Marineschepen.nl
 
   
 

Hollandklasse onderzeebootjagers


Laatst aangepast: 11-05-2020

De vier onderzeebootjagers van de Hollandklasse of A-jagers waren samen met de B-jagers (de Frieslandklasse) het antwoord op de steeds grotere dreiging van Russische onderzeeboten tijdens de Koude Oorlog. De eerste aanzet van de boten werd direct na de Tweede Wereldoorlog gedaan. De schepen hebben vanaf 1954 tot en met eind jaren '70 gevaren. Al was aan het eind de techniek deze stijlvolle jagers duidelijk voorbijgestreefd.

De schepen waren torpedobootjagers met specialisatie onderzeebootbestrijding. De Koninklijke Marine heeft de schepen altijd "onderzeebootjagers" genoemd. In het naamsein werd wel een "D" gebruikt, afkomstig van destroyer (Engels voor torpedobootjager).

Hr.Ms. Zeeland
Hr.Ms. Zeeland op stoom. (Foto: Koninklijke Marine)

De geboorte van de onderzeebootjager
Toen de Admiraliteitsraad in september 1945 voor het eerst weer in Den Haag kon vergaderen, wachtte hen een enorme opgave. De Koninklijke Marine moest na de Tweede Wereldoorlog haast volledig worden herbouwd. Ofschoon de marineleiding ook tijdens de oorlog plannen over de toekomstige samenstelling van de vloot had gemaakt, de nieuwe situatie vereiste een flinke aanpassing. De vloot moest snel en met beperkte middelen worden herbouwd.



Aan de andere kant wilde de Koninklijke Marine in toekomstige oorlogssituaties niet meer volledig afhankelijk zijn van bondgenoten -zoals tijdens WOII het geval was en de marine daardoor zelf weinig in te brengen had. Daarnaast moest de vloot een "harmonische vloot" worden met vliegdekschepen, kruisers, jagers, fregatten, onderzeeboten, etc. die op de oceaan uit de voeten kon, maar die ook de dreiging in Nederlands-Indië het hoofd kon bieden.

Al in november 1945 kwam een eerste plan ter tafel voor de nieuwe vloot, die moest bestaan uit drie smaldelen en waar de torpedobootjagers een belangrijke rol in speelden. Gaandeweg veranderden de gedachten over de torpedobootjagers echter. De atoombom bleek geen geschikt wapen tegen schepen en als marineschepen zich zouden wapenen tegen radioactiviteit en met hoge snelheid uit besmet gebied konden vluchten, was het nucleaire gevaar te overzien. Belangrijker was echter dat tijdens de oorlog de kracht van het onderzeebootwapen andermaal was gebleken, dus de jagers moesten zich meer op onderzeeboten richten. Dit was uitdrukkelijk de wens van de toenmalige Bevelhebber der Zeestrijdkrachten LADM Helfrich.1

Aan de focus op onderzeebootbestrijding, bescherming tegen radioactiviteit en snelheid, werd ook de eis om kustbombardementen uit te kunnen voeren, toegevoegd. Het voeren van aanvallen met torpedo's op andere oppervlakteschepen zag de marine als achterhaald en de torpedo-eis werd daarom niet in het ontwerp van de jagers opgenomen (zie in dit artikel over wapenstystemen meer). Het ontwerpen van onderzeebootjagers kon beginnen.

tekening Hollandklasse
De eerste kennismaking met het grote publiek, tijdens de denkbeeldige rondgang in de Alle Hens van januari 1950. (Bron: Alle Hens)

Het ontwerp van de A-jagers
De ontwerpers van de Hollandklasse probeerden het wiel niet opnieuw uit te vinden, maar keken voor de scheepsvorm en indeling van het ketelruim en de machinekamer naar Britse marineschepen. Daarnaast maakten zij gebruik van de (harde) lessen uit de Tweede Wereldoorlog. Zo moesten de schepen, vanwege de nucleaire, chemische en biologische dreiging, gasdicht worden gemaakt. In tegenstelling tot eerdere marineschepen, waren er alleen patrijspoorten in de opbouw, en was er "automatische ventilatie" (al hield dat in de praktijk niet veel in, zeker niet in de grote slaapverblijven voor 70 man). Een les uit de oorlog was bovendien dat er voor ieder verblijf vluchtroutes gemaakt moesten worden. Ook het in twee volkomen onafhankelijke eenheden splitsen van de machineinstallatie was meegenomen uit de lessons learned van de strijd der zee.2

Eveneens nieuw was het volledig electrisch lassen van de schepen, in plaats van het met klinknagels vastzetten van de scheepshuid. De nieuwste ontwikkeling op wapengebied werd door de ontwerpers toegevoegd: raketdieptebomwerpers waarmee de reikwijdte van de A-jagers veel groter zou worden.



