|
De Zeven Provinciën linieschip
Laatst aangepast: 27-12-2014
De Zeven Provinciën of 7 Provinciën uit 1665 was een linieschip en werd ook wel Verenigde Provinciën genoemd. Het schip is vooral bekend als het vlaggenschip van Michiel de Ruyter. De Zeven maakte geen deel uit van een klasse, omdat schepen destijds niet in series werden gebouwd.
De naam van het schip komt van 'de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden'.
Het vlaggenschip van Michiel de Ruyter: De Zeven Provinciën.
Taken
De vloot bestond halverwege de zeventiende eeuw uit een slagvloot en schepen die konvooien moesten beschermen. De slagvloot werd doorgaans in reserve gehouden. De konvooiers waren kleinere oorlogsschepen en werden wel voortdurend ingezet.
De Zeven Provinciën maakte deel uit van de slagvloot en was dus bedoeld om de strijd aan te gaan met de slagvloot van de tegenstander. Schepen als De Zeven Provinciën werden ook ingezet bij amfibische operaties: kustbombardementen uitvoeren en transport van mariniers en/ of soldaten.
Achtergrond
Tot 1654 had de zeemacht alleen schepen voor korte duur. Het was heel gebruikelijk dat koopvaardijschepen voor zeeslagen gebruikt werden. De oorlogsschepen werden gebouwd vlak voor een oorlog en daarna weer verkocht. De Republiek werd tijdens de Eerste Engelse oorlog ondanks goede admiraals als Witte de With en Johan Evertsen verslagen door een tegenstander met veel betere schepen. Pas toen het te laat was realiseerde men zich dat de Republiek schepen moest hebben 'in vaste dienst': een staande vloot. Daartoe werd in 1654 besloten, bovendien werd besloten de vloot uit te breiden.
Grote man achter de verbetering van de zeemacht was raadspensionaris Johan de Witt.
De eerste uitbreiding had in de jaren '50 plaats. In september 1664 begon Johan de Witt in Den Haag met de discussie over nog een uitbreiding. De kans op oorlog met Engeland was inmiddels groot en Johan de Witt stelde voor de slagvloot uit te breiden met een serie van 24 schepen. Het ging om 12 schepen van 160 voet (ongeveer 46 meter) en 66 kanons, en een serie van 12 met een lengte van 42 meter en 56 stukken geschut.
Toen de Staten-Generaal in december 1664 akkoord ging, was men al begonnen met de bouw van de eerste schepen.
In de periode december 1664-1666 werden in totaal 60 nieuwe grote marineschepen gebouwd op werven van de zeemacht en op particuliere werven. In totaal kostte dit bouwprogramma 8 miljoen gulden; gemiddeld iets meer dan 130.000 gulden per schip.
De scheepswerf van de Admiraliteit van Rotterdam.
Bouw en proefvaart
In de 17e eeuw werden schepen gebouwd zonder ontwerp vooraf. Veel hing af van het oog van de scheepsbouwer. Ook De Zeven Provinciën werd niet vooraf ontworpen en was gebaseerd op een aantal vuistregels voor scheepsbouw, die toen niet eens op papier stonden.
Onder leiding van bouwmeester Salomon Janszn van den Tempel werd De Zeven Provinciën gebouwd op de werf van de Admiraliteit van de Maze aan het Haringvliet te Rotterdam.
Terwijl de Staten-Generaal nog moesten beslissen over de nieuwbouwplannen, was men op de marinewerf alvast begonnen. De bouw ving aan in december 1664, maar liep die winter direct vertraging op door vorst. Vanuit Den Haag werd druk gezet op de scheepswerven om op te schieten met bouwen, in verband met een mogelijke aanstaande oorlog. In Rotterdam werkte honderd man aan het 'Grote Schip', zoals de latere De Zeven Provinciën werd genoemd en in maart 1665 bleek dat de bouw snel vorderde.
