Ruim een jaar geleden werd de B-brief vervanging onderzeeboten naar de Tweede Kamer verzonden. Critici plaatsten hun vraagtekens bij verschillende delen uit de brief. Inmiddels is Defensie stilletjes de D-fase begonnen, maar hoe staat het met het project en de zorgen rond de vervanging van de onderzeeboten?
INS Khanderi, een van de nieuwe Scorpène-onderzeeboten van India, tijdens een oefening eind 2020. De Scorpène is een onderzeebootontwerp (beschikbaar in verschillende varianten), ontworpen door Naval Group, en te koop als military off the shelf, maar is ook aan te passen. (Foto: Naval Group)
Dit is deel 1 in de reeks zorgen over de vervanging Walrusklasse onderzeeboten. Marineschepen.nl sprak met meerdere experts en publiceert een reeks van vijf zorgen rond het nieuwbouwproject.
Nieuwe fase, tijd voor een update
Marineschepen.nl publiceerde in december 2019 en in januari 2020 enkele artikelen naar aanleiding van de publicatie van de B-brief, de briefing in de Tweede Kamer en de zorgen van de industrie over de vervanging van het project. Inmiddels zijn we een jaar verder en is het (mede door corona en de Toeslagenaffaire) erg stil rond de vervanging van de Walrusklasse. Tijd om weer eens te peilen hoe het op dit dossier gaat.
Na de publicatie van de B-brief in 2019 zou de brief begin 2020 in de Tweede Kamer behandeld worden, waarna de D-fase had kunnen beginnen. De politieke debatten werden door corona, zomerreces, rapport van de Algemene Rekenkamer en moties min of meer dun uitgesmeerd over de periode juni-december.
Ondertussen is de D-fase in volle gang en is DMO (Defensie Materieel Organisatie) inmiddels maanden in gesprek met de drie werven: Naval Group, Saab en tkMS. In het begin van deze fase wordt met de werven gesproken over onder andere de eisen en de ontwerpen.
Marineschepen.nl sprak de afgelopen maanden met meerdere experts die dicht op het dossier zitten, op voorwaarde van anonimiteit. Aan de hand van deze gesprekken kijken we naar de punten van zorg die een jaar geleden werden genoemd.
Eerst moet opgemerkt worden dat geen van de bronnen zich negatief heeft uitgelaten over het huidige project in het algemeen, maar er zijn op bepaalde punten wel zorgen. Of het project uiteindelijk slaagt is mede afhankelijk van deze punten.
Laten we beginnen met punt één van de vijf: van de plank, ofwel military off the shelf (binnen het jargon als tegenhanger van commercial off the shelf, commerciële producten zoals pc's van de plank).
Rob de Jong, voorzitter van de Onderzeebootraad, over MOTS.
De nieuwe boot en MOTS
"Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat deze onderzeeboot ontwikkeld gaat worden. Het is een bestaande military off the shelf onderzeeboot waar aanpassingen op gedaan worden. En aanpassingen zijn iets anders, minder ingrijpend dan ontwikkelingen," zegt Rob de Jong, voorzitter van de Onderzeebootraad, in de Aletta Jacobszaal van de Tweede Kamer op 14 januari 2020.
Het is een onderwerp dat de gemoederen al lang bezig houdt. Strikt genomen is Military Off The Shelf (MOTS) een onderzeeboot uit een catalogus, maar het probleem is dat geen enkel land een onderzeeboot uit een catalogus koopt. Op z'n minst worden er, vergeleken met opties in een nieuwe auto, kleine wijzigingen gedaan zoals een andere periscoop of een andere indeling van een slaapverblijf. Meestal wordt er meer aangepast.
Voor een Nederlandse onderzeeboot moet echter veel meer worden veranderd, want de drie aanbieders hebben boten in de spreekwoordelijke catalogus voor andere doeleinden. En dan is de vraag, kan je dan nog over "MOTS met aanpassingen" spreken?
MOTS of nieuw ontwerp, wat maakt het uit?
Voor die vraag beantwoord wordt, eerst: waarom is deze discussie van belang?
