Sinds 1931 (tot het het verschijnen van dit artikel in 2017) werd over de oprichting van de Onderzeedienst in 1906 in boeken en bladen hetzelfde verhaal verteld. Uit onderzoek van Marineschepen.nl blijkt dat dit stichtingsverhaal grote en kleine fouten bevatte. In dit artikel wordt dit, op basis van ander bronnenmateriaal, eindelijk rechtgezet.
Model van de eerste Nederlandse onderzeeboot, de Luctor et Emergo ofwel Hr.Ms. O 1, in het Scheepvaartmuseum te Amsterdam. (Foto: Quistnix, Creative Commons)
De Onderzeedienst werd op 21 december 1906 opgericht. Sinds de jaren '30 wordt er bij ieder jubileum een (gewichtig) boek geschreven dat terugblikt op de Onderzeedienst. Een speciale editie van het Marineblad in 1931 en boeken in 1946, 1966, 1981 en in 2006. Dit keer moest het anders en werd Marineschepen.nl benaderd met de vraag om een aantal artikelen te schrijven in het kader van 111 jaar Nederlandse onderzeeboten.
Saillant detail -nou ja detail- is dat ieder jubileumboek vol enthousiasme of plichtmatig de oprichtingsgeschiedenis van de Onderzeedienst uitgebreid behandelt. De laatste decennia valt er geen eer meer aan te behalen, het is een beetje uitgekauwd.
De mythe
Het is wel een mooi verhaal. En het heeft wat heroïsch. Een grote onwelwillende organisatie tegen een jonge enthousiaste visionair. In het kort hoe het verhaal verteld werd: de marine had geen interesse in onderzeeboten. De scheepswerf De Schelde (nu Damen Schelde Naval Shipbuilding) te Vlissingen, zag dankzij een enthousiaste Amerikaanse onderzeebootontwerper wel in dat het onderzeebootwapen potentie had. De Schelde besloot op eigen kosten de onderzeeboot van de Amerikaanse ontwerper te bouwen om de marine te interesseren.
De marine stond een test toe, maar die mislukte vreselijk. De marine keurde de onderzeeboot af, De Schelde was teleurgesteld, de Amerikaanse bemanning droop af en de boot ging roemloos tegen de kant in Vlissingen. Wat een triest einde!
Einde? Nee want plots stond LTZ1 Paul Koster op, volgens de jubileumboeken de enige man die er wél in geloofde. Koster nam zijn eigen bemanning aan en ging trainen en trainen. Voor iedereen het wist was de boot klaar voor een herkansing. Prima zei de Schelde, sleep de boot maar weer binnendoor naar Den Helder.
Maar die Koster, onderzeebootman avant la lettre, bedacht een heimelijk plan: hij sloop volgens de jubileumboeken in het geheim uit de haven van Vlissingen en verscheen pardoes binnen een dag -ipv een week- voor de poorten van Den Helder. Hij slaagde voor de tests met de onderzeeboot met vlag en wimpel. Een held! Eind goed, al goed.
Toen schrijver dezes aan de slag ging met dit oprichtingsverhaal om de pagina van Hr.Ms. O 1 wat body te geven, kwamen er al snel onregelmatigheden bovendrijven. Niet in de jubileumboeken, die zijn het roerend met elkaar eens. Maar in de kranten van die tijd. Al snel bleek: het oprichtingsverhaal wordt al sinds 1931 verkeerd verteld.
Daarom nu het verhaal met gebruik van de bronnen uit de media.
Wat er aan vooraf ging
Toen in 1906 de Koninklijke Marine de eerste Nederlandse onderzeeboot in dienst stelde, was het onderzeebootwapen niet nieuw. Tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog in 1864 was een onderzeeboot er al in geslaagd een marineschip tot zinken te brengen. Een jaar eerder had de Franse marine haar eerste onderzeeboot in dienst gesteld. In 1885 werd de Griekse onderzeedienst opgericht en in 1886 stelde de Ottomaanse marine haar eerste onderzeeboot in dienst. Meer landen raakten geïnteresseerd en ook de Nederlandse pers kreeg lucht van het nieuwe wapen, maar een Nederlandse onderzeeboot zou nog even op zich laten wachten.