In juni 1665 berichtte de scheepswerf aan de Staten-Generaal dat het schip te water was gelaten en men bezig was met aftimmeren. Binnen een maand of zes weken zou het gereed zijn.
Op 29 juli 1665 was het Grote Schip afgebouwd. Maar marineschepen die op de werf in Rotterdam werden gebouwd, werden in de marinebasis Hellevoetsluis voorzien van bewapening, bemanning en voorraden. De nieuwe schepen moesten daarom via de Maas richting de Noordzee worden gesleept, dan snel buitenom en via het Goereese Gat weer bij Hellevoetsluis naar binnen. Dat was niet zonder gevaar, want de Engelsen -waar de Republiek inmiddels mee in oorlog was geraakt- hadden uiteraard gehoord van het nieuwe vlaggenschip dat die route onbewapend moest afleggen.
Op 30 augustus werd het schip naar Den Briel (nu: Brielle) gebracht, waar het werd geïnspecteerd door Johan de Witt. In de tussentijd had het Groot Admiraalsschip ook de naam De Zeven Provinciën gekregen. De kans was groot dat De Zeven het nieuwe vlaggenschip van de vloot zou worden, want het vorige vlaggenschip, de Eendracht, was tijdens de Slag bij Lowestoft op 13 juni ontploft. Bevelhebber van de vloot luitenant-admiraal Van Wassenaer van Obdam was daarbij bovendien om het leven gekomen.
Het spannendste deel van de reis naar Hellevoetsluis begon op 4 september. Om acht uur 's ochtends werd De Zeven naar buiten gebracht en had tevens de eerste proeftocht plaats. Het nieuwe schip werd geëscorteerd door andere schepen, want men had gehoord van 10 tot 12 Engelse fregatten die de nieuwe trots in de grond wilden boren. Maar die schepen kwam De Zeven niet tegen.
Er was meer goed nieuws. De Zeven Provinciën bleek een uitstekend zeilend schip te zijn. De escorteschepen waren een half uur eerder vertrokken, maar 's ochtends had het grote schip de escorte al ingehaald en lag zelfs een uur voor op de begeleiding. Die avond het bereikte zonder problemen de marinebasis, waar Johan de Witt het schip weer opwachtte om persoonlijk op de afronding toe te kunnen zien.
De laatste fase voor het schip in gebruik genomen kon worden, was niet zo eenvoudig. Door het verlies van de Eendracht was er geen opperbevelhebber en er was al een tekort aan kanons. De kanons van de Eendracht zouden op de Zeven worden geplaatst, maar dat kon geen doorgang vinden na Lowestoft. Dat verlies kon niet worden opgevangen.
Ook was er een tekort aan personeel.
Michiel de Ruyter
Vlaggenschip van Michiel de Ruyter
Op 11 augustus 1665 werd vice-admiraal De Ruyter bevorderd tot luitenant-admiraal van Holland en West-Friesland. LADM De Ruyter werd bovendien opperbevelhebber van de vloot. Volgens een oude traditie moest De Ruyter verhuizen naar Rotterdam, omdat daar de oudste admiraliteit was gevestigd. De Staten-Generaal wilden echter voor de nieuwe opperbevelhebber een uitzondering maken en De Ruyter mocht in Amsterdam blijven wonen. Wel kreeg De Ruyter op 31 augustus een schip uit Rotterdam toegewezen: De Zeven Provinciën.
Plots ontstond verwarring toen Den Haag een paar dagen later van gedachte veranderde en Cornelis Tromp, niet de beste vriend van De Ruyter, De Zeven Provinciën zou krijgen en de Hollandia onder bevel van De Ruyter zou komen. In de 17e eeuw waren de vrouwen van kapiteins (zoals commandanten van schepen toen werden genoemd) belast met de logistiek. Anna van Gelder begon dus met de inkoop van drinken en eten, aangepast op de bemanning en beschikbare ruimte op de Hollandia.
