Laatst aangepast: 18-05-2023
Zr.Ms. Rotterdam (L800) is het eerste LPD (Landing Platform Dock) van de Koninklijke Marine. RDAM is primair bedoeld voor transport en het zelfstandig kunnen afzetten van een grote groep mariniers met de daarbij behorende uitrusting en voorraden, middels landingsvaartuigen en/ of helikopters. Het LPD heeft haar naam te danken aan de grote historische verbondenheid van het Korps Mariniers met de stad Rotterdam.
Zr.Ms. Rotterdam in juli 2019 na het onderhoud in de eerste week van zelfstandig varen. (Foto: Jaime Karremann/ Marineschepen.nl)
Het Korps Mariniers vecht voor een eigen schip | Naar menu
Tot 1998, het jaar waarin de Rotterdam in dienst gesteld werd, had de vloot geen grote amfibische middelen. Het Korps Mariniers maakte tijdens haar lange amfibische historie gebruik van koopvaardijschepen, bevoorradingsschepen, fregatten of buitenlandse amfibische marineschepen. Naarmate de taak van de marine en het Korps Mariniers gedurende de jaren '60 wijzigde door de Koude Oorlog, werd de behoefte aan een eigen amfibisch platform steeds groter.
De samenwerking met de Britten was weliswaar uitstekend, maar het aantal Britse amfibische transportschepen nam vanaf eind jaren '70 af. Bovendien betekende het gebruik van de Britse schepen, volgens de Alle Hens van april 1989, wel dat de mariniers per trein vanuit Doorn (Utrecht) naar Hoek van Holland moesten afreizen en daar op een schip naar Engeland moesten stappen. In Plymouth konden zij aan boord van het Britse amfibische transportschip.
Binnen de Koninklijke Marine was het Korps Mariniers aangewezen op bijvoorbeeld Hr.Ms. Zuiderkruis. Het vervoer van maximaal 150 mariniers op de Zuiderkruis, provisorisch op elkaar gedrukt, was goed bedoeld, maar paste niet bij de taken van het Korps Mariniers.
Het transport van mariniers voor de komst van Zr.Ms. Rotterdam was provisorisch. Hier mariniers op het helidek van een S-fregat eind jaren '80. (Foto: Koninklijke Marine)
De lange weg naar de Rotterdam | Naar menu
Reeds in 1975 constateerde de toenmalige commandant van het Korps Mariniers dat de "slagkracht landinwaarts" bij de marine weliswaar erkend werd, en dat men daar mariniers voor wil inzetten, maar dat het ontbrak aan een eigen amfibisch platform om de mariniers plus materieel te vervoeren.
Gaandeweg raakten steeds meer mensen -eerst vooral binnen de marine- overtuigd van het nut en noodzaak van eigen amfibische schepen. Snel overal ter wereld kunnen optreden begon namelijk steeds belangrijker te worden. Het ging dan niet in de eerste plaats om een totale oorlog waarbij mariniers de stranden moesten bestormen zoals in Normandië 1944, maar om een enorm scala aan missies op de grens van water en land. Dus ook hulpacties na een natuurramp en crisisbeheersing.
Het Britse Landing Platform Dock HMS Fearless was eigenlijk de voorganger van Zr.Ms. Rotterdam. Veel Nederlandse mariniers zijn door de jaren heen vervoerd met dit (oude) schip. (Foto: Amerikaanse marine)
Begin jaren '80 zegde de minister van Defensie De Geus toe een studie te doen naar het vervoer van amfibische gevechtstroepen. Toen in december 1982 door de Vaste Kamercommissie voor Defensie gevraagd werd naar de stand van zaken, kreeg zij als antwoord: "Het blijkt niet mogelijk binnen het in het vooruitzicht gestelde budget een apart schip te verwerven voor het transport van de amfibische gevechtsgroepen van het Korps Mariniers. Thans wordt bestudeerd of het volgens de plannen aan het eind van de jaren tachtig te bouwen bevoorradingsschip mede kan worden bestemd voor het transport van de amfibische gevechtsgroepen."
Het Korps Mariniers liet zich niet ontmoedigen en de opeenvolgende Korpscommandanten streden voor het gewenste amfibische transportschip. En met succes. Eind 1986 werd het Defensieplan 1987-1996 bijgesteld. Bepaald werd dat "in de tweede helft van de planperiode" een schip zou worden aangeschaft voor de amfibische oorlogvoering. De plannen voor een derde bevoorrader naast Hr.Ms. Poolster en Hr.Ms. Zuiderkruis, was daarmee van de baan.