Op 20 december 1864 verscheen, voor zover bekend, het eerste artikel in een Nederlandstalig dagblad over onderzeeboten. Het Utrechts provinciaal en stedelijk dagblad beschreef de proeven van "eene torpedoboot genaamd, die onderzeesche vuurwerken tot vernieling van vijandelijke schepen werpt."1
In de jaren daarna volgden vele berichten en uitgebreide reportages over onderzeeboten in de Nederlandse dagbladen. Over het algemeen was het Nederlandse journaille onder de indruk van de potentie van het nieuwe wapen. Het Bataviaasch handelsblad op 9 oktober 1886: "De onderzeesche torpedobooten vormen ontegenzeggelijk een der belangrijkste elementen van den onderzeeschen krijg, welke eenmaal geroepen zal zijn om een voorname rol te spelen in de zeeoorlogen der toekomst."2
Wat in de berichtgeving in die periode de meeste aandacht kreeg was de slagkracht van het nieuwe onderzeese wapen, terwijl de boot onzichtbaar bleef. Behalve de nieuwe technologieën waren het uiteraard ook de vele vreselijke ongelukken waar veel over geschreven werd.
De ontwikkelingen gingen echter snel en rond 1900 werd de onderzeeboot steeds minder gezien als experimenteel wapen. Ook in Nederland rees vaker de vraag of de onderzeeboot geschikt was voor de Koninklijke Marine. Omdat de onderzeeboot in de beginjaren gezien werd als een verdedigingswapen tegen aanvallen op de kust, paste het wapen ogenschijnlijk goed bij de marine. Want de marine werd destijds vooral gezien als kustverdedigingsorganisatie. Toch reageerde men in politiek Den Haag lang enigszins terughoudend. Deels omdat er weinig budget was voor de marine. Daarnaast was de onderzeeboottechnologie nog niet volwassen tot rond 1900 duidelijke verbeteringen werden aangebracht.
In 1901 werd in Nederland de eerste stap gezet naar de eerste onderzeeboot. Scheepswerf De Schelde werd benaderd door oud-marineofficier C.H. van Asperen, contactpersoon van de Amerikaanse onderzeebootontwerper John Philip Holland. De Schelde was geïnteresseerd en besloot na lange onderhandelingen en onderzoek om zelf een onderzeeboot te bouwen naar het ontwerp van de Electric Boat Company, waar Holland inmiddels weg was.3
Het was een moedige stap van De Schelde, maar een sprong in het diepe was het niet helemaal. Al in augustus 1902 was de minister van Marine volgens het Algemeen Handelsblad namelijk voornemens om gelden voor een onderzeesche torpedoboot op de begroting van 1902/ 1903 aan te vragen.4
Dat gebeurde nog niet. Een jaar later, in mei 1903, voerde de minister van Marine naar eigen zeggen gesprekken met de Koninklijke Maatschappij De Schelde over de bouw van een onderzeeboot voor Nederland. "Van uitstel van aankoop voor onbepaalden tijd, door het stellen van te hooge eischen, is geen sprake; maar voldoende waarborg moet er zijn voor de deugdelijkheid van zulk een kostbare onderzeesche boot,"5 aldus de minister van Marine vice-admiraal Kruys.