Tegenwoordig koppelen we nieuwe technologische ontwikkelingen vaak onbewust aan automatisering, waarbij na de komst van een nieuwe machine minder mensen benodigd zijn. In de begintijd van de onderzeebootjagers was dat niet het geval, sterker, er werden meer machines aan boord van deze schepen geplaatst dan daarvoor en daar waren vervolgens ook meer bemanningsleden voor nodig die de machines moesten bedienen. In de Alle Hens van januari 1950 wordt op heel aardige wijze de leef- en werkruimten beschreven van de (op dat moment in aanbouw zijnde schepen): "De verblijf-indeling is verspreid over het schip, evenals de hutten. De bemanning wordt dus 'alarmrolsgewijs' ondergebracht, zodat ze niet ver te lopen hebben als het er van is. De officieren wonen onder de brug en in het achterdekhuis; de onderofficieren achter de laatste. Hun hutten -één 4-mans en één 6-mans- zijn daar recht onder, terwijl vooruit nog twee 6-mans hutten zijn gelegen.

De slaapverblijven der bemaning zijn, volgens de moderne principes, ingericht met vaste kooien [dus geen hangmatten meer, JK], die drie dik boven elkaar liggen. Er kunnen meer dan 200 korporaals en manschappen in worden ondergebracht. In het dagverblijf dat onder de bak [voorschip, JK] is gelegen, kunnen iets minder dan de helft van deze mensen zitgelegenheid vinden aan tafels. Dat is voor het schaften -volgens cafetariasysteem- en voor hen, die willen schrijven of werken. De overigen, voor zover niet op wacht, zullen in de slaapverblijven verpozing moeten zoeken en dat geeft dus het bekende beeld van menige Amerikaanse film, waar men de mensen op hun kooi liggend ziet lezen of zich onledig houden met een mondharmonica."3

Al het voorgaande werd geplaatst op en in schepen van slechts 111,30 meter lengte en bijna 250 bemanningsleden. De ontwerpers hadden weliswaar veel nieuws toegevoegd aan de jagers, maar een centrale gang van voor naar achteren die het hele schip met elkaar in verbinding stelde ontbrak. Wilde je bijvoorbeeld naar het achterketelruim, dan kon dat niet binnendoor, maar moest je naar buiten. Het H-dek van de schepen lag echter laag boven het water en met een beetje golven was de kans al groot dat je een nat pak haalde. Bij serieuze zeegang was de wandeling over het open dek koud en erg gevaarlijk.

tekening Hollandklasse
Een tekening van het definitieve ontwerp in de Alle Hens van mei 1954. De opvallendste verschillen zijn de grotere brug, de grote radar op de achterste mast en het ontbreken van kleiner geschut voor de brug en achter de achterste mast. (Bron: Alle Hens)

Bestelling
De Hollandklasse werd voor het eerst in openbare documenten genoemd in 1946, in de begroting van 1947. Zij heetten in den beginne "Onderzeebootjagers 1947". In 1948 werden zes jagers van de twaalf geplande jagers besteld. De eerste vier (Hollandklasse) zou voorzien worden van machines die tijdens de Tweede Wereldoorlog in aanbouw waren voor de Duitse marine. Twee grotere (Frieslandklasse) zouden van nieuw gebouwde voortstuwing worden voorzien.



Bouw
De vier jagers werden gebouwd op drie verschillende scheepswerven. De Holland werd gebouwd door de Rotterdamse Droogdokmaatschappij (RDM), ook de Gelderland werd in die regio gebouwd: Dok- en Werfmaatschappij Wilton-Fijenoord te Schiedam. De Koninklijke Maatschappij de Schelde in Vlissingen bouwde de Noord-Brabant en de Zeeland.

