Door: Ron van Maanen Bericht geplaatst: 22-06-2015 | Laatst aangepast: 22-06-2015
Afgelopen donderdag werd in Vlissingen de expositie "Luctor et Emergo - Vlissingse onderzeeboot historie" geopend. Met de tentoonstelling blikt Damen Schelde Naval Shipbuilding, in het onlangs gerestaureerde hoofdkantoor, terug op de Vlissingse onderzeebootgeschiedenis.
De expositie is iedere woensdagmiddag te bezichtigen in het fraaie, pas gerenoveerde hoofdkantoor van Damen Schelde Naval Shipbuilding in Vlissingen. (Foto: Damen Schelde Naval Shipbuilding)
Oud-onderzeebootcommandant en premier Piet de Jong opende op symbolische wijze de expositie door een knop in te drukken op een torpedoafvuurpaneel, suggererend een torpedo af te vuren. De aanleiding voor deze expositie was het besluit van Damen Schelde Naval Shipbuilding om samen met het Zweedse Saab zich te presenteren als potentiële kandidaat voor de nieuwbouworder voor de vervanging van de huidige Warusklasse onderzeeboten. Hierover is in de afgelopen tijd genoeg geschreven, wat de gelegenheid biedt om in de historie van de Vlissinge onderzeebootbouw te duiken.
Na het welkomstwoord van directeur Van Ameijden van Damen Schelde Naval Shipbuilding, volgde een interessante lezing van dr. Tobias van Gent. Van Gent legde aan het met aandacht luisterende publiek het verschil uit tussen een duikboot en een onderzeeboot en schetste in grote lijnen de 'duikboot'geschiedenis vanaf Cornelis Drebbel. Samengevat deed een duikboot voornamelijk dienst boven water, was de bovenwatersnelheid hoger dan onder water, was er een dekbewapening bestaande uit kanons en/ of mitrailleurs en werd alleen gedoken voor een aanval of om zelf aan een aanval te ontkomen. Een onderzeeboot daarentegen doet nagenoeg de gehele tijd dienst onder water, beschikt niet meer over dekbewapening, is onder water sneller dan daarboven en wordt meer en meer ingezet voor speciale missies als inlichtingen verzamelen en transporteren en ondersteunen van speciale eenheden als mariniers.
Piet de Jong (100) hier tijdens de opening, voer ooit zelf nog op Vlissingse onderzeeboten. (Foto: Damen Schelde Naval Shipbuilding)
Hoe het in Vlissingen begon
Eind negentiende eeuw begon de Koninklijke Marine meer en meer geïnteresseerd te raken in het fenomeen duikboten. De toenmalige minister van marine trachtte via zijn ambtscollega van buitenlandse zaken onder meer informatie te verkrijgen uit de Verenigde Staten. Hierbij had hij met name de Electric Boat Company en de hier aan verbonden uitvinder John Phillip Holland op het oog. Het juiste tijdstip was nog niet aangebroken en er vond geen aankoop plaats.
Via de voormalige marineofficier Van Asperen werd echter contact gelegd met de Kon.Mij. De Schelde. Deze scheepswerf trachtte eerst zelfs Holland in dienst te nemen, maar moest uiteindelijk genoegen nemen met het in licentie mogen bouwen van een Holland-duikboot. Dit werd voor eigen risico gedaan al waren er afspraken met het departement van marine dat wanneer de testen goed werden afgelegd, de Koninklijke Marine haar zou overnemen.
De eerste Nederlandse onderzeeboot Luctor et Emero ("Ik worstel en kom boven"), in dienst gesteld als Hr.Ms. Onderzeesche torpedoboot no. 1, en later Hr.Ms. O1. De foto werd gemaakt rond 1906. (Bron: GAV KMS T513.1620)
Op 1 juni 1904 werd de kiel gelegd van de Luctor et Emergo en een jaar later werd zij op 8 juli te water gelaten. Ondanks de aanwezigheid van Amerikaanse experts en zeelieden mislukten de eerste tests. Slechts dankzij de volharding van de Nederlandse marineofficier Paul Koster (overigens een jaargenoot van Van Asperen!) voldeed de duikboot en op 21 december 1906 werd zij in dienst gesteld als de O 1. Dit moment wordt ook gezien als oprichtingsdatum van de Onderzeedienst, al bestond die nog niet en waren de boten de eerste jaren onderdeel van de veel oudere Torpedodienst. De eerste jaren waren de duiboten in Vlissingen gevestigd. Pas begin jaren twintig was zij geheel overgebracht naar Den Helder, waar de inmiddels zelfstandige Onderzeedienst sinds 1919 kantoor hield.
Vanaf 1904 werden in totaal 20 duikboten door de Kon.Mij. De Schelde gebouwd, waarmee zij de grootste duikbootbouwer voor de Koninklijke Marine werd -maatschappij Fijenoord te Rotterdam bouwde ze ook. De Schelde bouwde slechts één duikboot voor buitenlandse rekening, namelijk de Poolse Orzel. Na de Tweede Wereldoorlog werden geen onderzeeboten meer gebouwd in Vlissingen al was de werf met name bij de 3-cilinder onderzeeboten nog intensief betrokken bij de ontwikkeling van dit type.
