Marineschepen.nl
 
   
 

Frieslandklasse onderzeebootjagers


Laatst aangepast: 28-05-2019

De acht onderzeebootjagers van de Frieslandklasse, of B-jagers, waren van 1953 t/m 1982 in dienst bij de Koninklijke Marine. De schepen waren nauw verwant aan de A-jagers van de Hollandklasse.

onderzeebootjager Friesland
Onderzeebootjager Hr.Ms. Friesland (D812). (Foto: Koninklijke Marine)

Na de Tweede Wereldoorlog moest de marine weer worden opgebouwd. Over hoe die marine er uit moest komen te zien, liepen de meningen -of fantasieën- uiteen. In één van de plannen werd uitgegaan van maar liefst 48 onderzeebootjagers. Dat aantal werd al snel flink teruggeschroefd. Voor de begroting van 1947 werden voor het eerst gelden opgenomen voor de nieuwe schepen: Onderzeebootjagers 1947. In 1948 werden zes schepen van de Hollandklasse besteld.



De bestelling van een volgende serie onderzeebootjagers, Onderzeebootjagers 1949, werd in september 1948 wereldkundig gemaakt. De bouw van de nieuwe schepen moest echter worden uitgesteld vanwege kostenbesparingen. Bovendien werd de bestelling van twee A-jagers uitgesteld, en het aantal B-jagers opgehoogd naar

Ontwerp en bouw
Zowel de A als de B-jagers waren ontworpen door ir. K. de Munter, scheepsbouwkundig ingenieur bij het Bureau Scheepsbouw van het Ministerie van Marine.

De bouw van de eerste B-jager, de Friesland, ging op 17 december 1951 van start op de NDSM te Amsterdam. Ook de Groningen, de Drenthe en de Amsterdam werden gebouwd te Amsterdam. De bouw van de Limburg en de Utrecht had plaats bij De Schelde in Vlissingen. Het Rotterdamse Wilton Fijenoord bouwde de Overijssel en de Rotterdam.

De acht schepen van de Frieslandklasse werden door de bemanning over het algemeen als prettige schepen ervaren. Wel waren er al vrij snel problemen met de B-jagers; al in 1967 werden scheurtjes in het dek van een tweetal Frieslandklasse jagers ontdekt en ook werden scheurtjes in de schroefassen gevonden.

Onderzeebootjagers
Marine-schilder Maarten Platje maakte van de GW-fregatten dit schilderij. Een art print is te bestellen via de webshop.

Verschil met de A-jagers
De beide typen jagers verschilden iets van elkaar. De Frieslandklasse was iets langer, breder en stak bovendien dieper dan de Hollandklasse. De B-jagers waren daarnaast zo'n 300 ton zwaarder.

De voortstuwingsinstallatie verschilde en de Frieslandklasse was, ondanks een hoger gewicht, 4 knopen sneller. De schepen zijn de snelste grote marineschepen die Nederland ooit gehad heeft.

Vergeleken met de A-jagers waren de jongere schepen ook iets zwaarder bewapend.



Overijssel
Onderzeebootjager Hr.Ms. Overijssel. (Foto: Koninklijke Marine)

Wapensystemen en sensoren
Hoewel de schepen als belangrijkste taak onderzeebootbestrijding hadden, waren de vier Zweedse Bofors kanons de meest opvallende. De 12cm kanons stonden in dubbeltorens op de bak en op het achterste dekhuis (de campagne). De Bofors hadden een vuursnelheid van 40 schoten per minuut en waren bedoeld om zowel lucht- als zeedoelen aan te pakken.

De Frieslandklasse beschikte bovendien over zes Bofors 40mm mitrailleurs.

Dieptebommen waren de enige wapens tegen onderzeeboten. Zij konden worden gelanceerd middels de twee dieptebomrekken (dan werden de dieptebommen achter het schip in het water gerold, waarna ze na de ingestelde tijd en op ingestelde diepte ontploften) of via de twee dieptebomwerpers op grotere afstand vóór het schip in zee geschoten.