Drie dagen na het besluit werd, op 7 september, door de Staten-Generaal weer van koers gewijzigd. Nu zou De Ruyter mogen kiezen welk schip hij wilde. Toen werd de besluiteloosheid de admiraliteit van de Maze teveel en wilden zij dat De Zeven naar De Ruyter zou gaan, zoals eerder was bepaald. Ondertussen kon Anna van Gelder het schip niet laten bevoorraden en lag veel stil. De Ruyter zelf wist overigens van niets; hij was op zee en toen hij hoorde dat hij mocht kiezen koos hij voor De Zeven Provinciën. Maar in Den Haag had men al echt een keuze gemaakt en op 11 september werd bepaald dat De Zeven Provinciën het vlaggenschip van De Ruyter zou worden.
Twee weken waren voorbij gegaan. Dat is weinig, maar men had haast. De vloot had dringend nieuwe schepen nodig in de strijd tegen de Engelsen.
In dienst, maar nog niet als vlaggenschip
Bij afwezigheid van LADM De Ruyter, kreeg VADM Aert van Nes tijdelijk het commando over het admiraalsschip. Van Nes ging op 25 september 1665 aan boord en zette koers richting Texel. Althans dat was de bedoeling, want daar wachtte Michiel de Ruyter. Maar tot frustratie van iedereen was de wind twee weken lang niet goed. Pas op 9 oktober kon Van Nes richting de rede van Texel zeilen, al was De Ruyter met zijn vloot alweer even op zee. De Zeven Provinciën voegde zich een aantal dagen later ook bij de vloot, die inmiddels bestond uit 91 marineschepen.
De Zeven Provinciën kon direct mee voor een eerste missie: een blokkade van de Theems. Overigens, zonder dat De Ruyter aan boord ging, want hij zou de vloot aanvoeren vanaf de Hollandia, waar hij net op was overgestapt.
De Ruyter voor het eerst aan boord
Het vaarseizoen eindigde in oktober 1665 met de reis naar de Theems. In maart 1666 was het weer tijd om naar zee te gaan. LADM De Ruyter reisde met zijn gezin vanuit Amsterdam via Rotterdam naar Hellevoetsluis, waar zijn nieuwe vlaggenschip lag te wachten. Op 28 maart 1666 ging hij voor het eerst aan boord.
De Ruyter trof er een niet volledig bemand schip aan: slechts 183 van de 475 benodigde bemanningsleden waren aan boord. De marine kende destijds geen vaste contracten en steeds moest personeel geworven worden. Daar was geld voor nodig (er werd niet geronseld in de Republiek) en dat was er niet voldoende. Pas op 11 april kon De Ruyter met 312 bemanningsleden zee kiezen en voer naar Texel.
Wapensystemen
Het hoofdwapensysteem van 17e eeuwse marineschepen bestond uit kanons. Ingescheept waren verder mariniers en/ of soldaten met vuurwapens en een aantal onder hen was zelfs scherpschutter. Die laatste categorie had vaak als taak officieren van de tegenstander uit te schakelen.
De Zeven Provinciën zou voorzien worden van in totaal 84 bronzen kanons:
8x 36-ponders op het onderste dek met geschutspoorten;
22x 24-ponders eveneens op het onderste dek dat van geschutspoorten was voorzien;
22x 18-ponders op het bovenste van de twee dekken;
26x 6-ponders op de schans en op de bak (op de open dekken dus);
6x 4-ponders in de hutten.
Toen het schip in 1664 voor het eerst in Hellevoetsluis aankwam, bleek echter dat er onvoldoende kanons, geld en brons was om De Zeven volgens plan te bewapenen. Het hele land werd afgezocht en 80 bronzen kanons werden verzameld van verschillend kaliber. Daar moest men het maar mee doen.
De krijgsraad aan boord van De Zeven Provinciën op 10 juni 1666, voor de Vierdaagse Zeeslag. Willem van de Velde (I), 1666 - 1693.