Ook in de volgende plannen werd de komst van het amfibisch platform steeds bevestigd. Het Marineplan 1989 - 1998 vermeldde dat vanaf 1992 geld gereserveerd wordt voor een "amfibisch liftschip" dat in 1996 in dienst zou komen. In de Defensienota 1991 werd het nieuwe schip aangekondigd als één van de speerpuntprojecten.
Staatssecretaris Frinking schreef in 1994 dat het te bouwen amfibisch transportschip de afhankelijkheid van commercieel transport moest verminderen en dat het een belangrijk multifunctioneel middel zou zijn voor crisisbeheersing dat de flexibiliteit en mobiliteit van de krijgsmacht vergroot.
De kosten van het amfibisch transportschip bedroegen 265 miljoen gulden.
De eerste formele artist impression van het amfibisch transportschip. Dit ontwerp wijkt op veel punten af van de uiteindelijke versie, dat is vooral te zien aan de opbouw. Ook is in dit ontwerp aan de zijkant van het schip een zogenaamde Mexeflote te zien, een soort drijvend ponton met voortstuwing waarmee een grote hoeveelheid goederen in een (zeer kalme zee) naar de wal kunnen worden getransporteerd. (Bron: Alle Hens april 1989)
De tweede formele artist impression van het amfibisch transportschip. Dit ontwerp wijkt nauwelijks af van het uiteindelijke schip. Eén van de verschillen is de laaddeur die zich op deze tekening aan bakboordzijde bevindt; die bevindt zich op de echter Rotterdam aan stuurboordzijde. (Bron: Alle Hens augustus/ september 1991/ Casper Olling)
Ontwerp | Naar menu
Toen het groene licht werd gegeven, hadden reeds vele amfibische platformen het levenslicht gezien op de tekentafel. De eerste ontwerpen van een amfibisch transportschip dateren namelijk al van 1984. Schepen variërend van 4.000 tot 12.000 ton werden getekend, maar pas in 1988 werd een eerste uitgebreide studie gedaan naar een Amfibisch Transport Schip (ATS).
Het accent moest liggen op crisisbeheersing en daarom kon met een minimale zelfverdediging worden volstaan. Ook werden civiele normen en voorschriften gehanteerd, in verband met verbeterde leefbaarheid en verlaging van kosten.
Het ATS had begin 1990 een waterverplaatsing van 8.000 tot 9.000 ton.
De inkt was nog niet droog of het Warschaupact (militair bondgenootschap van communistische landen in Oost-Europa) viel uit elkaar. De spanning van de Koude Oorlog nam af. De behoefte aan een ATS bleef, maar wijzigde. Bovendien bleek dat Spanje ook interesse had in een dergelijk schip en met de Spanjaarden was eerder goed samengewerkt bij de bevoorradingsschepen Zr.Ms. Amsterdam en de Spaanse Patino klasse.
Het tekenpapier werd er weer bijgehaald en de eisen werden aangepast. Eén van de gevolgen was dat het schip groeide tot 11.000 ton; voor de Spaanse landingsboten moest het twee meter breder worden. De sensoren, wapens en computers aan boord heeft ieder land afzonderlijk bepaald en aangeschaft.
Volgens projectleider bij Directie Materieel Koninklijke Marine (DMKM) ir. Hans Hopman in de Alle Hens van augustus/ september 1991 is het ATS het best te vergelijken met "een kruising van een veerboot (...) en een dokschip. Het wordt dan ook voor een groot deel gebouwd volgens koopvaardijnormen." Opvallend is dat de Alle Hens het schip in 1991 nog een lengte gaf van ruim 140 en een breedte van 25 meter. Die nam later toe naar 166 en 27 meter.
Het ATS is van meet af aan bedoeld voor transport voor mariniers, maar ook voor land- en luchtmachteenheden. Hopman noemde bijvoorbeeld dertig Leopard 2 tanks en twee Patriotbatterijen. Essentieel voor het ATS is de mogelijkheid om te opereren met landingsvaartuigen en daar is het dok voor bedoeld. Maar ook voertuigen moeten aan boord kunnen en daarom zijn diverse ramps en liften in het schip geprojecteerd, volgens Hopman net zoals bij een veerboot.
De koopvaardij-invloed zie je ook terug in de behuizing van de bemanning. Hopman in de Alle Hens: "Voor elke officier is er een aparte hut, onderofficieren slapen met maximaal twee man in dezelfde ruimte en korporaals en manschappen bewonen maximaal met zijn zessen een hut. Het niveau van afwerking valt te vergelijken met dat van de M-fregatten."