Eind jaren '50 werd besloten om de nieuwe onderzeebootjagers te voorzien van Britse MK 20E torpedo's, aangezien torpedo's een beter wapen zijn tegen onderzeeboten dan dieptebommen. Voor torpedowerkschip Hr.Ms. Mercuur werd een proefopstelling van torpedobuizen gemaakt, die op het dek stonden. Na tests werden die vervolgens op Hr.Ms. Amsterdam geplaatst voor verdere proeven. Uiteindelijk werden acht torpedobuizen gemaakt op de Rijkswerf in Den Helder en in 1959 geïnstalleerd op Hr.Ms. Utrecht.

De Britse torpedo's bleken echter niet te voldoen (zie ook boeken als Cold War Command, van Woodman & Conley, waaruit blijkt dat de Royal Navy decennialang grote problemen had met Britse torpedo's) en dus zag de marine af van een grote order. De KM gaf de voorkeur aan de veel beter presterende Amerikaanse torpedo, maar daardoor waren de torpedobuizen van de Utrecht niet meer nodig. Deze werden na een paar jaar weer verwijderd.

In 1962 werd in de Rijksbegroting 1963 wel een modernisering opgenomen voor de net gebouwde Holland- en Frieslandklasse onderzeebootjagers. "Thans worden plannen uitgewerkt om een aantal van deze schepen uit te rusten met een vebeterd onderzeebootbestrijdingswapen, dat is aangepast aan de verbetering van de detectie-apparatuur," schreef de Alle Hens van november 1962. Of het verbeterde wapen een nieuwe torpedo was of verbeterde dieptebommen betrof, is onbekend. Zeker is wel dat de onderzeebootjagers uiteindelijk geen torpedo's kregen. De latere fregatten wel.

De radars op de onderzeebootjagers waren de eerste naoorlogse Nederlandse radars, grotendeels ontworpen in 1948 door Hollandse Signaalapparaten (HSA, nu Thales Nederland). De LW-02 radar kon vliegtuigen tot 80 zeemijlen (ongeveer 150 km) opsporen, de DA-02 had een bereik van 30 mijl (56 km) en was bedoeld voor het aanwijzen van het luchtdoel. De GA-03 en KA-01 vuurleiding waren artillerievuurleidingen, die eigenlijk een tussenvorm waren van de puur optische vuurleiding uit de Tweede Wereldoorlog en de puur radarvuurleiding aan boord van de Van Speijkklasse fregatten en later.

Om onderzeeboten op te sporen hadden de schepen twee Nederlandse sonars: CWE-10 en PAE-01. Beide sonars werkten op vrij hoge frequenties (terwijl de beste moderne sonars juist heel lage frequenties gebruiken). De CWE kon worden gedraaid, net als de PAE sonar. De PAE kon echter naar beneden gekanteld worden. Met 4 km had de CWE sonar een groter bereik dan de 2,5 km van de PAE die voornamelijk bedoeld was als vuurleiding voor de Bofors raketdieptebommen. De CWE was meer bedoeld als waarschuwingssonar.

drenthe
Onderzeebootjager Hr.Ms. Drenthe. (Foto: Koninklijke Marine)

De brand op Hr.Ms. Drenthe
Tijdens de laatste reis van Hr.Ms. Drenthe brak op 12 november 1980 brand uit aan boord van de onderzeebootjager, waarbij twee bemanningsleden om het leven kwamen, vier mannen gewond raakten en het schip werd zwaar beschadigd. De brand werd veroorzaakt door een poging om crypto-papier te vernietigen. Volgens het rapport van de Marineraad had enkele dagen voor de brand het Hoofd Technische Dienst (HTD) een verzoek van de verbindingsofficier, onder een aantal voorwaarden, goedgekeurd om crypto-papier te verbranden in de stookketels van het schip. De verbindingsofficier vond namelijk dat het vernietigen van het papier op de wal te veel tijd kostte en achtte het aan dek niet gunstig.

