In het gebouw van de Tweede Kamer werd gisteren de eerste stap in het politieke traject van de vervanging van de Walrusklasse gezet. De Vaste Kamercommissie van Defensie liet zich uitvoerig informeren door deskundigen uit binnen- en buitenland. Het leverde geen nieuwe informatie op over de onderzeebootplannen, maar wel over de kennis en de interesse van de heren en dames politici.
Een onderzeeboot in de Tweede Kamer. Het model van MARIN, de BB-1, is een testmodel voor een hydrodynamische onderzeeboot zonder de bekende druppelvorm. (Foto: Jaime Karremann/ Marineschepen.nl)
Veel en complex
In dik zes uur tijd werden bijna 80 vragen aan 14 deskundigen gesteld. Het resultaat zal geen verrassing zijn: het werd een oceaan aan informatie. Wat mogelijk voor een paar Kamerleden wél een verrassing was, was de enorme complexiteit van het dossier. En dan niet zozeer op gebied van budgetten en planningshorizons, maar wel op technologisch vlak. Dat maakt onvermijdelijk deel uit van onderzeeboten en dus werd in antwoorden kleine inkijkjes gegeven in bijvoorbeeld sonartechnologie, zout- en temperatuurlagen, under ice capability en hydrodynamica.
Er werden veel goede vragen gesteld door de Kamerleden, maar waar soms een half uur aan uitleg benodigd was, was er vaak slechts een paar minuten voor een antwoord beschikbaar.
Eerste schermutselingen
Voor de Vaste Kamercommissie was de hoorzitting een eerste formele stap in dit dossier, maar ook de industrie en overheden uit binnen- en buitenland konden voor het eerst in het openbaar hun verhaal doen.
Natuurlijk lieten de afgevaardigden van TNO en het MARIN niet na om te benadrukken hoe belangrijk hun organisaties zijn voor onderzeebootbouw. Opvallend was echter ook de eerste internationale wrijving binnen dit dossier.
Zo pleitten zowel de Duitse KTZ Faltin als de Zweedse SBN Olsson voor internationale samenwerking met Nederland. Olsson verklaarde dat de Zweedse onderzeebootbouw een strategische partner nodig heeft om toekomstbestendig te blijven. Faltin, tevens voorzitter van de kennissamenwerking voor landen met onderzeeboten genaamd Conventional Submarine Round Table, zei groot voorstander te zijn van zoveel mogelijk identieke boten.
Maar toen Olsson gevraagd werd waarom Zweden geen deel uitmaakt van de Duitse Round Table antwoorde hij dat Zweden daar geen interesse in heeft omdat die Round Table in zijn ogen niet meer dan een gebruikersconferentie van onderzeeboten van TKMS is. Dit tot grote irritatie van Faltin, die dat ten stelligste ontkende.
De redenen om te pleiten voor internationale samenwerking kwamen blijkbaar niet overeen.
Welke partners?
Eén van de belangrijkste voorwaarden die het Ministerie van Defensie zelf noemde in het kader van vervanging Walrusklasse is internationale samenwerking. Vervanging kan alleen met één of meerdere partnerlanden, zo zegt Defensie.
Tijdens de eerste briefings werd daar ook bij stil gestaan en uitgelegd dat internationale samenwerking op tal van niveaus kan. Van alleen het delen van kennis en het samen oefenen tot het gezamenlijk bestellen en opereren van één type onderzeeboot.
Generaal-majoor (KLu) Eric Schevenhoven voegde daar aan toe dat Defensie het liefst zo intensief mogelijk met andere landen wil samenwerken. "Maar, dat hangt wel af van de mogelijkheden tot samenwerken," zo zei hij.
Al snel bleek weer dat internationale samenwerking niet zo makkelijk is. Samenwerking met de partner die de laatste jaren het vaakst werd genoemd, Noorwegen, lijkt al erg moeilijk, zo bleek uit de woorden van Schevenhoven. Nederland is nog in gesprek met Noorwegen legde de luchtmachtgeneraal uit, maar Noorwegen heeft geen interesse in een onderzeeboot die ver van huis kan opereren. Zij blijven zich richten op kleine onderzeeboten voor de wateren ten westen en noorden van Noorwegen. "De belangen op gebied van echte expeditionaire inzet divergeren en daar in hebben we elkaar nog niet gevonden."