In juli 1903 verscheen een uitgebreidere verklaring in de media, waaruit bleek dat de marine nog steeds in overleg was met De Schelde. De marine had aangegeven aan welke proeven een onderzeeboot moest worden onderworpen, omdat alleen tests zouden bewijzen wat een onderzeeboot echt kan. De minister was in ieder geval "ten volle overtuigd van de grootte waarde, die eene bruikbare onderzeesche boot voor onze defensie zou hebben. Maar aan den anderen kant zou hij het geheel onverantwoord achten voor zulk eene boot eene belangrijke som gelds aan te vragen, zonder voldoenden waarborg dat het vaartuig ten minste aan bescheiden eischen zal beantwoorden (…)"6
Een paar maanden later was men eruit en een belangrijke som geld werd aangevraagd: voor de Marinebegroting 1904 werd 430.000 gulden gereserveerd voor de onderzeeboot inclusief de proeven. Daarna volgde nog wel enige discussie in de pers, sommigen vonden het te veel geld en anderen vonden dat het besluit sneller genomen kon worden. Over het algemeen zag iedereen wel in dat de onderzeeboot een waardevolle toevoeging zou zijn.
Paul Koster was de eerste Nederlandse commandant van de Luctor et Emergo. De geschiedschrijving over de oprichting van de Onderzeedienst is voor een belangrijk deel gebaseerd op zijn artikel in het Marineblad van 1931 (volgnummer 7). (Foto: Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH))
De test: uitstel
De Koninklijke Maatschappij De Schelde begon in mei 1904 met de bouw van de eerste Nederlandse onderzeeboot, onder toeziend oog van twee Amerikaanse ingenieurs. Vanuit de marine was LTZ1 Paul Koster gedetacheerd bij De Schelde. Koster moest na indienststelling de eerste commandant worden van de onderzeeboot. Op 8 juli 1905 werd het bootje te water gelaten. Al snel werd begonnen met de werfproeftochten en die werden met interesse gevolgd. Bijvoorbeeld op 30 augustus door niemand minder dan koningin Wilhelmina en prins Hendrik toen zij een kort bezoek brachten aan Vlissingen in verband met de thuiskomst van een eskader marineschepen uit Nederlands-Indië. Het koninklijk paar zag vanaf Hr.Ms. Utrecht hoe de onderzeeboot zich in slecht weer staande wist te houden, volgens velen was de onderzeeboot zeewaardiger dan torpedoboten.7 Een maand later werd in het Marinedok in Vlissingen een duikproef gehouden waarbij de onderzeeboot een half uur op de bodem bleef liggen, alvorens de boot weer boven water kwam.8
De onderzeesche torpedoboot had nog geen naam, dat veranderde op 11 oktober 1905, de boot werd "Luctor et Emergo", ik worstel en kom boven, genoemd.9 De Luctor et Emergo ging verder met proefvaren met een Amerikaanse bemanning en gaf eind november een indrukwekkende demonstratie voor de kust van Vlissingen aan marine-autoriteiten en leden van de Tweede Kamer.
Succesvolle demonstratie of niet, de echte tests moesten plaatsvinden in Den Helder. De marine had een hele lijst van eisen en opdrachten voor de Luctor et Emergo. Die moesten echter geen al te groot probleem vormen, want tijdens proefvaarten in Zeeuwse wateren had de onderzeeboot al laten zien te kunnen voldoen aan veel van de eisen.
Op 30 november 1905 vertrok de Luctor et Emergo naar Den Helder. De boot werd over rivieren en kanalen via Amsterdam gesleept naar de marinehaven en deed er zeven dagen over. Toen de Luctor op woensdag 13 december begon aan de proeven waar zo lang naar toe gewerkt was, was het weer de spelbreker: mist en hoge golven. De proef van 12 uur lang aan de oppervlakte varen werd afgebroken omdat de bemanning zeeziek was. Donderdag voer de onderzeeboot in de mist voorbij de doelschijf waar een torpedo op gelanceerd had moeten worden. De duurproef werd die dag opnieuw afgebroken in verband met zeeziekte.
