De strijd om het bouwcontract van zes tot twaalf nieuwe Australische onderzeeboten neemt toe. Drie scheepswerven zijn nog in de race en in 2016 zal Australië de bouwer aanwijzen. De voorstellen moeten voor eind november zijn ingeleverd.
Impressie van de Shortfin Barracuda Block 1A. (Foto: DCNS)
Terwijl het rond de vervanging van de Nederlandse Walrusklasse nog zorgelijk stil blijft, heeft het Australische SEA1000 vaart gekregen. Het grootste defensieproject in de Australische geschiedenis, ter waarde van 32 miljard Euro, moet vanaf 2025 zes tot twaalf nieuwe onderzeeboten opleveren.
Eerder dit jaar werd bekend dat het Zweedse Saab Kockums was afgevallen. De drie overgebleven partijen uit Frankrijk, Duitsland en Japan moeten uiterlijk 30 november aan de Australiërs laten zien wat hun plannen zijn. Begin 2016 zal bekend worden gemaakt welke twee voorstellen overblijven en halverwege komend jaar wordt de definitieve keuze gemaakt.
In aanloop naar de finale gaan de marketingmachines van de drie partijen in een hogere versnelling en tegelijkertijd komt steeds meer informatie naar buiten over de voorstellen.
Japan deelt nieuwste snufjes
Het onbekendste voorstel is wel dat van Kawasaki Heavy Industries en Mitsubishi Heavy Industries, gebaseerd op de Soryuklasse onderzeeboten. Japan bleef door de exportbeperkingen van militair materieel op veel gebieden een gesloten land. De recente koerswijziging van Japan op dit vlak, heeft ertoe geleid dat het land nu mee kan doen in de strijd om de Australische onderzeeboten. De Japanse onderzeeboottechnologie bleef voor buitenstaanders onbekend.
Dat was tot vorige maand ook een van de belangrijkste vragen: zal Japan wel alle technologie delen met Australië? In oktober werd die vraag beantwoord door een Japanse delegatie in Australië, die verklaarde dat alle technologie aan Australië wordt overgedragen. Volgens Australische media is dat inclusief geavanceerde lastechnieken (lassen van hoge rekgrensstaal is namelijk erg moeilijk), zeer geheime "stealth technologie", integratie van wapens en sensoren in het combat managementsysteem.
Ook zou de Japanse batterijtechnologie worden gedeeld en dat is voor Australië interessant, want die technologie is een goed bewaard geheim. Veel landen zijn erg benieuwd welke oplossing Japan heeft gevonden om de lithium ion batterijen geschikt te maken voor onderzeeboten, zodat de oude loodaccu's en een veeleisend Air Independent Propulsion (AIP) vervangen kunnen worden door deze veel krachtigere energiebron.
Daarnaast zou Japan volgens Australische media een nieuw snuiversysteem hebben ontwikkeld dat zelfs tijdens een typhoon blijft functioneren. Een dieselelektrische onderzeeboot kan door de snuivermast -een soort snorkel- op te steken onder water de diesels laten draaien zodat de batterijen worden opgeladen. Dat systeem werkt al bijna honderd jaar zo, maar overkomende golven zorgen ervoor dat vacuüm wordt gezogen. Dat is niet goed voor de diesels en voor de druk op de oren van de bemanningsleden.
Een Soryuklasse onderzeeboot die in 2010 van de helling gleed. (Foto: Japanse marine)
Bouw in Australië
De Japanse delegatie maakte bovendien bekend dat training van Australisch werfpersoneel in Japan bij het voorstel hoort. Ook zou een mock-up worden gemaakt van de te bouwen onderzeeboten om eventuele onvolkomenheden in het ontwerp nog aan te passen. Ook voor de bouw van Nederlandse onderzeeboten werd een houten mock-up op ware grootte gemaakt van diverse ruimtes.
Een mock-up is ook nu belangrijk, want het voorstel van Kawasaki en Mitsubishi is een aanpassing van een bestaand ontwerp. Zeker een deel van die aanpassingen heeft te maken met de andere eisen die Australië stelt. Zo moeten de bedden langer zijn en moeten de onderzeeboten van de Australische marine (in tegenstelling tot de Japanse) geschikt zijn voor een gemengde bemanning. Ook de kombuis moet aangepast worden op de eetgewoonten van de Australiër; de gigantische pot met rijst voor 100 personen zal in het Australische ontwerp ontbreken, zo kreeg een verslaggever van The Advertiser te horen tijdens een exclusieve tour aan boord van een Soryuklasse sub.
