Zr.Ms. Van Speijk ligt sinds de zomer van 2021 werkloos tegen de kant in de Nieuwe Haven. Niet omdat er op zee niets te doen is, maar vanwege "ernstig personeelstekort" zo schreef Defensie destijds. Het M-fregat gaat echter weer uit conservatie worden gehaald.
Artist impression van de Blacksword Barracuda die Defensie heeft geselecteerd. (Beeld: Naval Group)
Dat de marine plannen heeft om de Van Speijk weer varende te krijgen, is op zich geen nieuws. Commandant Zeestrijdkrachten VADM René Tas zei dat in een interview eind 2022 al tegen Marineschepen.nl. Maar het bleef lang stil rond het M-fregat. Een van de redenen is dat het personeelstekort niet is afgenomen. Een andere reden is dat een schip dat eenmaal in conservatie ligt, niet eenvoudig weer terug in de vaart te nemen is.
De marine heeft vorig jaar bedrijven uit de marine-industrie benaderd om samen met de Directie Materiële Instandhouding (DMI) werkzaamheden uit te voeren om het schip weer geschikt voor zee te maken.
Ook blijkt uit gesprekken die Marineschepen.nl heeft gevoerd met verschillende Nederlandse bedrijven, dat nog helemaal niet vaststaat of Nederlandse bedrijven een rol krijgen aan boord van de onderzeeboten.
Ondertussen is het juist Defensie dat in de Tweede Kamer een pleidooi heeft gehouden voor de waarde van het behouden van kennis en werk in eigen land voor bovenwaterschepen. Over de Nederlandse fregatten werd gezegd dat Nederland dit "slimmer en goedkoper" kan dan andere landen.
Het is niet stil rond het dossier omdat er geen vragen meer zijn (vanuit de Tweede Kamer zijn er tweehonderd gesteld), maar informatie is schaars. Defensie wil vrijwel niets kwijt over de zaak. Medewerkers van de materieelorganisatie COMMIT hebben een geheimhoudingsverklaring moeten tekenen, bovenop de geheimhouding die ze al hadden.
Toch sijpelt informatie langzaam naar buiten, zeker nu de datum waarop het geplande debat over onderzeeboten dichterbij komt.
'Ik zou een nader gesprek willen'
Het prijsverschil van anderhalf miljard euro dat EW noemde, is niet bevestigd door Defensie. Naval Group heeft in een reactie gezegd dat het bedrijf de "beste boot voor de beste prijs" wilde aanbieden, maar dat het verder niets kan zeggen over de prijs zelf.
Een prijsverschil van 25 procent is niet eenvoudig te verklaren. Zeker niet omdat de Franse ontwerpers nog veel tijd nodig hebben voor een ontwerp, de voor Nederland voorziene versie wijkt namelijk sterk af van de Franse nucleaire boot en de (geannuleerde) Australische dieselelektrische variant. Daar komt bij dat een deel van de systemen nog ontwikkeld moet worden, zoals de elektromotor voor deze grote onderzeeboot. En een deel van de systemen is hetzelfde: MK 48 torpedo's en Tomahawk kruisvluchtwapens. Ook de lonen liggen in Frankrijk niet lager dan in Nederland en Zweden.
Aan de andere kant is de vraag of Naval Group onder de prijs is gedoken of dat Saab en Damen juist erg duur zijn. Damen heeft in het algemeen geen reputatie duur te zijn, zo onderschrijft Defensie zelf (zie verderop in dit artikel).
Een verklaring voor een deel van het prijsverschil zou, volgens een bron kunnen zijn, dat de financiële eisen die Defensie stelde, de kosten enorm opstuwden. Dat zou vooral gevolgen hebben gehad voor de werven Saab en tkMS.
"Voor je hier iets over kan zeggen, moet je eerst heel goed weten wat er is aangeboden", zegt Carel Prins. Prins was werkzaam bij de Rotterdamsche Droogdok Maatschappij (RDM), betrokken bij het ontwerp van de Moray-onderzeeboot en de pogingen om deze aan Nederland en het buitenland te verkopen.
"Als het allemaal gaat over het bedrag onderaan de streep, zonder verder te weten wat dat inhoudelijk voorstelt, is het wat kort door de bocht. Het kan zijn dat het bedrag in het Franse aanbod 1,5 miljard lager ligt, maar dat zegt natuurlijk niks."
"In de tijd van de Moray was ik betrokken bij de aanbieding aan Indonesië", zegt Prins. "Een concurrent bood beduidend lager dan wij konden. Maar ik zag de aanbieding en zag allerlei aanhangsels: als je een tweede periscoop wil hebben, dan komt er zoveel bij en als je dit of dat wil hebben komt er zoveel bij."
"Het kan zijn dat dit aanbod vol zit met Franse componenten en dat als die vervangen moeten worden door een ander product, dat dan de prijs omhoog gaat."
"Voor de Moray", gaat Prins verder, "kregen we van verschillende leveranciers aanbiedingen voor een CMS [combat management systeem, software om met de boot te kunnen vechten]. Eén aanbieding was twee keer duurder dan de andere. Nadere analyse leerde dat er enorme lagen van elektronische modellen en analysemethoden in zaten, waardoor het een heel duur en ingewikkeld systeem werd."