Veel meer andere opties zijn er niet. Ook Zweden en Duitsland blijven zich richten op hun kustwateren (de Oostzee) en Duitsland heeft bovendien net nieuwe onderzeeboten aangeschaft.
Samenwerking met Australië en Canada, twee landen met wel expeditionaire onderzeeboten, is ook lastig. Australië is op zoek naar een veel grotere onderzeeboot die bovendien veel duurder is dan waar Nederland aan denkt. Canada gaat de huidige Victoriaklasse waarschijnlijk eerst moderniseren en vervanging is nog niet aan de orde, volgens Schevenhoven.
Vanzelfsprekend zijn de UK, VS en Frankrijk geen optie omdat zij alleen nucleaire onderzeeboten hebben.
Verrast reageerde Vuijk (VVD): "U zei dat alle opties open stonden, maar als u het lijstje langs loopt, zijn er geen meer over. U vinkt alles af."
Internationale samenwerking
Als Nederland er toch in slaagt om internationaal samen te werken, hadden de deskundigen een aantal adviezen. De Noorse Olav Knutsen van FFI (vergelijkbaar met TNO), wees op de twee problemen bij internationale samenwerking: het verschil in strategische cultuur en het gebrek aan vertrouwen. Volgens Knutsen zijn de verschillen in de Nederlandse en Noorse strategische culturen duidelijk merkbaar: expeditionair vs regionaal. Die verschillen zouden volgens hem wel overwonnen kunnen worden door meer wederzijds vertrouwen.
Bas Buchner (MARIN), maar ook KTZ Faltin, pleitte voor een beperkt aantal internationale samenwerkingspartners. "Teveel eisen van verschillende partners, is niet goed voor het project," legde Buchner uit na de vraag van Ronald Vuijk (VVD) over wat de les was van de samenwerking rond de sterk vertraagde NH-90 helikopter.
Over of je dezelfde boot moet hebben verschilden Buchner en Faltin van mening. Faltin legde uit dat de samenwerking tussen Italië en Duitsland juist zo goed verloopt doordat zij met vrijwel identieke boten varen.
Maar er speelt meer bij internationale samenwerking, zo bleek uit de woorden van de Zweedse schout-bij-nacht (SBN) b.d. Olsson over het gezamenlijk ontwikkelen van boten. Dat is volgens de Zweed beter dan van de plank kopen: "Je moet bijvoorbeeld met een boot van de plank terug naar de bouwer en je hebt dan minder controle over kosten en de aanpassingen, bijvoorbeeld bij een modernisering. Bovendien wil je van sommige signaturen van je onderzeeboot niet, dat wie dan ook daar iets van weet. Behalve dan je strategische partner."
Belang voor de MIVD
Het verzamelen van inlichtingen is één van de taken van een onderzeeboot en na vragen van Kamerleden legde directeur MIVD SBN Pieter Bindt het belang van onderzeeboten uit als inlichtingenplatform: "Als iemand zich onbespied waant, doet hij dingen die hij anders niet zou doen. Zoals wapens lanceren. Bepaalde radarfrequenties gebruiken of wapens lanceren doen Nederlandse oppervlakteschepen ook niet als zij weten dat iemand meekijkt." Van zo'n lancering kan een onderzeeboot inlichtingen verzamelen.
"Drones, vliegtuigen en zeker schepen zijn te zien. De banen van satellieten zijn bekend." Bovendien, voegde Bindt toe: "zijn onderzeeboten de enige platformen die gecorreleerd diverse inlichtingen kunnen verzamelen. Het gaat dan om akoestische inlichtingen, radioverkeer, radar én visueel samen."
Hierdoor kan tegelijk gekeken worden naar activiteiten, capaciteiten en intenties; iets waar de MIVD zeer in geïnteresseerd is.
Op de vraag van Fritsma (PVV) om voorbeelden te noemen van succesvolle inlichtingenoperaties, wilde Bindt niet in detail treden. Wel wees hij naar de PowerPoint slide waar globaal de operatiegebieden van de onderzeeboten waren gemarkeerd, met daaronder de toevoeging dat Nederlandse subs jaarlijks 'gerubriceerde opdrachten' doen.