Uiteindelijk werd besloten om de proeven te staken. Volgens het Algemeen Handelsblad omdat gebleken is "dat de voortzetting van het vrij uitgebreide programma in de Noordzee, in den winter, met veel bezwaren gepaard ging."10
Van een mislukking was geen sprake. De boot had in Den Helder aan veel eisen voldaan, behalve de duurproef. Die duurproef werd overigens niet alleen gestaakt vanwege de zeeziekte van de Amerikaanse bemanning, maar ook omdat de Amerikanen er tegen opzagen om in de slechte weersomstandigheden langer in het onbekende zeegebied bij Den Helder te varen. De proeftocht werd uitgesteld tot het voorjaar.11
De Luctor et Emergo tijdens een proefvaart in 1905. Proefvaart met in de sloep LTZ1 Paul Koster, de Amerikaanse ingenieur Hay en verder Marten, Zusje en De Booy. (Foto: NIMH)
Drama?
Het is interessant om bovenstaand beeld uit de kranten van toen te vergelijken met de geschiedschrijving later. De jubileumboeken van de Onderzeedienst lijken zich te baseren op vooral het verhaal van Paul Koster zelf, dat in 1931 ter ere van 25 jaar Onderzeedienst in de jubileumeditie van het Marineblad verscheen. Dat verhaal zelf klopt niet overal, maar werd bovendien op sommige punten door latere auteurs verkeerd geïntepreteerd.
Terug naar de uitgestelde proeftocht. Deze was volgens de latere geschiedschrijving niet uitgesteld, maar mislukt. Volgens Koster zelf waren de Amerikanen geen zeelui, maar ook het weer werkte niet mee, "de Luctor kwam niet door zijn examen en werd langs denzelfden weg binnen door naar Vlissingen teruggebracht." Koster hield zich intussen bezig met inventaris van de Torpedodienst en met de oprichting van de vereniging Onze Vloot, terwijl de "Luctor in Vlissingen lag te wachten op de ontknooping van het drama." Verder verhaalde Koster over de ontmoeting met de directeur van De Schelde, Jos van Raalte. Van Raalte was volgens Koster teleurgesteld dat de onderzeeboot niet kon voldoen aan de gestelde eisen, maar Koster overtuigde Van Raalte dat het wel mogelijk was. Koster kreeg toestemming om met een eigen bemanning, bestaande uit Marinepersoneel en werkvolk van De Schelde, de "Luctor aan een tweede maal aan de contractueele eischen te onderwerpen."12
Help je Marineschepen.nl?
Met jouw donatie kan Marineschepen.nl -onafhankelijk- nieuws- en achtergronden blijven publiceren.
Of scan deze QR-code met je telefoon.
Meer info over donaties aan Marineschepen.nl lees je op de donatiepagina.
Toen 35 jaar later ter gelegenheid van 60 jaar Onderzeedienst LTZ1 J.J. Leeflang het verhaal optekende van de Luctor et Emergo, werd het artikel van Koster gebruikt als basis. Maar niet helemaal correct. Volgens Leeflang was de commissie niet tevreden over de prestaties van de onderzeeboot tijdens de proeven, gaf de Amerikaanse commandant "er de brui aan" na de proeven en lag de Luctor et Emergo eenzaam te wachten".
In 2006 schreef Alan Lemmers in Klaar voor Onderwater ter gelegenheid van 100 jaar Onderzeedienst: "Of het nu lag aan de Amerikaanse bemanning of aan het barre decemberweer, de resultaten bleven ver onder de maat. Kort daarop werd de boot weer binnendoor naar Vlissingen teruggebracht. De directie van de Vlissingse werf was diep teleurgesteld en beschuldigde de Amerikanen van onkunde, nonchalance en plichtsverzuim. De Amerikaanse koopvaardijkapitein die het bevel had gevoerd werd door zijn maatschappij ontslagen, de overigen keerden naar huis terug. Eenzaam en werkeloos bleef de Luctor et Emergo in de Vlissingse haven achter. Er was echter één persoon wiens vertrouwen in het vaartuig niet aan het wankelen was gebracht: luitenant ter zee Koster."13
Als het echt zo'n drama was geweest en de Luctor afgeschreven in Vlissingen lag, waarom spraken de kranten dan van uitstel van de proeven en voortzetting in het voorjaar en terugkeer van de Amerikaanse bemanning in april?