De mariniers worden minder luxe ondergebracht: in slaapzalen met twintig tot dertig bedden. Dat kan ook niet anders volgens Hopman, want het ATS zou het schip worden met het meeste aantal personen aan boord in decennia. Inclusief bemanning biedt het ATS accommodatie aan 800 mensen. Dat heeft ook gevolgen voor de omvang van de bottelarij, de kombuis, verblijven, etc. Een grote ziekenboeg was ook al opgenomen in het ontwerp.
De Rotterdam in aanbouw te Vlissingen, met op de voorgrond M-fregat Zr.Ms. Van Speijk. (Bron: Alle Hens december 1996)
Het schip werd in februari 1997 naar de afbouwkade gesleept. (Foto: Koninlijke Marine)
Het ATS tijden de aftimmerperiode. (Foto: Koninlijke Marine)
Bouw | Naar menu
Het ATS moest oorspronkelijk in 1996 in dienst komen, maar dat werd vertraagd naar begin 1997.
In februari 1994 werd bekend dat er opnieuw een vertraging was en wel van 10 maanden. In een brief aan de Tweede Kamer schreef staatssecretaris van Defensie Ton Frinking dat de Koninklijke Schelde Groep (tegenwoordig Damen Naval Shipbuilding) in Vlissingen het schip zou bouwen en dat het eind 1997 zou worden opgeleverd. De bouw startte later omdat De Schelde extra tijd nodig had om het tekenwerk meer in detail uit te werken.
In april 1994 gaf de marine opdracht aan de Koninklijke Schelde Groep voor de bouw van het Amfibisch Transport Schip. Op 25 januari 1996 werd de kiel van de Rotterdam gelegd, een half jaar later volgde in Spanje de kielleging van zusterschip Galicia. Het tweede Spaanse ATS volgde een jaar later.
Al tijdens de bouw trok het schip veel aandacht. Volgens de Alle Hens van april 1997 was dat niet alleen omdat het het eerste ATS is van de marine, maar vooral omdat het op een zeer aparte manier werd gebouwd. Het schip werd namelijk modulair gebouwd; nu heel gewoon, maar toen een noviteit. De Schelde bouwde twintig moten die voor een groot deel voorzien werden van apparatuur en leidingen, waarna het geheel in het dok aan elkaar werd gelast.
Op 27 februari 1997 werd de Rotterdam gedoopt door mevr. J.Z. Voorhoeve-Jaffe, de echtgenote van voormalig minister van Defensie Joris Voorhoeve.
Toen de Rotterdam werd opgeleverd was niet iedereen even gelukkig. De bouwer moest namelijk geld toeleggen op het amfibisch transportschip. Nooit eerder in het 122-jarig bestaan boekte de Koninklijke Schelde Groep zo'n slecht resultaat. Volgens bestuursvoorzitter Van den Heuvel was dat te wijten aan eigen "stomme blunders". De grootste verliespost? Het amfibisch transportschip. Kosten voor De Schelde: 40 miljoen gulden en de kas van de scheepsbouwer was leeg.
De Rotterdam werd op 18 april 1998 in dienst gesteld.
Een prachtige foto van een jong ATS: nog zonder naamsein begin 1998 tijdens de proefvaart. (Foto: Koninlijke Marine)
Het grote helikopterdek van Zr.Ms. Rotterdam biedt veel ruimte om met helikopters snel mariniers en/ of goederen aan- en af te voeren. (Foto: Koninklijke Marine)
Bedrijven | Naar menu
De volgende bedrijven hebben meegewerkt aan het ontwerp, de bouw van dit project, of hebben producten of diensten geleverd (en hebben een bedrijfspagina):
Taken | Naar menu
Tot de hoofdtaken van Zr.Ms. Rotterdam behoren transport en het zelfstandig kunnen afzetten van een grote groep mariniers met de daarbij behorende uitrusting en voorraden voor 10 dagen. Er is ruimte voor 595 mariniers, plus voertuigen, uitrusting en munitie.
Zr.Ms. Rotterdam kan de mariniers 30 dagen lang aan boord geheel zelfstandig ondersteunen. Daarvoor is voldoende voeding aan boord, zijn recreatieruimtes, zijn er voldoende administratieve voorzieningen, fitness- en onderhoudfaciliteiten.
Naast de hoofdtaak van Zr.Ms. Rotterdam kan het schip ingezet worden voor diverse andere doeleinden zoals:
- Schip voor helikopters tegen onderzeeboten.
- Transportschip voor land- en luchtmacht uitrustingen.
- Ondersteuning voor mijnenjagers.
- Ondersteuning voor operaties tegen terroristen.
- Ondersteuning van vrede-bewakingstaken en evacuatie operaties.
- Ondersteuning bij milieurampen.