Bindt: "Elke keer komen de boten terug met unieke gecorreleerde informatie, die op dit moment buitengewoon noodzakelijk zijn voor de verdedigingssystemen van onze eigen schepen én van bondgenoten."
"Omdat wij lang in die gebieden kunnen blijven, verzamelen we ook erg veel van die informatie. Dat wordt internationaal hoogst gewaardeerd en dat geeft een extra benefit boven het nut voor onze eigen vliegende, varende en landeenheden."
Op de vraag van D66-Kamerlid Belhaj, die de onlangs vertrokken Wassila Hachchi vervangt, of dit dan om informatie over drugssmokkelaars of piraten gaat, antwoordde Bindt dat die tactische informatie ook verzameld kan worden, maar dat het vooral gaat om strategische inlichtingen van nieuwe schepen of platformen die om een andere reden interessant zijn om te volgen.
Ondanks dat de onderzeeboten veel informatie kunnen verzamelen tijdens een opdracht, is dat vergeleken met het totale volume aan intel dat bij de MIVD binnenkomt, gering. Bindt: "Het volume is beperkt, maar het belang is groot."
Vuijk (VVD) wilde daarop weten wat het zou betekenen als de MIVD niet over onderzeeboten zou kunnen beschikken.
Bindt: "Dat betekent dat we volledig afhankelijk zouden zijn van anderen. En in een ideale wereld zou je die informatie van je vrienden krijgen, maar in mijn wereld is dat niet zo."
Alternatieven
Een belangrijk onderwerp voor de Vaste Kamercommissie was het alternatief voor de onderzeeboot. Het was de eerste vraag van Van Dijk (SP), maar die werd gedurende de hele dag in verschillende vormen herhaald.
Vrijwel alle deskundigen antwoordden dat er de komende decennia geen alternatieven zijn. Natuurlijk werd door diverse Kamerleden gevraagd naar de 'drone' als vervanger van de onderzeeboot, maar dan kwam toch de complexiteit van het onderwerp en soms de onbekendheid van het Kamerlid weer naar boven.
Ko Colijn, directeur Clingendael, was er niet van overtuigd dat onderzeeboten door onderzeeboten vervangen moeten worden. Colijn zei wel zeker te zijn van de waarde van de boten, maar vroeg zich af of het wel kosteneffectief zou zijn als in de toekomst de ontwikkelingen in 40 jaar totaal veranderd zijn.
Van die ontwikkelingen verwachtten de andere deskundigen niet dat die de komende decennia zo hard gaan dat andere middelen de taken van de onderzeeboten kunnen overnemen.
Zo zei luchtmachtgeneraal Schevenhoven dat de F-35 (JSF) wel sensoren heeft om bepaalde inlichtingen te verzamelen, maar slechts kort op locatie kan zijn. "De combinatie van middelen in de onderzeeboot, maakt het platform uniek." Met die combinatie doelde hij op het verzamelen van inlichtingen, torpedo's lanceren en opereren met special forces.
Bovendien voegde Schevenhoven er aan toe dat landen die nu over onderzeeboten beschikken ook naar alternatieven zoeken, maar die niet hebben gevonden en bestaande onderzeeboten vervangen met nieuwe bemande boten.
Alle deskundigen die over onbemande vaartuigen spraken waren ervan overtuigd dat die wel onderdeel zullen gaan uitmaken van het pakket aan middelen van onderzeeboten in de toekomst. SBN b.d. Hank Ort van het NATO Centre for Maritime Research and Experimentation ziet de onderzeeboot in de toekomst als moederschip van varende en vliegende 'drones'. Maar een "man in the loop" blijft volgens hem nodig om beslissingen te nemen over bijvoorbeeld wapens. De kwestie van onbemande onderzeeboten heeft ook ethische kanten, waar nog veel over gesproken moet worden.
Een andere reden voor een man in the loop was, volgens de Duitse marineofficier Faltin, dat zijn ervaring is dat zelfs op marineschepen altijd wel iets gerepareerd moest worden. Daar is een mens voor nodig.
Ondanks alle toelichtingen van deskundigen liet D66-Kamerlid Salima Belhaj zich niet zomaar overtuigen en vroeg zich af of de heren niet bezig waren met het nadenken over huidige technologieën in plaats van die van de toekomst: "bent u niet nog bezig met het bouwen van televisies, terwijl we computers nodig hebben?"