Het HTD had nooit eerder gehoord van het verbranden van papier in de stookketels, maar dacht dat het mogelijk zou zijn als het papier in rolletjes van 3cm diameter, omwikkeld met touwtjes, in de aansteekopening geduwd zou worden. Toen de verbindingsofficier op 12 november het HTD liet weten dat hij het papier die ochtend wilde laten verbranden, gaf het HTD opdracht aan het Ondergeschikt Hoofd Technische Dienst (OGHTD) om de chef van de wacht van de machinekamer in te lichten. Even later arriveerden twee matrozen van de verbindingsdienst een half gevulde vuilniszak met crypto-papier af. De vijf machinisten waren telefonisch door de chef van de wacht geïnformeerd over de komst van het crypto-papier en kregen de opdracht om dat te verbranden, maar hadden geen instructies ontvangen omtrent de methode. Ook was het crypto-papier niet opgerold.

Sergeant Wouter Feddema had nooit eerder gehoord van het verbranden van papier in een stookketel. Wel bedacht hij net als het HTD dat het papier via aansteekopening het beste in de vuurhaard kon worden geduwd. Feddema schroefde het luikje open en duwde een stuk opgerold papier naar binnen. Terwijl hij door het luikje naar binnen keek, kwam er rook naar buiten, gevolgd door stukjes gloeiend papier. Dat was gevaarlijk in een ruimte waar met olie werd gewerkt, dus gaf Feddema opdracht om brandbestrijdingsmiddelen op te tuigen. Toen Feddema de tweede rol naar binnen duwde liet hij het luikje vallen. Een collega-machinist probeerde het luikje vervolgens met een bezemsteel omhoog te duwen, maar raakte daarbij een afsluiter die open ging. Een nevel van olie spoot onder de ruimte in en ging al snel over in een steekvlam.

Het lukte de machinisten niet meer om de afsluiter dicht te draaien. Van de zeven aanwezigen wisten vijf mensen te ontsnappen (waaronder de twee matrozen van de verbindingsdienst, die met hulp van machinisten uit het ketelruim waren gedirigeerd), twee bemanningsleden van de technische dienst kwamen om in het ketelruim.

De brand was hevig en woedde ruim zes uur.



De Drenthe was die dag op weg naar Curacao om de taak van stationsschip over te nemen van onderzeebootjager Hr.Ms. Rotterdam. De Drenthe was echter zo beschadigd dat het schip door de Rotterdam gesleept moest worden naar de haven. Daarop is besloten om de bemanning van de Rotterdam terug te laten keren naar Nederland en de bemanning van de Drenthe met de Rotterdam het werk in het Caribisch gebied te kunnen vervullen.

Na de brand werd door een commissie onderzoek gedaan naar het ongeval. De Marineraad deed na een jaar uitspraak. De Raad achtte het technisch gezien mogelijk om papier te verbranden in een stookketel, maar had enige kritiek op het HTD en betreurde dat de verbindingsofficier niet had gecontroleerd of het crypto-papier op de juiste wijze werd aangeleverd. Ook was de Raad van oordeel dat sergeant Feddema na de eerste poging had moeten stoppen en om nadere instructies had moeten vragen. Niemand in het voorketelruim kon volgens de Raad een verwijt worden gemaakt op wat er was gebeurd nadat de brand was ontstaan.

Het oordeel van de Marineraad raakte sergeant Feddema hard. De sergeant, die daarna tot zijn pensionering in 1990 bij de marine bleef, had het gevoel dat hij door de marine was aangewezen als schuldige. Na 1990 vocht Feddema voor eerherstel, maar werd naar eigen zeggen tegen gewerkt. Hij stelde een dik dossier samen en maakte juridische kosten (die de marine in 2001 deels vergoed had). Feddema stelde onder andere dat de bemanning onvoldoende geoefend was en dat dit onder andere bleek uit de Flag Officers Sea Training (FOST) eerder dat jaar. Het FOST-rapport werd pas in 1999 gevonden en het rapport van de Marinebrandweer bleef spoorloos. De SP stelde Kamervragen en sprak net als diverse media van een doofpotschandaal.