Het heeft alles te maken met twee zorgen die, zij het op de achtergrond, leven bij mensen die betrokken zijn bij het project of het project volgen. Door het project te simpel te presenteren ('bestaande onderzeeboot aanpassen') is er een kans dat de buitenwereld ook een simpel project verwacht. Dat er geen kans is op vertraging, hoger uitvallende kosten of technische tegenvallers. Terwijl er bij lange projecten als deze altijd een kans bestaat dat er een tegenvaller is. Een onderzeeboot is en blijft een complex systeem.
Een andere zorg is dat het project toch kan resulteren in een boot die de Onderzeedienst niet kan gebruiken: een licht aangepaste MOTS-boot. Nu is dat op dit moment onwaarschijnlijk, want DMO heeft goed in de gaten wat er nodig is om te doen wat van een Nederlandse onderzeeboot wordt verwacht. Maar het traject is lang, de invloed van andere ministeries en departementen op het project is heel groot, en daar komt de politieke onzekerheid met verkiezingen nog eens bij, plus de (gevolgen) van corona. De woorden van Rob de Jong kunnen later tegen hem gebruikt worden: "Meneer De Jong, u zei toch 'een bestaande onderzeeboot aanpassen'? Nou, dan kiest u toch een 212CD, A26 of Scorpène uit de folder, u kiest een andere kleur, andere bekleding en we zijn klaar. Een stuk goedkoper."
Ja goedkoper, maar met die onderzeeboten kan de marine niet de langdurige operaties ver weg uitvoeren. En juist daar heeft Nederland onderzeeboten voor.
Model van het ontwerp van Saab en Damen voor de vervanger van de Walrusklasse onderzeeboten. (Foto: Jaime Karremann/ Marineschepen.nl)
Schets van het voorstel van Naval Group voor Nederland. (Beeld: Naval Group)
De 212CD E, het ontwerp van tkMS. Geen van deze drie boten is al eens ontworpen en gebouwd, zij zullen nieuwe maar ook heel veel bestaande elementen kennen. (Beeld: tkMS)
Aanpassingen zijn nodig en niet altijd eenvoudig
Dus er zijn serieuze aanpassingen noodzakelijk. Bijvoorbeeld meer diesels, meer compartimenten, meer batterijen, grotere en comfortabelere accommodatie (immers: langer van huis), meer koelkasten en voorraadruimte, een krachtigere luchtonafhankelijke voortstuwing (AIP), en afhankelijk van het bestaande ontwerp ook een voorziening om te opereren met drones, en mogelijk meer ruimte om met special forces te opereren. Dit zijn aanpassingen die genoemde bestaande ontwerpen naar de grootte van een Walrusklasse-achtige onderzeeboot brengen.
Die aanpassingen hebben een behoorlijke impact op een ontwerp dat al af is, waarin alle systemen en onderdelen al op elkaar zijn afgestemd. Een ogenschijnlijk kleine aanpassing kan complexe gevolgen hebben.
Een onderzeebootontwerp moet volledig in balans zijn. Letterlijk ook. Want een onderzeeboot moet ongeveer even zwaar zijn als zeewater. Dus maak je de slaapverblijven heel groot, dan wordt het ontwerp lichter en dat moet gecompenseerd worden. Zelfde met meer batterijen, die zijn heel zwaar, ook dat moet gecompenseerd worden (bijvoorbeeld met slaapverblijven). Ook de locatie is belangrijk, want de boot moet in de lengte en ook in de breedte in balans zijn. Slaapverblijven achterin, batterijen voorin? Helt de boot naar voren. Drinkwatertanks aan bakboord en brandstoftanks stuurboord? Helt de boot naar bakboord. Alles kan gecorrigeerd worden met lood, en dat moet uiteindelijk ook, maar wel het liefst zo min mogelijk. Normaliter vind je de batterijen daarom bijvoorbeeld altijd onderin in het midden.
Even een ruimte groter maken en verplaatsen heeft dus gevolgen voor de gewichtsbalans. Een soortgelijke balans moet er zijn op gebied van warmte (die kan niet eenvoudig afgevoerd worden) en energie als er bijvoorbeeld servers, computers, sensoren, ovens en magnetrons worden toegevoegd.