Ort antwoordde dat zijn NAVO-afdeling juist in de toekomst kijkt en al niet meer over computers denkt maar over netwerken en 'big data'; waar bemande onderzeeboten in de toekomst steeds meer mee te maken krijgen.
Een grote onbemande onderzeeboot met dezelfde capaciteiten als de bestaande bemande onderzeeboten verwacht Ort de komende 30-40 jaar niet.
Belhaj vroeg zich daarop waarom onbemande raketten wel naar de maan kunnen en onbemande auto's over de weg kunnen rijden, maar dat onbemande onderzeeboten de komende jaren niet verwacht worden.
Daarop reageerde de Britse SBN b.d. Simon Williams: "Een onbemand vaartuig is zou met kunstmatige intelligentie in staat moeten zijn om keuzes te maken op basis van heel weinig informatie. Maar het opereren onder water vergt altijd intuitie en ervaring."
"Daarnaast is voor het opsporen van moderne platformen een sensor nodig die heel laag in het frequentiespectrum werkt. Hoe lager in het spectrum, hoe groter de sensor. Wel een kilometer lang [een gesleepte sonar, JK]. Je hebt een groot platform nodig om die voort te kunnen slepen.
Ondertussen moeten die onderwatereenheden in de meest vijandelijke condities opereren. De condities in de ruimte zijn totaal anders dan onder water. In de ruimte is er vacuum, maar onder water verdubbelt de druk elke 10 meter en bovendien tast zeewater direct alles aan waar het mee in aanraking komt."
"Dus de technische uitdagingen voor onbemande onderzeeboten zijn enorm. Het is echt heel anders dan het lanceren van een ruimteraket. We begrijpen de natuurkundewetten in de ruimte al meer dan honderd jaar, we konden het in het begin alleen nog niet maken. Maar onder water is het totaal anders."
"Als u denkt aan de MH-370 die ergens in de oceaan terecht is gekomen; het is een groot vliegtuig maar is nog steeds niet gevonden. Zeewater is een ontzettend moeilijke omgeving."
De gestripte en nieuwe commandocentrale van Zr.Ms. Zeeleeuw. De huidige onderzeeboten worden op dit moment gemoderniseerd. (Foto: Defensie)
Aanpasbaarheid en flexibiliteit
Ko Colijn gaf de aanwezige Kamerleden de volgende tip: "ga alleen akkoord met een onderzeeboot die aan te passen is op nieuwe ontwikkelingen". Dat werd door de heren en dames aan de andere zijde van de tafel goed in de oren geknoopt en veel vragen werden gesteld over de aanpasbaarheid van onderzeeboten door o.a. Angelien Eijsink (PvdA), Salima Belhaj (D66) en Johan Houwers (onafhankelijk).
De tip van Colijn was echter niet nieuw, sterker, alle marineschepen kennen al vele decennia de mogelijkheid om aangepast en verbeterd te worden. Onderzeeboten zijn daar geen uitzondering op. Aanpassingen maken zelfs deel uit van de planning. Want de ontwikkelingen gaan hard. De nog niet gemoderniseerde Walrusklasse onderzeeboten hebben in de kern computersystemen uit de jaren '80, thuis en op kantoor zou dat ondenkbaar zijn.
De vele vragen van de Kamerleden over aanpassingen en het meegaan met de tijd van een onderzeeboot zijn des te opvallender als bedacht wordt dat het juist de politiek was die er voor zorgde dat de mid-life modernisering van de Zwaardvisklasse onderzeeboten halverwege jaren '80 werd geannuleerd en veel later verruild voor een levensverlengend onderhoud. Ook de mid-life modernisering van de Walrusklasse werd door bezuinigingen steeds uitgesteld en resulteerde in het beperktere Instandhoudingsprogramma Walrusklasse (IP-W) dat dit jaar pas de eerste gemoderniseerde boot oplevert.
De wens van een aan de tijd aanpasbare boot brengt dus ook mee dat de marine 15 jaar na indienstelling bij de minister aanklopt om met een moderniseringsprogramma aan te vangen. Ook betekent dat een grote onderzeeboot beter aan te passen is aan nieuwe ontwikkelingen dan een kleine onderzeeboot, maar een grotere onderzeeboot vraagt vaak een grotere eerste investering dan een kleinere boot.
