Na de successen in Nederland en Griekenland, richt Naval Group zijn pijlen op Noorwegen. Een delegatie van de Franse werf was eind juni in Oslo om het FDI-fregat aan te prijzen. Dat meldde de Noorse technniekwebsite Teknisk Ukeblad gisteren. Noorwegen wil nog voor het einde van dit decennium beginnen met de vervanging van de huidige Fridtjof Nansenklasse fregatten door vijf nieuwe. Ook de Nederlandse ASW-fregatten doen mee in de race.
Model van de FDI voor de Griekse marine op de Griekse defensiebeurs DEFEA in 2021. (Foto: Jaime Karremann/ Marineschepen.nl)
Dat Noorwegen vijf nieuwe fregatten wil, is al langer bekend. De Fridtjof Nansenklasse is op leeftijd, bovendien is een van de schepen gezonken. Dit jaar is het project in een stroomversnelling geraakt en is de Noorse Defensie begonnen aan de conceptfase waarin onder andere de eisen moeten worden beschreven.
Vervolgstappen worden op korte termijn verwacht, want Noorwegen heeft haast. Het land wil vanaf 2029 al een eerste fregat hebben ter vervanging van de huidige fregatten, om te voorkomen dat er nog veel geld in de door het Spaanse Navantia gebouwde schepen moet worden gestoken. De keuze voor een snelle vervanging heeft gevolgen voor de keuzemogelijkheden van de Noorse krijgsmacht. Noorse bedrijven hebben zich verenigd om kleinere Noorse marineschepen vrijwel volledig in Noorwegen te bouwen, maar voor fregatten is dat nu niet mogelijk. Net als de onderzeeboten, waarvan er zes bij het Duitse tkMS worden besteld, zullen de fregatten uit het buitenland moeten komen.
Volgens een marktonderzoek van TU zijn er zes ontwerpen die kans maken: Type 26 (UK, BAE Systems), F126 (Duitsland, Damen), Constellation (VS, Fincantieri), F-110 (Spanje, Navantia), ASWF (Nederland, COMMIT/Damen) en FDI (Frankrijk, Naval Group). De Noorse Defensie liet TU weten dat zij bij elf landen informatie hebben opgevraagd.
FDI aangeboden
Een delegatie van Naval Group heeft zich inderdaad gemeld, zo schrijft TU. Naval Group stelt de FDI-fregatten voor. En dat is niet gek want de Franse Defensie liet juist middelgrote fregatten ontwikkelen om op de exportmarkt beter de concurrentie aan te kunnen gaan. En FDI is volgens de Fransen een schip dat al snel kan worden geleverd, de werf in Lorient kan twee schepen per jaar bouwen. De schepen worden op dit moment immers al gebouwd: vijf voor Frankrijk en drie voor de Grieken.
De FDI-fregatten van Griekenland en Frankrijk wijken iets af van elkaar. De Griekse schepen, waar Athene ruim 3 miljard euro voor betaalde, zijn het zwaarst bewapend. Deze schepen hebben een verticale lanceerinrichting met 32 cellen voor Aster 15 en Aster 30-raketten. Tegenover TU benadrukken de Fransen dat de kwaliteiten van de schepen op gebied van onderzeebootbestrijding en luchtverdediging liggen. De FDI's zouden door de omgekeerde boeg minder goed op radar te zien zijn en ingericht zijn om met vliegende drones te opereren. Ook zegt Naval Group samen te willen werken met de Noorse industrie.
De voor huidige begrippen compacte fregatten hebben een lengte van 122 meter en een waterverplaatsing van 4.460 ton.
Illustratie van Griekse FDI-fregatten, die in Lorient gebouwd worden door Naval Group. Deze Griekse varianten hebben 32 verticale lanceercellen voor raketten (in plaats van 16 voor de Franse) en 8 kruisvluchtwapens. De Nederlandse en Belgische ASW-fregatten een vergelijkbare capaciteit. (Beeld: Fincantieri)
Zware concurrent
De FDI's zijn de kleinste op het lijstje van TU, maar dat zegt niets over de kans die zij maken. Natuurlijk heeft Duitsland al goede banden met Noorwegen dankzij onderzeeboten en wil (net als de huidige Noorse fregatten) hun toekomstige F127 voorzien van het Amerikaanse AEGIS. Maar die F127 volgt pas in de jaren dertig. De F126 is helemaal ingericht op de Duitse wensen van nog voor oorlog in Europa: groot en comfortabel maar lichtbewapend. Fincantieri heeft met de Noorse werf Vard een Noorse troef in handen, maar de Constellationklasse kent in de VS ernstige ontwerpproblemen door de vele aanpassingen.