Inzet
De Zeven Provinciën is veelvuldig ingezet tijdens de Tweede en Derde Engelse Oorlog. Oefeningen waren in die tijd niet gebruikelijk.
In 1665 nam De Zeven Provinciën deel aan de blokkade op de Theems. Vanaf 1666 was De Zeven het vlaggenschip en nam deel aan de Vierdaagse Zeeslag van 11 t/m 14 juni. In de strijd met de Engelsen raakte het nieuwe schip beschadigd.
4 en 5 augustus 1666 voerde De Ruyter de vloot aan vanaf De Zeven Provinciën tijdens de Tweedaagse Zeeslag, die verloren ging.
Het jaar 1667 stond voor De Zeven vooral in het teken van de Tocht naar Chatham. De Engelse vloot wordt voor een belangrijk deel vernietigd en het Engelse vlaggenschip wordt buitgemaakt. De rol van het vlaggenschip was beperkt: De Ruyter was tijdens de strijd ziek.
Na de Tocht naar Chatham sluiten de Republiek en Engeland vrede. De Zeven werd pas vijf jaar later weer ingezet. In 1672 nam het deel aan de Slag bij Solebay en in 1673 vecht het tijdens drie zeeslagen: de twee zeeslagen bij Schooneveld en de Slag bij Kijkduin.
De laatste grote reis van De Zeven Provinciën als vlaggenschip van Michiel de Ruyter was in 1674 naar het eiland Martinique in de Caribische Zee. De zeeslag werd verloren en in 1675 verliet De Ruyter zijn vlaggenschip en stapte aan boord van de Eendracht.
In 1678 staat De Zeven Provinciën onder commando van Jan van Brakel. Met Van Brakel gaat het schip mee op een expeditie naar Spanje.
De Zeven Provinciën doet in 1692 dienst tijdens de Slag bij La Hogue. Tijdens die zeeslag wordt het zwaar beschadigd en moet gerepareerd worden in Portsmouth. Evert de Lieffde is de laatste commandant van De Zeven Provinciën
Op 1 november 1692 heeft de laatste reis plaats: van Hellevoetsluis naar Rotterdam.
In 1694 wordt De Zeven Provinciën verkocht aan een werf en gesloopt.
Na de sloop
Het schip werd gesloopt, maar niet vergeten. De Zeven Provinciën heeft sinds de tijd van Michiel de Ruyter een belangrijke plaats verworven in het rijtje van illustere Nederlandse marineschepen. De Zeven Provinciën was niet het eerste oorlogsschip met die naam, maar eeuwenlang wel het bekendste.
De marine heeft later ook andere marineschepen de naam 'De Zeven Provinciën' gegeven, zoals de kruiser (1953-1975) en het eerste Luchtverdediging- en Commandofregat (2002-heden).
Het vlaggenschip van De Ruyter is en wordt nog steeds veelvuldig nagebouwd op schaal. In 1995 werd de kiel gelegd van de replica van De Zeven Provinciën op de Bataviawerf in Lelystad. Begin 2014 werd de bouw van het schip stilgelegd.
In de film Michiel de Ruyter (2015) heeft De Zeven Provinciën een belangrijke rol. Niet eerder had een Nederlands marineschip zo een groot aandeel in een Nederlandse bioscoopfilm. De filmmakers konden echter niet beschikken over een (replica van een) oorlogsschip dat in de 17e eeuw dienstdeed in de vloot van de Republiek.
Naamsein |
Naam |
In dienst |
Uit dienst |
- |
De Zeven Provinciën |
1665 |
1694 (gesloopt) |
|
Afmetingen |
46,13 x 12,17 x ? |
Max. waterverplaatsing |
1600 ton |
Max. snelheid |
5 tot 10 knopen |
Bemanning |
420 |
Zeil |
18 zeilen
Meer dan 2000 m2 |
Wapensystemen |
80 bronzen kanons
|
Sinds 13 augustus 2001
|