De echte boten worden in Australië gebouwd, belooft Japan. Al zou de eerste boot indien gewenst ook op een Japanse werf gemaakt kunnen worden.
De Collinsklasse is sinds 1996 in de vaart. (Foto: Australische marine)
Frankrijk biedt conventionele versie van nucleaire boot
De Franse werf DCNS, die deels in handen is van de Franse overheid en van het Franse Thales, heeft eveneens het voorstel ingediend. Ook de Fransen hebben een ontwerp aangeboden waarmee de Australische marine ver van huis kan opereren. Het is gebaseerd op de Barracudaklasse, de nieuwe nucleaire onderzeeboten voor de Franse marine.
De Shortfin Barracuda, zoals het aangepaste voorstel heet, is 97 meter lang en heeft een waterverplaatsing van 4.500 ton aan de oppervlakte. Daarmee is dit voorstel, net als het Japanse voorstel, groter dan de 72 meter lange en 3.100 ton zware Collinsklasse onderzeeboten.
Volgens DCNS biedt de bloedband met de Franse Barracuda als voordeel dat de Australische boten, al tijdens de bouw, kunnen meeliften op de ervaring die de Fransen dan reeds hebben. Frankrijk zegt de Australische boten steeds te kunnen opwaarderen en heeft de eerste versie Shortfin Barracuda daarom Block 1A meegegeven als toevoeging; na modernisering wordt dat 1B, etc. Op deze manier blijven de subs tot 2060 bij de tijd, aldus de Fransen.
Net als Japan, belooft Frankrijk Australië toegang tot geheime technologiën. Hier vallen ook de laatste stealth technologiën onder, door DCNS de "kroonjuwelen" van Franse onderzeebootontwerpen genoemd. Niet eerder werden die gedeeld met andere landen.
De boten kunnen zowel deels in Frankrijk en in Australië worden gebouwd, als volledig in Australië.
Ondanks de ervaring die Frankrijk heeft met het bouwen van grote onderzeeboten, is het volgens deskundigen niet de grootste kanshebber. Frankrijk heeft, net als Japan, geen ervaring met het volledig bouwen van een onderzeeboot in het buitenland en het ontwerp van de Shortfin Barracuda zou enorm moeten zijn aangepast doordat het een dieselelektrische sub is. Het zou dus net zo goed gezien kunnen worden als een volledig nieuw ontwerp, en dat brengt risico's met zich mee.
Ook de vertragingen en toenemende kosten waar DCNS mee kampte bij de bouw van de Barracuda's, was geen goede reclame.
Duitsland favoriet
Met het opstappen van premier Abbott heeft ook de theorie dat de keuze voor Japan al is gemaakt aan kracht verloren. Van het Duitse TKMS wordt veel verwacht. De Duitsers hebben veel ervaring met het bouwen van onderzeeboten, waaronder het bouwen op buitenlandse werven. Bovendien biedt TKMS de onderzeeboten aan tegen een vaste prijs.
Het Duitse ontwerp, Type 216, is al even bekend. Met een lengte van 90 meter en een waterverplaatsing van 4.000 ton doet het niet veel onder voor de andere ontwerpen. De 33 bemanningsleden hebben de beschikking over torpedo's, antischipraketten, raketten tegen landdoelen, mijnen, UAV, UUV en middelen voor special forces.
Echter, ook TKMS heeft geen ervaring met het bouwen van dit formaat onderzeeboten. Hoewel de Type 216 gebaseerd is op de Type 214, is ook dit een nieuw ontwerp. Een voordeel voor TKMS is wel dat het bekend is in Duitsland, dochterbedrijf Blohm + Voss bouwde bovendien de huidige MEKO-fregatten voor Australië.
Maar voor Australië is Duitsland ver weg en Japan een stuk dichter bij, een Australisch-Japanse samenwerking zien sommigen als een belangrijk strategisch voordeel in de regio.