"Dus wat betekent een lager bedrag? Ik weet het niet. Als ik zulke prijsverschillen zou hebben in een aanbieding, zou ik een nader gesprek willen met de aanbieders. Dit vraagt toch wel om een gedetailleerde opsplitsing van de prijs."
Volgens Prins moet het niet gaan om de aanschafprijs, maar de totale prijs van de boot. "Stel dat een boot in aanschaf duurder is, maar is ontworpen met het oog op onderhoud, kan het best zijn dat die boot uiteindelijk een stuk goedkoper is. Terwijl je bij die boot met een lagere aanschafprijs eerst 26 leidingen en kabels moet afbreken, voor je bij een pomp kan voor reparatie."
Logo's van Nederlandse bedrijven die volgens Naval Group zijn betrokken bij de Franse onderzeeboten. (Beeld: Naval Group)
Deelname Nederlandse bedrijven?
"Ik geloof best dat het Franse voorstel geen slechte boot zal zijn", vervolgt Prins, "en dat de Fransen goede onderzeeboten kunnen bouwen. Maar het gaat er mij om hoeveel Nederlandse bedrijven echt meewerken aan het ontwerp."
"Mijn grote zorg is dat Nederlandse bedrijven niet betrokken zullen zijn bij het ontwerp van die Franse boot. Want als je niet meedenkt, doe je het niet goed. Het product is ingewikkeld genoeg om dingen over het hoofd te zien. Ook voor mensen die er verstand van hebben. Als je er helemaal geen invloed op hebt, weet je ook niet wat je krijgt."
Nederland stelde geen minimale eis aan de participatie door de Nederlandse industrie, zo liet een bron Marineschepen.nl weten en dat bleek ook uit de woorden van demissionair minister van Economische Zaken en Klimaat Micky Adriaansens tijdens het debat van 13 maart. Later zei Adriaansens blij te zijn met de keuze voor Naval Group; er zouden honderden miljoenen naar Nederlandse bedrijven gaan en later "echt miljarden".
Naval Group presenteerde vrij kort na de gunning een overzicht van Nederlandse bedrijven die mee zouden werken aan de onderzeeboot. Maar dat het logo van deze bedrijven wordt getoond, betekent nog niet dat zij een contract hebben met de Franse werf. Naval Group zegt na vragen van Marineschepen.nl over of er al contracten zijn getekend, dat de "samenwerking met de NL DTIB [Nederlandse industrie] essentieel is voor het realiseren van de benodigde strategische autonomie. We hebben het geluk gehad dat we onze bestaande banden met de NL DTIB konden benutten en nieuwe banden konden aangaan voor het Nederlandse onderzeebootprogramma, inclusief met prominente DUKC-leden [bedrijven uit de Nederlandse onderzeebootbouwindustrie]. Hierdoor zullen in Nederland sleuteltechnologieën worden ontwikkeld, zoals het Integrated Platform Management System, specifieke geluidsreducerende materialen en innovatieve detectieapparatuur."
De bedrijven die Marineschepen.nl sprak, hebben echter nog geen contract en moeten offertes indienen. Willen zij werk krijgen, dan moeten zij verkozen worden boven de bestaande leveranciers of afdelingen van Naval Group zelf. Er is dus nog geen zekerheid of deze bedrijven daadwerkelijk een rol gaan spelen bij de ontwikkeling van de boten. Dat ligt uiteindelijk in de handen van Naval Group.
De stemming verschilt per bedrijf, want de drie werven hadden ieder hun eigen aanpak. Waar de een meer werk verwacht te krijgen bij Naval Group, had Saab in een ander Nederlands bedrijf juist meer interesse getoond. Bij het Zweedse bedrijf zouden zeker twee bedrijven wel werk krijgen na gunning, zonder dat zij nog een offerte hoefden in te dienen, blijkt uit gesprekken met Nederlandse bedrijven. De bedrijven die door Naval Group zijn aangemerkt, zijn positief en hebben goede hoop.
De mogelijkheid dat de Nederlandse industrie met alleen 'kruimels' achterblijft, zoals enkele jaren terug werd besproken is er echter nog steeds.
Twintig jaar
Naval Group heeft, zoals uit de woorden van minister Adriaansens blijkt plannen om van de ongeveer 5 miljard euro die de boten kosten (exclusief de risicoreservering) voor "honderden miljoenen euro's" aan werk te gunnen aan Nederlandse bedrijven. Dat betekent nog niet dat al het werk te maken heeft met onderzeeboten. Binnen die samenwerkingsovereenkomst, de ICA, staat het de winnende werf vrij om een Nederlands bedrijf opdrachten te geven die ook buiten het onderzeebootdomein liggen. Het is aan de werf om een plan in te dienen.