Dat de onderzeeboot op dat moment werkloos tegen de kant werd gelegd, is te begrijpen: de bemanning was na de tests teruggekeerd naar Amerika, om in april weer in Nederland te arriveren voor de voortzetting van de proef.14
Of het echt uitzichtloos was, of "een drama" zoals Koster zei, is maar de vraag. Van meet af aan was duidelijk dat de proeven slechts waren uitgesteld tot het voorjaar. De hoop was niet opgegeven en de boot werd niet afgeschreven.
Hr.Ms. O 1 in Den Helder. (Foto: Koninklijke Marine/ NIMH)
Hoe stiekem was die reis naar Den Helder?
In maart 1906 werd de draad dan ook weer opgepakt. De Luctor et Emergo ging het dok in voor aanpassingen en koos weer zee. Dit keer onder leiding van Koster met zijn eigen bemanning, die hij in een paar maanden klaarstoomde voor de uitgestelde proeven.
Eenmaal gereed was het tijd om naar Den Helder te gaan. Volgens Koster in 1931 werd hem toen voorgesteld om zich weer te laten slepen, binnendoor over rivieren en kanalen, naar 'Nieuwediep'. Daar voelde Koster echter niets voor. Leeflang schreef in 1966: "Doch Koster heeft het drieste plan gereed om buitenom naar het hoge noorden te gaan. Heimelijk wordt dit uitgewerkt en de boot gaat 'na enig voorbereidend werk waarover hoe minder gesproken hoe beter' buitenom naar Den Helder zonder enige moeilijkheden te ondervinden."15 Piet Jalhay nam dat in Nederlandse Onderzeedienst 75-jaar over. In 2006 was dit heldenverhaal verder opgeblazen: "(…) maar de vermetele Koster glipte op 10 juli 1906 stiekem het Vlissingse zeegat uit (…)"16
Van heimelijk en stiekem was echter absoluut geen sprake. Het idee om buitenom te gaan stond namelijk al twee weken in het Algemeen Handelsblad: "men [is] voornemens de boot onder eigen kracht en zonder geleide buitenom naar Den Helder te brengen"17 , tegelijkertijd brachten ook de Middelburgsche Courant, De Telegraaf, Haagse Courant, Provinciale Drentsche en Asser courant, Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant en het Venloosch nieuwsblad dit nieuws.
Sterker nog, het Algemeen Handelsblad mocht een redacteur mee laten varen tijdens de reis naar Den Helder. De redacteur, J.F., berichtte er in twee uitgebreide reportages over in de dagen erna.
Half juli vingen de proeven van de Luctor et Emergo aan, terwijl de commissie van de marine de onderzeeboot vanaf de sleepboot Titan scherp in de gaten hield en -toen al- de Mercuur (een torpedotransportstoomboot) de onderzeeboot assisteerde. De Luctor slaagde er in om drie uur onder water te blijven en 26 mijl af te leggen, ook de lanceerproeven met torpedo's later die week verliepen gunstig. Een storing aan de voortstuwing leek roet in het eten te gooien, maar na reparaties in Den Helder werden alle resterende tests met goed gevolg afgesloten. Op 31 juli kwam vanuit Den Helder het signaal: proef gelukt, aan alle eisen is voldaan.18
De Luctor et Emergo kreeg een kleine maand na de indienststelling, op 19 januari 1907, de naam "onderzee-torpedoboot I". Tot op heden werd gedacht dat dit een andere (tijdelijke) naam was. Later kreeg de boot de naam Hr.Ms. O 1. (Bron: NIMH)