Dat een onderzeeboot aan te passen is, staat volgens de deskundigen buiten kijf. SBN b.d. Williams legde uit dat de romp van de boot moeilijk te vervangen is, maar dat het juist gaat over de interne systemen. Jeroen de Jonge van TNO zag vooral nieuwe mogelijkheden voor geleidelijke vervangingen in plaats van een grote mid-life modernisering.
Ronald Vuijk was ook geïnteresseerd in de flexibiliteit van de boten. Het kamerlid vroeg zich af waarom de Nederlandse boten niet in de Zuid-Chinese Zee tot aan Japan opereren, waar door de handelsstromen ook de Nederlandse belangen liggen. Hetzelfde geldt voor de steeds beter toegankelijke wateren van de Noordpool.
Groepsoudste Onderzeedienst KTZ Hugo Ammerlaan prees daarop de flexibiliteit van de Walrusklasse. De boot werd ontwikkeld tijdens de Koude Oorlog, maar bleek ook daarna inzetbaar in een reeks van taken. "Het is belangrijk om een flexibel platform te ontwikkelen, dat ook in conflictgebieden die we nu niet kennen. Maar waar we worden ingezet is een keuze van de politiek. De Walrusklasse kan in de Zuid-Chinese Zee opereren, én in wateren bij de Noordpool, alleen niet onder het ijs."
Oceaangaande vs kustonderzeeboten
In lijn met vragen van Vuijk lag ook de discussie over oceaangaande versus kustonderzeeboten. Immers, een onderzeeboot die in de Noordelijke IJszee kan opereren en in de Zuid-Chinese Zee, is per definitie een (grote) oceaangaande onderzeeboot. Alleen al vanwege het grote verschil in het zoutgehalte van koude en warme wateren.
Later op de dag werd stilgestaan bij waarom Nederland oceaangaande onderzeeboten wilde. Simon Williams zei: "Je kunt met een kleine onderzeeboot lang op zee blijven. De Duitse duikboten tijdens de Tweede Wereldoorlog, waren klein. De leefomstandigheden waren zwaar en de boten waren -naar hedendaagse standaarden- weinig effectief."
"En waarom wil je oceaangaande onderzeeboten? Omdat je belangen hebt die oceaangaande capaciteit vereisen, bijvoorbeeld overzeese gebiedsdelen. Maar je hebt ze ook nodig om de vrijheid van navigatie te kunnen handhaven. We zijn hier in Den Haag, het thuis van Hugo de Groot en zijn 'Mare Liberum' [pleidooi voor vrije toegang van de zee in 1609, JK]. De vrijheid van de zee is voor ons van groot belang, het maakt deel uit van ons handelsnetwerk. Maar je kan vrijheid van navigatie niet verdedigen voor je eigen kust. Dat is iets wat je wereldwijd moet kunnen doen en onderzeeboten kunnen daar aan bijdragen, soms door alleen er te zijn."
Wel vervangen?
Natuurlijk werd ook de vraag gesteld of er überhaupt wel nieuwe onderzeeboten moeten komen. Twaalf van de veertien deskundigen waren daarvan overtuigd. Alleen Peter Wezeman van SIPRI en Ko Colijn waren wat voorzichtiger, hoewel zij beide de grote waarde van onderzeeboten erkennen. Peter Wezemann noemde onderzeeboten "mighty fine weapons" voor het blokkeren van de tegenstander of juist het opereren in gebieden die door anderen worden overheerst. In dat licht begreep hij heel goed waarom landen in Zuidoost Azië op dit moment beginnen aan onderzeeboten of hun onderzeebootvloot uitbreiden.
Die noodzaak zag hij niet voor Nederland, want voor een conflict met Venezuela heb je geen onderzeeboten nodig en voor een wapenembargo kun je ook beter fregatten inzetten, zo betoogde hij. Hij zou liever meer helikopters zien.
Later zei Wezeman wel dat de toekomst onvoorspelbaar is en dat hoe dan ook maritieme handel overzee zal blijven bestaan, maar dat het ook te verwachten is dat landen daar invloed op zullen uit gaan oefenen. "Hoe de toekomst er over 20-30 jaar uitziet weet niemand. We weten ook niet wie onze toekomstige vijanden zullen zijn."