De kiel van de Holland werd op 20 april 1950 gelegd. Krap drie jaar later -op 11 april- liep de onderzeebootjager van helling 4 in Rotterdam, nadat de vrouw van de Staatsecretaris van Marine SBN Moorman met een bijl de Holland had losgeslagen. In zijn toespraak legde de directeur van de RDM, Ir. K. van der Pols, de gasten uit dat de bouw van moderne marineschepen zoveel langer duurt dan vroeger. De zeer ingewikkelde instrumenten vergen veel meer tijd van voorbereiding en studie.4

De vertragende rol van de opdrachtgever, noemde dhr. Van der Pols mogelijk niet in zijn toespraak, maar die was er wel. De afbouw die na de tewaterlating volgt, werd door de marine doelbewust vertraagd om financiële redenen. Er was op dat moment niet genoeg geld. De materiaalprijzen stegen echter en fouten in de bekabeling deden de kosten ook niet bepaald dalen. Daarnaast waren er twijfels over de stabiliteit van de jagers. Maatregelen moesten worden genomen (zoals het bouwen van aluminium masten in plaats van stalen, reductie van 40mm mitrailleurs) en betaald. De onderzeebootjagers werden duurder en de bouw liep vertraging op tot anderhalf jaar.5

Hollandklasse
Hr.Ms. Holland tijdens een bevoorrading op zee. (Foto: Koninklijke Marine)

Proefvaarten - Holland haalt ruim 40 knopen
Op 2 maart 1954 was het eerste schip van de klasse gereed voor de -zoals de RDM dat noemde- "grote proeftocht" van ruim zes weken. Via Den Helder voer het om de zuid naar Schotland voor een dikke week snelheidsproeven. Op de heenweg was de zee ruw en volgens het personeelsblad van de Rotterdamse werf "brachten velen prompt het bekende offer". 6 Om de exacte snelheid te meten werd er bij het eiland Arran snelheidtests uitgevoerd, daar is namelijk de zeemijl precies uitgemeten en zichtbaar gemaakt aan de hand van markeringen op land. Op 8 maart vestigde de Holland een snelheidsrecord. Op de gemeten mijl "ontwikkelde het schip een snelheid van ruim veertig knopen", zo meldde het Algemeen Dagblad op 9 maart 1954.7

Na wat toeristische uitstapjes in Schotland, zetten schip, werfpersoneel en bemanning koers naar het zuiden voor het testen van de ventilatiesystemen.

Nadat de Holland Schotland had verlaten, raakte het opnieuw in een storm. De snelheid moest worden beperkt tot 4 tot 5 knopen, terwijl het leven aan boord ernstig werd gehinderd doordat het schip grote slingeringen maakte.
Naarmate Las Palmas werd genaderd (waar de Holland een paar uur lag), werden de dikke jassen verruild door ligstoelen aan dek. Daarna stoomde de Holland op naar Dakar (Senegal) waar opnieuw diverse proeven werden gedaan, en de jager maar korte tijd binnenlag. Onderweg naar Casablanca (Marokko) bleek de zeegang opnieuw teveel voor het nieuwe marineschip om snelheid te houden. Na drie uur Casablanca werd weer zee gekozen, ditmaal naar het noorden. Ter hoogte van Portugal werd de Holland dwars op de golven gelegd voor slingerproeven. Drie dagen later was het weer in Den Helder waar het bij de Rijkswerf aan tests onderworpen werd. Op 15 april meerde de Holland weer af bij de RDM in Rotterdam.
Behalve de snelheid en de ventilatie, waren ook zaken als vaargedrag, bestuurbaarheid, werking van de apparatuur en de huisvesting onder de loep genomen. 8, 9

Hr.Ms. Holland werd op 30 december 1954 in dienst gesteld. In maart, juni en augustus van het daaropvolgende jaar werden Hr.Ms. Zeeland, Hr.Ms. Noord Brabant en Hr.Ms. Gelderland in dienst gesteld.