Aanschaf
De aanschaf van de onderzeeboot was echter niet meteen geregeld, de Eerste en Tweede Kamer moesten er nog hun goedkeuring aan geven. Dat zorgde voor analyses in de pers en dat leverde een visionair artikel in de Nieuwe Groninger Courant op, dat door vele andere dagbladen werd overgenomen: "Een feit is 't dat wij, kleine Staat en over betrekkelijk beperkte middelen beschikkende, onmogelijk tegen de groote zeemogendheden op kunnen in 't aanbouwen van slagschepen; onze grootste oorlogsvaartuigen zijn nog maar speelgoed in vergelijking met de monsters van Engeland, Amerika, Duitschland, Frankrijk, Rusland, Japan, enz. In dit opzicht met andere marines te willen wedijveren, is voor ons een onbegonnen werk. Doch iets anders is 't met onderzeesche scheepjes (…)" (…) "De wetenschap van alle mogendheden, die ons zouden kunnen aanvallen, dat wij met deze onderzeesche scheepjes de wacht houden, zal op den duur onze beste verdediging ter zee zijn."19 Door bezuinigingen en de focus van de marine op grote oppervlakteschepen, werd de rol van de onderzeeboot in de decennia daarna kleiner in de verdediging van Nederlands-Indië tegen Japan dan mogelijk was, volgens maritiem historicus dr. Jaap Anten.20
Zonder problemen werd de aanschaf van de Luctor et Emergo goedgekeurd door het parlement. De prijs bedroeg 430.000 gulden, plus 7.000 voor de opleiding van personeel.
Het Algemeen Handelsblad schreef dat in de Eerste Kamer nog enige zorgen waren na de recente dodelijke ongelukken met Franse en Britse onderzeeboten, maar: "Vrij algemeen was men van gevoelen, dat het bezit van een dergelijk wapen, mits door uitnemende krachten gehanteerd, voor een klein land als het onze van groot gewicht is."21
Daarmee was de eerste onderzeeboot voor de Koninklijke Marine een feit, de Luctor et Emergo werd in het najaar van 1906 naar Den Helder gevaren en op 21 december 1906 in dienst gesteld.22 Dat gebeurde volgens de latere commandant Jhr. G.L. Schorer "geruischloos", en wel op de Rijkswerf.
Van 1 februari 1907 t/m 9 februari 1907 werd met de nieuwe onderzeeboot geoefend onder leiding van de commandant Koster. Op 1 maart 1907 werd LTZOC Schorer commandant van de boot23, die toen overigens geen Luctor et Emergo meer heette.
De Luctor et Emergo had namelijk een kleine maand na de indienststelling, op 19 januari 1907, de naam "onderzee-torpedoboot I" gekregen.24 Overigens hanteert vrijwel ieder jubileumboek een andere eerste naam. Koster sprak van "Onderzeeboot numero 1", Leeflang in 1966 van "onderzeese torpedoboot 1", Jalhay in 1981 van "Hr.Ms. Onderzeesche torpedoboot 1" en Lemmers in 2006 over "Onderzeesche torpedoboot no. 1".
Lang werd die eerste naam overigens niet gebruikt, de naam werd later voorgoed gewijzigd in Hr.Ms. O 1, de eerste van 63 onderzeeboten die in de afgelopen 111 jaar voor de Koninklijke Marine zijn gebouwd en/ of in dienst zijn geweest bij de marine.