Ook voor de bedrijven die een voorkeurspositie genieten, is nog niet zeker wat ze precies gaan. Als een Nederlands bedrijf betrokken wordt, kan dat betekenen dat zij diep in het ontwerp mogen duiken, maar in het slechtste scenario krijgen ze alleen relatief simpele klusjes waar zij zelf niet wijzer van worden. Ook in de voorbeelden die Naval Group noemt, zijn tal van gradaties mogelijk.
Volgens Adriaansens zijn aan de ICA harde juridische eisen verbonden om de winnende werf te houden aan het overeengekomen plan. Een belemmering is echter de looptijd van de ICA: twintig jaar, zo liet Defensie weten na vragen van Marineschepen.nl. Of het plan daadwerkelijk wordt uitgevoerd, moet blijken in de periode 2024 - 2044. Een dergelijk lange looptijd, heeft als gevolg dat een werf lastig aan de afspraken gehouden kan worden.
Gevolgen voor de prijs?
Nederlandse bedrijven moeten dus offertes indienen, maar er is dus in het Franse voorstel al wel een prijs genoemd. Volgens Carel Prins kan het invoegen van deze Nederlandse bedrijven in het ontwerp hogere kosten met zich meebrengen. Dat kan, zo denkt Prins, gevolgen hebben voor de uiteindelijke prijs.
Maar het zou, volgens Prins, niet moeten gaan om de economische aspecten. Prins: "Het onderhoudscontract is gescheiden van de het contract van de aankoop. Dat klinkt wel simpeler, maar als je niet betrokken bent bij het ontwerp en overleg hebt gehad met je eigen onderhoudsafdelingen van de marine, dan kan je weleens voor problemen komen te staan. Dus of er nou laswerk of iets anders naar Nederland zou komen, vind ik minder interessant dan de vraag of onze industrie en kennisinstituten betrokken worden bij het ontwerp."
Onder water anders dan boven water?
Fragmenten uit de Technische Briefing van 3 april. Drie vertegenwoordigers van Defensie leggen uit dat de Nederlandse industrie met Defensie slimmer en goedkoper bouwt dan in andere landen. (Beeld: Tweede Kamer)
Defensie koopt een boot in het buitenland, heeft weinig invloed op het ontwerp en laat aan de markt over of Nederlandse bedrijven kunnen meedenken. Het is precies wat vertegenwoordigers van Defensie zelf op 3 april 2024 afraadden in de Tweede Kamer.
Natuurlijk ging de technische briefing destijds over de Amfibische Transportschepen en de vervanging van de Luchtverdedigings- en Commandofregatten. Oppervlakteschepen dus, waar Nederland nu een industrie voor heeft. Maar deze argumenten golden niet zo lang geleden ook voor de onderzeeboten en hoewel de onderzeebootindustrie in Nederland niet meer zo breed is, zijn oppervlakteschepen en onderzeeboten geen parallelle werelden. Het is onduidelijk waarom, gelet op het betoog van Defensie, Defensie niet streeft naar een situatie die voor onderzeeboten vergelijkbaar is met oppervlakteschepen.
Na een vraag van Jimme Nordkamp (GL-PvdA) legden de drie Defensie-experts uit waarom er niet gekozen is om fregatten in het buitenland te kopen. "Op basis van onze brede industriële kennis en de technologische kennis die er in Nederland is, bij zowel de Nederlandse industrie als bij onze kenniscentra, zien wij dat wij dat toch wel iets slimmer en goedkoper dan andere landen [zijn]", zei commodore Harold Boekholt, directeur Projecten COMMIT. "Als wij voor een standaard Engels of Amerikaans schip gaan, zouden we duurder uit komen, of hebben we een gelijke prijs met mindere capaciteit als we bijvoorbeeld naar de Franse toepassingen kijken op dit gebied."
KTZ George Pastoor, hoofd afdeling maritiem optreden van de directie Plannen, voegde daar aan toe dat als je een ander Combat Management Systeem aanschaft, dat gevolgen heeft. Nu heeft Defensie dat zelf in huis (ook voor onderzeeboten). Nu kunnen aanpassingen volgens Pastoor binnen een paar weken worden doorgevoerd, bij een commercieel CMS zou dat een half jaar of een jaar kunnen duren voor met het aanpassen gestart kan worden.
Volgens Maarten van Meurs, senior adviseur materieel vindt Defensie het "belangrijk om die kennis en technologie zelf te hebben. Voor verbeteringen op korte termijn en voor moderniseringen op lange termijn. [Zodat] we daar onze eigen autonomie in kunnen bewaken."
Op 19 april stelde de Tweede Kamer tweehonderd vragen, deze moest Defensie op 10 mei beantwoorden. Naar verwachting gebeurt dat deze week.
Auteur: Jaime Karremann Jaime is oprichter van Marineschepen.nl en heeft meer dan 1.500 artikelen geschreven over uiteenlopende marine-onderwerpen. In 2017 gaf hij zijn non-fictieboek In het diepste geheim uit en later onderzeebootthriller Orka. Voor Jaime fulltime met deze site aan de slag ging, werkte hij ruim 12 jaar bij de marine, waarvan het grootste deel in een burgerfunctie. Jaime studeerde Communicatie in Groningen.