist en wolken af als een opperkleed, de zon komt door en in stralende schoonheid toont hij zich aan onze verbaasde oogen. De stilte van ontzag voor dit scheppingswonder komt over het schip; een eenvoudige zeemiliciën naast me legt de hand op den mond en zegt zachtjes: Daar kun je nooit lang genoeg naar kijken."

"Ruim twee en een halve Kilometer torent de vulcaan, gekleed in een hermelijnen koningsmantel van maagdelijke sneeuw, uit de golven omhoog. Hij lijkt hooger dan eenige berg, dien ik ooit ergens ter wereld zag. Want al die bergen waren onderdelen van toppen in een complex en deze ijszeeberg staat geheel geïsoleerd op de golven - een berg op een presenteerblad. "

Commandant Van der Stad: "Op de Achtermiddag te 12 u. 30 ankerde Hr.Ms. Nautilus in de Walrusbaai (…) ongeveer 400 meter uit den wal; ik liet zeewacht houden en stoomklaar blijven in een ketel. Dadelijk liet ik de beide jollen [soort (zeil)sloepen, JK] strijken en loodingslagen maken naar den wal, tevens opdracht gevende te zoeken naar geschikte landingsplaatsen."

"Het geheel bood een troostenloozen aanblik: de hellingen en het strand waren geheel grauw en alleen de bergen aan het meer [Zuidoostenlijke] deel der baai waren gedeeltelijk met mos begroeid. Tegen het strand lagen eenige cadavers van walvisschen, waaraan honderden meeuwen en eenige haaien zich te goed deden. Langs het geheele strand lag een rand van drijfhout, hier en daar op stapels verzameld, wat er op wijst dat de baai nog wel wordt bezocht."

KLTZ Van der Stad bekeek het strand: "De beste plaats om den steen te zetten leek zowel den Heer Sibinga Mulder als mij een in de [Noordelijke] helft der baai op de helling uitstekend rotsblok, hetwelk aan de zeezijde een vrijwel loodrechten wand had. "

Hr.Ms. Nautilus gedenksteen Jan Mayen
De 450 kilo zware steen was te zwaar voor één jol, dus werd hij op twee gelegd. Deze werden vervolgens door de motorsloep naar de wal gesleept en de steen werd door een groot aantal mensen via twee natte planken het strand op getrokken. U begrijpt dat de complete 3.000 kilo zware steen, die Foster Stackhouse, in zijn maag gesplitst kreeg nooit het strand op had gekund. (Foto: Sibinga Mulder)

Gedenkplaats
Johan Wijs is het met hen eens: "Een mooier plekje voor de gedachtenisplaat - de naam steen is feitelijk niet juist meer - is niet wel denkbaar. Maar de plaat weegt toch altijd nog 450 Kilogram. Dat zal niet meevallen om dien knaap tegen de losse helling omhoog te krijgen(…). [Maar] de Manschap is zoo enthousiast, dat ze bereid is den steen te dragen. Twee lange sparren worden aan den steen vastgebonden - vol gens de lengterichting."

"Vier en twintig flinke Jannen zetten er hun schouders onder, de majoor "machine" kamer met evenveel vuur als de jongste milicien en de kwartiermeester sjouwt net zoo hard mee als de eenigste marinier eerste klas, die we varen. De schipper - ik ben even bang dat hij den steen alleen dragen wil - begeestert dit heele stelletje, dat het een lust is om te zien. In twee of drie stormloopen is de steen ter plaatse. "

"Terwijl de mannen op adem staan te komen klinkt van het strand in eens een kreet - de jolgasten hebben den haai hun ijshaak in zijn bast geslagen en er zijn mannetjes noodig om een handje te helpen. Geen mensch denkt meer aan den steen; allen - onze ijsloods voorop - rennen weer naar beneden. Dra ligt de haai op het strand, met bijlslagen wordt hij van zijn staart ontdaan - die later als trophee mee naar boord gaat."

Enkele bemanningsleden van de Nautilus maken een fundering en de plaat wordt achteroverhellend tegen de rots gezet. Na wat metselwerk staat de steen vast.