Bronnen
- Marineblad jrg 46, 1931 [volgno 7] (speciale editie ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de Onderzeedienst, JK)
- Veertig jaren Onderzeedienst 1906-1946, Scheltens & Giltay (Amsterdam, 1947)
- Waning van, C.J.W., Leeflang van, J.J., Nabbe, F.L.M., De Nederlandse Onderzeedienst 1906-1966, Zuid-Hollandsche Uitgevers Maatschappij (Den Haag, 1966)
- Jalhay, P.C., Nederlandse Onderzeedienst-75 jaar, De Boer Maritiem (Bussum, 1982)
- Snouck Hurgronje, R.A., e.a., Klaar voor onder water. Honderd jaar Nederlandse onderzeeboten, Aprilis (Zaltbommel, 2006)
Noten 1. "LONDEN, 18 december.". "Utrechtsch provinciaal en stedel?k dagblad : algemeen advertentie-blad". Utrecht, 20-12-1864. Geraadpleegd op Delpher 2. "Sprokkelingen op het gebied van nieuwigheden en uitvindingen. (Verzameld voor het Bataviaasch Handelsblad.) A. INHOUD: De onderzeesche torpedobooten.- De photographic in dienst der onderzeevaart.- De onderzeesche oorlogstactiek der toekomst.". "Bataviaasch handelsblad". Batavia, 09-10-1886. Geraadpleegd op Delpher 3. Snouck Hurgronje, R.A., e.a., Klaar voor onder water. Honderd jaar Nederlandse onderzeeboten (Zaltbommel: Aprilis, 2006) 4. "Oudstrijders.". "Algemeen Handelsblad". Amsterdam, 26-08-1902. Geraadpleegd op Delpher 5. "Begroot-na, van Marine 1903.". "Algemeen Handelsblad". Amsterdam, 21-05-1903. Geraadpleegd op Delpher 6. "De Nederlandsche Marine. Grepen uit de ministerieele toelichtung op de begrooting van marine. Uit de officieele stukken.". "Soerabaijasch handelsblad". Soerabaja, 02-07-1903. Geraadpleegd op Delpher 7. "Het Vorstelijk echtpaar te Vlissingen." "Middelburgsche courant" Middelburg, 30 augustus 1905. Geraadpleegd op Krantenbank Zeeland 8. "Vlissingen, 29 Sept." "Vlissingse Courant" Vlissingen, 30 september 1905. Geraadpleegd op Krantenbank Zeeland 9. "Vlissingen, 11 Oct." "Vlissingse Courant" Vlissingen, 12 oktober 1905. Geraadpleegd op Krantenbank Zeeland 10. "Onderzeesche boot." "Algemeen Handelsblad". Amsterdam, 20-12-1905. Geraadpleegd op Delpher 11. "DE "LUCTOR ET EMERGO". "Middelburgsche courant". Middelburg, 29-12-1905. Geraadpleegd op Delpher 12. Marineblad jrg 46, 1931 [volgno 7]. Geraadpleegd op Delpher 13. Snouck Hurgronje, R.A., e.a., pagina 18. 14. "Verschillende Berichten.". "Middelburgsche courant". Middelburg, 22-12-1905. Geraadpleegd op Delpher 15. Waning van, C.J.W., Leeflang van, J.J., Nabbe, F.L.M., De Nederlandse Onderzeedienst 1906-1966, Zuid-Hollandsche Uitgevers Maatschappij (Den Haag, 1966), pagina 90 16. Snouck Hurgronje, R.A., e.a., pagina 18. 17. "ZEE- EN LANDMACHT.". "Algemeen Handelsblad". Amsterdam, 27-06-1906. Geraadpleegd op Delpher
18. "Een gelukte proef.". "Nieuwsblad van het Noorden". Groningen, 01-08-1906. Geraadpleegd op Delpher 19. "Middelburg 6 Augustus. Sprokkelingen". "Middelburgsche courant". Middelburg, 07-08-1906. Geraadpleegd op Delpher 20. Anten, J., De Slag in de Javazee die niet plaatsvond, Marineblad, februari 2017, 22-27 21. "Eerste Kamer. Afdeelingsverslagen. Onderzeeboot.". "Algemeen Handelsblad". Amsterdam, 09-11-1906. Geraadpleegd op Delpher 22. Jaarboekje Koninklijke Marine 1906/ 1907, Nederlands Instituut voor Militaire Historie 23. Jaarboekje Koninklijke Marine 1906/ 1907, Nederlands Instituut voor Militaire Historie 24. Besluit Departement van Marine, dossier Hr.Ms. O 1, collectie NIMH, Den Haag