Illustratie van het ASW-fregat. (Beeld: Defensie)
De Nederlandse Defensie heeft ook gesprekken gevoerd in Noorwegen over de ASW-fregatten. Deze onderzeebootbestrijdingsfregatten zijn niet ontworpen voor export en vooral als vervanger bedoeld van de M-fregatten binnen een marine met luchtverdedigingsfregatten. De luchtverdedigingscapaciteit door de 16 lanceercellen (dus 64 ESSM-raketten dankzij quadpack-mogelijkheid van ESSM) is onderwerp van kritiek. Toch waren de reacties in Noorwegen naar verluidt positief.
Ook FDI heeft z'n tekortkomingen. Het aantal lanceercellen is bijvoorbeeld heel beperkt, zeker omdat de raketten niet per vier in een cel kunnen. Vanuit Griekenland klinkt voorzichtige kritiek en blijven Griekse vervolgorders uit. Ook is het eerste Franse fregat vertraagd. Maar Naval Group verliest niet vaak een aanbesteding en heeft als semi-staatsbedrijf de Franse overheid als salesorganisatie achter zich. Schepen die voor de Franse marine in aanbouw zijn kunnen bijvoorbeeld snel verkocht worden aan een ander land (zie de eerste FREMM voor Egypte) en ook op het financiële vlak zijn er vaak meer mogelijkheden dan beursgenoteerde bedrijven hebben.
Niet alleen de Fransen kunnen de optie bieden om versneld te leveren door een in aanbouw zijnd schip te verkopen. Het Britse BAE Systems probeert dat ook, maar is een commercieel bedrijf en moet de marine zien te overtuigen. BAE Systems biedt, samen met het Britse ministerie van Defensie, de Type 26 aan. Dit is een groot onderzeebootbestrijdingsfregat van 7.700 ton met maar liefst 72 verticale lanceercellen, waar meer dan twintig schepen (ook voor Australië en Canada) van gebouwd worden.
Northern Naval Capability Cooperation
Een Franse deelname aan een competitie in Scaninavië zou niet helemaal nieuw zijn. In 2016 deed Naval Group al kortstondig mee met de Noorse onderzeebootaanbesteding, maar die aanbesteding werd stopgezet door Oslo omdat de Noren een 'overheid naar overheid'-samenwerking met Duitsland wilden. De situatie is nu anders, Naval Group heeft in Europa meer successen behaald. Zo wist Naval Group met verschillende scheepstypes aanbestedingen in Roemenië (korvetten, inmiddels geannuleerd), Griekenland (fregatten) en Nederland (onderzeeboten) te winnen. Uiteraard bouwt Naval Group ook de mijnenbestrijdingsvaartuigen voor België en Nederland.
Vanuit het oogpunt van het initatief Northern Naval Capability Cooperation (NNCC) is deelname van Navantia, Fincantieri en vooral Naval Group aan de Noorse competitie extra interessant. Dit programma werd op initiatief van de Nederlandse en Zweedse defensieorganisaties opgestart om de marineindustrie in het noordelijk deel van Europa te behouden en ervoor te zorgen dat de industrie beter op kan boksen tegen bedrijven die deels of volledig in handen zijn van de staat (zoals Navantia, Fincantieri en Naval Group). Denemarken, Duitsland, Finland, Nederland, Noorwegen en Zweden ondertekenden eind 2023 een samenwerkingsovereenkomst.
NNCC kreeg in Noord-Europa echter al diverse tegenvallers te verwerken. Zo slaagden Nederland en Duitsland er niet in om samen nieuwe Nederlands-Duitse fregatten (vervanging van LC-fregatten en F127) te ontwikkelen. Verder zagen de Noord-Europese werven Saab en tkMS de opdracht voor de bouw van nieuwe Nederlandse onderzeeboten naar Naval Group gaan.
Het NNCC-programma, waarvan gehoopt werd dat het misschien wel zou leiden tot een Noord-Europees basisontwerp van schepen, moest zich sinds de oprichting steeds aanpassen. De focus ligt nu op bijvoorbeeld meer op seabed security, onbemande en laagbemande systemen, en maritieme data en AI.
De fregattencompetitie in Noorwegen is desondanks een nieuwe graadmeter van de Noord-Europese samenwerking. Een samenwerking die binnen het NNCC-forum serieus wordt opgepakt, maar daarbuiten maar moeizaam vorm krijgt.
Auteur: Jaime Karremann Jaime is oprichter van Marineschepen.nl en heeft meer dan 1.500 artikelen geschreven over uiteenlopende marine-onderwerpen. In 2017 gaf hij zijn non-fictieboek In het diepste geheim uit en later onderzeebootthriller Orka. Voor Jaime fulltime met deze site aan de slag ging, werkte hij ruim 12 jaar bij de marine, waarvan het grootste deel in een burgerfunctie. Jaime studeerde Communicatie in Groningen.