Hr.Ms. Nautilus gedenksteen Jan Mayen
Vlak voor de onthullingsceremonie poseerde men nog voor een foto. De officier rechts is waarschijnlijk de commandant KLTZ Van der Stad. Rechts de matrozen en korporaals en links staan de onderofficieren en officieren opgesteld. Geheel links een burger met pet, dat zou Johan Th. M. Wijs kunnen zijn, maar ook de ijsloods. Dhr. Sibinga Mulder was de enige met een camera aan boord. (Foto: Sibinga Mulder)

De volgende ochtend, 25 juli, is eindelijk het moment daar. Reporter Johan Th. M. Wijs: "Klare zonneschijnweer. Westenwind. De witte sneeuwtop van den Beerenberg kijkt over de wolken heen nieuwsgierig naar al het vreemde gedoe, dat op het oogenblik in Walrusgat bezig is te gebeuren. Motorsloep en jollen brengen de geheele equipage - uitgenomen enkelen, die noodig zijn om het schip stoomklaar te houden en er in geval van nood mee te manoeuvreeren - aan wal. Matrozen in jekker en blauwe gestreken kraag, officieren in burnou [soort mantel, JK] met sabel. Er gaat iets plechtigs gebeuren aan het verlaten ongastvrije strand, waar tegen de rots de gedenksteen staat - nu nog afgedekt met de vaderlandsche driekleur. Wij stellen ons links en rechts van het monument op. "Geeft acht!" De commandant, Overste Van der Stad, neemt het woord. "

"Met den wensch dat hun werk nooit zou vergaan en Nederland tot in lengte van dagen zich zou weten te handhaven, verwijderde de commandant de vlag van den steen - waarbij wij de hoofden ontblootten - en bracht, over de eeuwen heen die hen van ons scheiden, het militair saluut aan de zeven gemeene [gewone, JK] matrozen wier dramatisch einde ons hier bracht.

Ons, handjevol mannen, die echter wisten dat talloozen in Nederland in gedachten bij ons waren. Dank zij onze draadlooze [telegrafie, JK] wisten deze slechts enkele uren later, dat wij als hun vertegenwoordigers een eereschuld hadden afgelost. "

Gedenksteen Jan Mayen
De gedenksteen op Jan Mayen, achteroverleunend tegen een rotsblok met een stevige fundering gemaakt door de machinisten van de Nautilus. (Foto: Ministerie van Defensie)

Naar huis
"Aan boord terug hield de 1ste officier in zijn hut een instuif en wijdden wij een dronk aan het welslagen van onzen tocht. Wij waren tenslotte met zeven man, de commandant incluis, in deze hut, die niet veel grooter is dan de helft van een klein kabinet en waarin aan den wal twee personen - tenzij zij jong en verloofd waren - het direct benauwd zouden krijgen. Drie heeren zaten naast elkaar in de kooi, waaruit hun beenen bengelden. Zij deden denken aan zwaluwen op een telegraafdraad. Op stoelen en stoeltjes zaten de vier overigen. Die in de kooi spraken omlaag naar die in de stoelen, die in de stoelen omhoog naar die in de kooi. Toen tenslotte een rookgordijn het niet meer mogelijk maakte de heeren in hooger sferen duidelijk te zien, werd gelukkig gewaarschuwd dat de tafel gereed was. "

Hr.Ms. Nautilus bezocht nog enkele baaien en het radiostation. De volgende dag "Om 8 uur 40 haalde de Nautilus het anker weer op en wuifden we de Jan Mayen-boys [de mannen van het radiostation, JK] een laatst vaarwel toe."

Zondagochtend 27 juli. "De Nautilus is een heerlijk rank scheepje. Ik word in mijn kooi gewiegd als eens in de armen mijner moeder en heb dan ook geslapen rustig en vast als een klein kind. Wanneer ik 's ochtends wakker word, schijnt de zon door mijn patrijspoort en telkens denk ik, dat ik in een aquarium kijk, wanneer de poort door het rollen van het schip onder water komt. Richt ik mij op mijn elleboog op, dan zie ik met tusschenpoozen over de golven - als de poort boven water is. Wat een genot en wat een uitzicht! Wat komt een burgermensch in zijn bed aan den vasten wal toch een hoop te kort."

"Wanneer de zon schijnt door mijn patrijspoort. Dan wordt mijn scheepshut een paleis. Gaat hoog de zeegang tegen bakboord, Dan voel ik mij als in een paradijs," aldus de bijzondere verslaggever van de Tilbursche Courant Johan Th. M. Wijs.

Bronnen
- Hoo, de S. LTZ2 KMR, Gevaren op den tocht naar Jan Mayen, De Telegraaf, 21 juli 1930
- Sapiens/ Wijs, J.Th.M., Met Harer Majesteits Nautilus naar Jan Mayen, Tilburgsche Courant, van 22, 23, 25 juli, 5 t/m 9, 11 en 12 augustus 1930
- Stad, van der H.J. KLTZ, Hr.Ms. mijnenlegger Nautilus, Jaarboek van de Koninklijke Marine 1929-1930, pp 64-70


Marineschepen.nl
Contact
Over deze site
Adverteren
Blijf op de hoogte via:

Twitter

Facebook

Instagram

Copyright

Alle rechten voorbehouden.

Sinds 13 augustus 2001



Menu
Dossiers

Gerelateerde artikelen
Gedenksteen voor Jan Mayen

Zeeland vertrokken

Zeeland bij Jan Mayen