Reserve
De onderzeebootjagers van de Hollandklasse hebben dienstgedaan van half jaren vijftig tot aan het einde van de jaren zeventig. Geen van de vier A-jagers was echter twintig jaar actief. In de tijd dat de marine over grote aantallen marineschepen beschikte, was er een tekort aan personeel en financiën, waardoor grote aantallen schepen geconserveerd werden. Dit betrof vooral mijnenvegers, maar ook jagers werden in reserve gehouden. Destijds was het gebruikelijk om militair materieel in reserve te houden, voor het geval er een grootschalig conflict (met de Sovjet-Unie) zou uitbreken. Tegenwoordig is het ondenkbaar om schepen te bouwen en ze vervolgens vrijwel direct weer uit dienst te stellen en in te pakken.

Hr.Ms. Holland verliet Nederland, zo'n twee maanden na indienststelling, op 12 februari 1955 voor een reis rond Afrika. In mei keerde de jager terug en werd uit dienst gesteld, ongeveer zes maanden na indienststelling. Zeven jaar later werd het schip weer in dienst gesteld.

Zie hier een overzicht voor de uitdienststellingsperioden:
Holland medio 1955 - medio 1962
Zeeland december 1956 - mei 1965
Noord Brabant eind 1955 - medio 1965
Gelderland april 1962 - medio 196910

Jagen op onderzeeboten, maar geen torpedo's
Al vanaf het begin was duidelijk dat de onderzeebootjagers geen torpedo's zouden krijgen. Dat klinkt in de huidige tijd vreemd, de torpedo is immers tegenwoordig het geijkte wapen tegen de onderzeeboot. De A-jagers waren echter afstammelingen van de torpedobootjagers die sinds een aantal decennia bij westerse marines in gebruik waren (en die niet onderzeebootbestrijding als specialisatie hadden). Torpedo's hadden deze jagers tijdens de Tweede Wereldoorlog als wapen tegen oppervlakte schepen. Dat de marine de torpedo in het ontwerp liet vallen had te maken met de komst van radar die verrassingsaanvallen met torpedo's op oppervlakteschepen niet meer waarschijnlijk maakte. Tegen onderzeeboten zouden de jagers juist een uitgebreid pakket krijgen in de vorm van dieptebommen en raketdieptebommen voor de grotere afstanden. De torpedo tegen onderzeeboten kwam later tot wasdom.

Zeven Provinciën Friesland Sint Petersburg
(Van links naar rechts) B-jager Hr.Ms. Friesland, Hr.Ms. De Zeven Provinciën en A-jager Hr.Ms. Zeeland op de rivier de Newa in Sint Petersburg. (Foto: AVDKM)

Inzet
De A-jagers waren gemiddeld één derde van de levensduur in conservatie. Toch hebben zij het nodige werk geleverd en hebben aan vele oefeningen meegedaan. Eén van de bekende reizen in de jaren '50 was de uiterst zeldzame reis van kruiser Hr.Ms. De Zeven Provinciën, B-jager Hr.Ms. Friesland en A-jager Hr.Ms. Zeeland naar de Sovjet-Unie in juli 1956. Voor het eerst sinds 1914 brachten Nederlandse marineschepen een bezoek aan Rusland, en wel aan Leningrad (nu Sint Petersburg).

Een jaar eerder had een opvallend incident zich voorgedaan tijdens de grote vlootschouw van juni 1955 in Amsterdam. Toen probeerde een Russische marine-attaché met twee assistenten foto's te maken van elektronische apparatuur aan boord van de splinternieuwe Hr.Ms. Noord Brabant. Drie dagen lang probeerde het drietal tevergeefs met allerlei trucs toegang te verschaffen tot de Nederlandse marineschepen, waaronder het zusterschip van De Zeven Provinciën.11 Wellicht aasde de Sovjet marineofficier op een primeur, want een jaar later waren de schepen in zijn thuisland te bezichtigen (nadat wel de meeste geheime info in Den Helder was achter gelaten of was afgeschermd).

Op 9 januari 1974 voer Hr.Ms. Noord Brabant op de Westerschelde toen de Britse Bulk Carrier op het laatste moment een boei probeerde te ontwijken. Daarbij schoot het schip te ver door en boorde het zich in de midscheeps van de onderzeebootjager. Dat resulteerde in een gat van 3,5 meter. Bij de aanvaring kwamen twee machinisten van de Noord Brabant om het leven. De jager werd naar de scheepsreparatiewerf „Scheldepoort" gesleept. Later bleek de schade zo groot dat de oude Noord Brabant vervroegd uit dienst werd gesteld.