De huidige onderzeeboten van de Walrusklasse zijn gebouwd bij de Rotterdamsche Droogdok Maatschappij (RDM).
Hr.Ms. O22 in één van de droogdokken op het Eiland te Vlissingen in 1940. (Bron: GAV FA 12602)
De drie delen van de expositie
De expositie valt in feite in 3 delen uiteen, te weten de volledige lijn van de gebouwde boten, vier boten waaraan meer aandacht wordt besteed en als laatste de ontwikkelingen na de Tweede Wereldoorlog tot heden. Om dit alles in beeld te brengen wordt gebruikt gemaakt van unieke foto's, (bouw)tekeningen, filmpjes en modellen van een aantal duik- en onderzeeboten. Bij het laatste werd veel medewerking verleend door het Marinemuseum te Den Helder, de Traditiekamer Onderzeedienst, Ministerie van Defensie en het Marinemuseum in Gdansk, Polen. Verder is ook een model van de AIP Stirling motor van de A26 onderzeeboot van Saab te bewonderen.
Het eerste gedeelte van de expositie toont alle gebouwde duikboten. Op een enkele uitzondering na is gebruik gemaakt van foto's die tijdens de bouw zijn gemaakt. De zwart-wit foto's zijn soms ware stillevens en van hoge beeldkwaliteit. In eerste instantie werd gebruikt van een door Electric Boat Company ontwikkeld ontwerp, later van het Whitehead-Hay ontwerp. Vanaf de jaren twintig begon de Koninklijke Marine haar eigen onderzeeboten te ontwerpen. De onderzeeboot mijnenlegger die door De Schelde zelf is ontworpen, heeft het nooit verder gebracht dan de tekentafel en modellen op ware grootte.
Het tweede gedeelte gaat in op een viertal boten. Nu is een keuze altijd persoonsgebonden, de opening wees uit dat geen van de belangstellenden hiermee geen vrede had. Vanzelfsprekend komt de O1 aan bod, verder de K 1 als zijnde eerste boot gebouwd om dienst te doen in het voormalige Nederlands-Indië, Hr.Ms. O13 als zijnde de laatste onderzeeboot die verloren ging bij de Tweede Wereldoorlog en nog steeds niet is teruggevonden, en tot slot de Poolse Orzel. De nog altijd vermiste Orzel heeft in Polen een heldenstatus.
Van elk van deze vier boten is een model tentoongesteld. Dankzij de speciale tentoonstellingsmeubelen is het mogelijk een filmpje van de tewaterlating van de Orzel te zien, terwijl onder een glasplaat met verlichting een bouwtekening ter grootte van 2 bij 90 centimeter wordt getoond. Ook bij de K 1 en O 13 worden op deze wijze bouwtekeningen getoond. Samen met foto's en computer graphic images kan men zich een goed beeld vormen van hoe de boot er uitzag.
Een tekening van een Driecilinder door Nevesbu voor Frankrijk. (Bron: Nevesbu, foto: Ron van Maanen)
Het derde en laatste deel van de tentoonstelling gaat in op het Nederlandse onderzeebootwapen na de Tweede Wereldoorlog. In Vlissingen werden geen onderzeeboten meer gebouwd, maar dat betekende niet dat men langs de zijlijn stond. Met name bij de ontwikkeling van de 3-cilinder onderzeeboten speelde men een grote rol. De voormalige Schelde-ingenieur Gunning, later verbonden aan ontwerpbureau Nevesbu, was de grote man in wat een uniek concept zou worden. De Koninklijke Marine die sinds de jaren twintig zelf de duikboten ontwierp was in een 'strijd' gewikkeld over hoe de nieuwe onderzeeboot er moest komen uit te zien. Het resultaat is vandaag de dag nog te zien bij het Marinemuseum te Den Helder waar de Tonijn als museumschip op het droge ligt.
De 3-clinders zijn alleen bij de Nederlandse marine in gebruik geweest, al waren ook andere landen geïnteresseerd.
Op de tentoonstelling is door middel van een zestal pentekeningen een aantal fasen van de ontwikkeling van dit ontwerp in beeld gebracht en waarbij bij een aantal nog steeds sprake is van traditionele dekbewapening. Bij de expositie werd onder de titel 20.000 mijlen onder zee een rijk geïllustreerde en fraai vormgegeven publicatie uitgebracht. Hierin wordt de Vlissingse onderzeebootbouw geschetst en naast de foto's gebruikt voor de expositie, ook andere getoond.
Bezoeken
De expositie is t/m 29 juli iedere woensdagmiddag open voor publiek tussen 13:00 en 17:00 uur. De locatie is het fraaie, pas gerenoveerde hoofdkantoor van Damen Schelde Naval Shipbuilding aan de Glacisstraat 165 te Vlissingen. Toegang is gratis.