Niet alleen die balans moet zorgvuldig worden bewaakt, het moet ook passen. Een bestaand ontwerp kan langer gemaakt worden, zolang de verhouding lengte-breedte maar binnen zekere grenzen blijft. Een onderzeeboot die een lengte-breedte verhouding van meer dan 12 heeft, is erg lang en heeft minder goede manoeuvreereigenschappen. De Walrusklasse zit op 8,1 en is relatief kort en dik.
Je kan de boot natuurlijk ook dikker maken om er meer in te proppen, dus een grotere diameter, maar bij een grotere diameter moet er veel opnieuw worden getekend: kabels, leidingen moeten verplaatst worden. Is er meer vloeroppervlak? Kan er een dek bij?
Zoek de verschillen. Van de buitenkant lijken ze erg op elkaar, maar het zijn toch echt grotendeels andere onderzeeboten. Boven Hr.Ms. Zwaardvis (1972) en onder Zr.Ms. Zeeleeuw (1990, Walrusklasse) tijdens de proefvaart. (Foto's: Koninklijke Marine/ NIMH)
Verwachtingsmanagement
Al met al zal het resultaat voor Nederland waarschijnlijk een onderzeeboot zijn die groter is dan de Walrusklasse, een boot van rond de 3.000 ton. Een boot die geen van de aanbieders in de catalogus heeft, maar voor een belangrijk deel is samengesteld met bestaande deeloplossingen. Zie de voorstellen die tkMS en Saab-Damen de afgelopen jaren hebben gepresenteerd. Dat is geen probleem, als dat tenminste ook de verwachting is bij iedereen.
Zolang duidelijk is dat het meer is dan een bestaande boot even aanpassen én zolang duidelijk is dat het niet gaat om een nieuw ontwerp, is het geen punt. Een nieuw ontwerp, dat is namelijk een ontwerp dat niet eerder is gemaakt en dus de enorme risico's met zich meebrengt. Dat is bijvoorbeeld een drone die de taken van een Walrusklasse onderzeeboot zou moeten overnemen.
Geen MOTS, of nieuw ontwerp, maar mix-ontwerp
De meeste experts die Marineschepen.nl heeft gesproken erkennen dat de marine geen MOTS onderzeeboot zoekt, maar ook geen nieuw ontwerp. De Jong krijgt in dat opzicht gelijk: er wordt geen onderzeeboot ontwikkeld. De gebruikte technologieën zullen waarschijnlijk bijna allemaal volwassen (genoeg) zijn.
Ook de huidige Walrusklasse is geen nieuw ontwerp, maar een ontwerp dat deels rechtstreeks voort kwam uit de Zwaardvis (voortstuwingsconcept, batterijen, rompvorm), deels geëvolueerd is (indeling, boegbuiskamer en torpedobuizen) en deels nieuw ontwikkeld moest worden (drukhuid, stuurautomaat, automatisering machinekamer). Dat is niet anders bij de M-fregatten die voortkomen uit de S-fregatten, en waar een mix van bestaande (kanon, LW-08 radar), geëvolueerde elementen (rompvorm, VLS) en innovatie (daglicht commandocentrale met touchscreens) in zitten.
Sinds de totstandkoming van de Walrusklasse ziet de wereld er op technologiegebied totaal anders uit. Was het toen nog onmogelijk om een deel van een onderzeeboot in een computer na te bouwen, tegenwoordig kan je in virtual reality door een nog te bouwen boot lopen. Ook is er veel meer mogelijk met simulaties en zijn daardoor de risico's veel kleiner.
Belangrijk is echter dat de verwachting die bij de buitenwacht wordt gewekt overeenkomt met de plannen, en dat het proces ook ruimte biedt voor een 'mix-ontwerp'. Is die ruimte er niet, en is er later ruimte in het project nodig om het ontwerp op delen te vernieuwen, voor innovaties, etc. dan gaat het echt geld kosten. Of die ruimte er is, dat is nog wel een punt van zorg. De C-fase (voor ontwikkeling) wordt overgeslagen, er wordt immers niets nieuws ontwikkeld, maar de tijd tussen de geplande gunning in 2022 en eerste oplevering in 2028 is onvoorstelbaar krap.