Uiteindelijk werd Feddema in 2005 een bedrag van 25.000 euro overhandigd door de Hoofddirecteur Personeel en een brief van de Bevelhebber der Zeestrijdkrachten waarin stond dat hij niet schuldig was aan het ongeval en dat de marineleiding hem ook nooit als zodanig heeft beschouwd.

Inzet
De B-jagers waren echt werkpaarden van de vloot. De schepen zijn ingezet in de wateren van Nederlands Nieuw-Guinea, het Caribisch gebied en hebben menig rondje-boortoren gedaan op de Noordzee als schip van de wacht.

In 1962 kwamen B-jagers in actie tegen Indonesische eenheden bij Nederlands Nieuw-Guinea. Hr.Ms. Utrecht verdreef met Hr.Ms. Evertsen prauwen en snelle motorvaartuigen, Hr.Ms. Limburg voerde een aanval uit op vijandelijke vliegtuigen en Hr.Ms. Friesland sloeg een Indonesische landsingspoging af op het eiland Misool.

In totaal zijn de B-jagers 30 keer in het Caribisch gebied geweest en 9 keer in Nederlands Nieuw-Guinea.

Verkoop
De acht onderzeebootjagers werden rond 1980 uit dienst gesteld en vijf werden verkocht aan Peru. Hr.Ms. Friesland werd gesloopt.

Onder de verkochte schepen was ook de Drenthe, dat schip binnen een jaar na de brand verkocht. Het schip werd niet meer gerepareerd voor het in Peruaanse dienst kwam. De marine ontving voor de Drenthe 7 miljoen gulden. Ter vergelijking, het wist voor de Rotterdam 13,7 miljoen te krijgen.

World of Warships
Eind mei 2019 werd bekend dat Hr.Ms. Friesland wordt opgenomen in de massive online multiplayer World of Warships. De Friesland is het eerste Nederlandse schip in het populaire online spel. De destroyer vaart onder de Pan-Europese vlag.

Nummer Naam In dienst Uit dienst
D812 Friesland 1956 1979
D813 Groningen 1956 1981
D814 Limburg 1956 1980
D815 Overijssel 1957 1982
D816 Drenthe 1957 1980
D817 Utrecht 1957 1980
D818 Rotterdam 1957 1981
D819 Amsterdam 1958 1980
Afmetingen 116 x 11,76 x 3,99
Max. waterverplaatsing 3050 ton
Max. snelheid 36 knopen
Bemanning 284 - 350
Voortstuwing 4 Babcock & Wilcox ketels
2 Werkspoor turbines
Wapensystemen 4x 12cm kanons in twee dubbeltorens
6x 40mm mitrailleurs
2x vierloops Bofors-raketdieptebomwerpers
2x dieptebomrekken
Sensoren Holland Signaal LW-02 luchtwaarschuwingsradar
Holland Signaal DA-01 medium afstand waarschuwings- en doelaanwijssradar
ZW-01 zeebeeld, laag vliegende doelen en navigatie
GA-03 vuurleiding 12cm kanons
4x KA-01 vuurleiding 40mm
Van der Heem PAE-01 sonar
Van der Heem CWE-10 sonar
Helikopters Geen helidek


comments powered by Disqus




Marineschepen.nl
Contact
Over deze site
Adverteren
Blijf op de hoogte via:

Twitter

Facebook

Instagram

Copyright

Alle rechten voorbehouden.

Sinds 13 augustus 2001



Menu
Nederlandse marineschepen
Belgische marineschepen
Marineschepen wereldwijd

Gerelateerde artikelen
Friesland in World of Warships

Hollandklasse