Aanvaring Noord Brabant
De schade was groot. Hier is de midscheeps van de Noord Brabant -in het dok- te zien na de aanvaring met de Tacoma City. (Foto: Koninklijke Marine)

Verkoop en uitdienststelling
In de tijd dat de meeste A-jagers in reserve werden gehouden, waren ze bestand tegen de dreiging uit die tijd. Eind jaren '60 en begin jaren '70 raakten ze snel verouderd. Het rakettentijdperk was op gang gekomen, snelle vliegtuigen en kruisvluchtwapens vereisten bovendien snelle reactietijden (en dus meer digitale systemen). Zowel wapens als sensoren konden een moderne aanval niet afslaan. De jagers naderden het einde van de levensduur, maar werden uiteindelijk op relatief jonge leeftijd van de hand gedaan en vervangen door de S-fregatten.

Van de vier schepen werd alleen de Holland verkocht. Net als zeven schepen van de Frieslandklasse ging het schip in Peruaanse dienst. De Zeeland en de Noord Brabant werden gesloopt, de Gelderland kreeg als instructievaartuig een plaats aan de kade van het Marine Etablissement Amsterdam voor de Technische Opleidingen Koninklijke Marine (TOKM). Daar heeft het jarenlang gelegen.

Hr.Ms. Noord-Brabant
Eén van de mooiste marinefoto's die gemaakt is van de A-jagers, in dit geval van Hr.Ms. Noord-Brabant. (Foto: Koninklijke Marine)

Nummer Naam In dienst Uit dienst
D808 Holland 1954 1977
D809 Zeeland 1955 1978
D810 Noord-Brabant 1955 1974
D811 Gelderland 1955 1973
Afmetingen 111,3 x 11,3 x 3,88
Max. waterverplaatsing 2765 ton
Max. snelheid 32 knopen
Bemanning 247 - 256
Voortstuwing 2 Werkspoor-Parsons stoomturbines met 2 ketels
Wapensystemen 4x 12cm kanons in twee dubbeltorens
40mm-mitrailleur
2x vierloops Bofors-raketdieptebomwerpers
2x dieptebomrekken
Sensoren Holland Signaal LW-02 luchtwaarschuwingsradar
Holland Signaal DA-01 doelaanwijssradar
ZW-01 zeebeeldradar
Van der Heem PAE 01 sonar
Van der Heem CWE 10 sonar
Helikopters Geen helidek


Noten
1. Schoonoord, D.C.L., Pugno Pro Patria, De Koninklijke Marine tijdens de Koude Oorlog; Uitgeverij Van Wijnen (Franeker, 2012)
2. Rondgang onderzeebootjager, Alle Hens, januari 1950, pp 5
3. Rondgang onderzeebootjager, Alle Hens, januari 1950, pp 5
4. Onderzeebootjager Holland te water, De Wekker, april 1953, pp 7
5. Schoonoord, D.C.L., Pugno Pro Patria, De Koninklijke Marine tijdens de Koude Oorlog; Uitgeverij Van Wijnen (Franeker, 2012)
6. De onderzeebootjager Holland op proeftocht, De Wekker, mei 1954, pp 2
7. Hr.Ms. Holland op proefvaart, Algemeen Dagblad, 9 maart 1954
8. De onderzeebootjager Holland op proeftocht (vervolg), De Wekker, juni 1954, pp 4 en 6
9. De onderzeebootjager Holland op proeftocht (slot), De Wekker, juli 1954, pp 2
10. Lemaire, W.C., De Koninklijke Marine; Bureau Werving en Personeelsvoorlichting (Den Haag, januari 1969)
11. Platje, W., Een zee van geheimen; Inlichtingenoperaties tijdens de Koude Oorlog. Uitgeverij Boom (Amsterdam, 2010), pp. 115-116

comments powered by Disqus




Marineschepen.nl
Contact
Over deze site
Adverteren
Blijf op de hoogte via:

Twitter

Facebook

Instagram

Copyright

Alle rechten voorbehouden.

Sinds 13 augustus 2001



Menu
Nederlandse marineschepen
Belgische marineschepen
Marineschepen wereldwijd

Gerelateerde artikelen
Bezoek aan Sovjet-Unie
Dieptebom van een jager