Op deze foto is het dok volgelopen met water en vaart een landingsvaartuig naar buiten. Deze foto is genomen tijdens de proefvaart. Dat is te zien aan het ontbreken van de lijnen op het helikopterdek en de letters "RD" die staan voor Rotterdam. (Foto: Koninklijke Marine)
Een foto in het dok van Zr.Ms. Rotterdam. Dit deel kan men vol laten lopen met water, zodat landingsvaartuigen naar binnen en naar buiten kunnen varen. Achter het deel dat omhoog loopt staan voertuigen, deze staan verder voor in het schip. De uitgang van het dok bevond zich achter de fotograaf. (Foto: Koninklijke Marine)
Zodra de landingsvaartuigen naar binnen zijn gevaren, wordt het water uit het dok gelaten. Op zee is het zeer gevaarlijk om een dergelijke hoeveelheid water aan boord te hebben, het schip kan instabiel worden. (Foto: Koninklijke Marine)
Opnieuw het dok. (Foto: Koninklijke Marine)
Landingsvaartuigen, voertuigen en helikopters | Naar menu
Zr.Ms. Rotterdam beschikt over een groot dok, een voertuigendek en een helikopterdek. Het transport van schip naar land kan met de vaartuigen die dankzij het dok uit kunnen varen, met helikopters of (via de laadklep) met voertuigen.
De achterzijde van het schip kan ongeveer 4 meter in het water zakken, waardoor er water in het dok loopt. Vier grote Landing Craft Utility (LCU's) of zes kleine Landing Craft Vehicle Personnel (LCVP's) kunnen dan het dok in of uit.
Het helidek is bijna 60 meter lang en 25 meter breed; groot genoeg om twee helikopters gelijktijdig te laten landen en/ of opstijgen. Aan de achterzijde van de opbouw zijn faciliteiten op het vliegverkeer op het helidek te leiden; een mini verkeerstoren.
Het schip is verder voorzien van liften voor goederen en een kraan. Zr.Ms. Rotterdam is in staat om in praktisch iedere haven zelfstandig te laden en te lossen.
De Rotterdam heeft tevens commandofaciliteiten om een landing te coördineren.
Het helidek is ook geschikt voor voertuigen.
Voorzieningen | Naar menu
Zr.Ms. Rotterdam heeft een uitgebreid hospitaal aan boord. Hierin bevinden zich 2 operatietafels, 10 intensive-carebedden, behandelingkamers en een noodziekenboeg voor ongeveer 100 gewonden. Het schip kan in oorlogstijd eenheden medische hulp verlenen, maar ook kan het na een natuurramp snel ter plaatse zijn als drijvend ziekenhuis (met helikopterplatform). Ook kan het als gewondentransportschip ingezet worden bij evacuaties.
De slaapverblijven van de embarked forces, zoals mariniers, zijn gevuld met meer bedjes dan die van de vaste bemaning. Hier een verblijf voor 18 korporaals/ manschappen. (Foto: Jaime Karremann/ Marineschepen.nl)
Mariniers | Naar menu
In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt zijn mariniers doorgaans niet op marineschepen werkzaam. Bij de LPD's maakt een klein aantal mariniers deel uit van de vaste bemanning, bijvoorbeeld als flight deck officer/ combat cargo officer. Natuurlijk kunnen er honderden mariniers aan boord voor transport, maar er is ook nog een club die zich eigenlijk tussen de vaste bemanning en embarked forces bevindt: de 54 personen van de landingsorganisatie. Ook zij stappen alleen aan boord als het nodig is.
Die organisatie is opgezet volgens Brits model en bestaat uit o.a. de Amphibious Beach Unit dat het strand prepareert voor de landing, de recovery-ploeg die vastgelopen voertuigen kan vlottrekken met een BARV (een omgebouwde tank), een beach control team, een logistieke ondersteuningsploeg en Maritime Special Operation Forces (MARSOF) in de vorm van kikvorsmannen.
Eén van de wapens van Zr.Ms. Rotterdam: de .50.
Wapensystemen en sensoren | Naar menu
LPD's opereren in risicogebieden altijd onder bescherming van bijvoorbeeld fregatten, torpedobootjagers, vliegtuigen en/ of onderzeeboten. De Rotterdam is daarom voorzien van wapensystemen die zijn bedoeld om zichzelf te kunnen beschermen tegen vliegtuigen en raketten die toch door de verdediging zijn gekomen of tegen bijv. bootjes met terroristen als het zelfstandig in een iets minder risicovol gebied vaart. Het gaat dan voornamelijk om Goalkeeper.
De Goalkeeper wordt vervangen door een combinatie van een RAM (Rolling Airframe Missile) dat kleine raketten lanceert en een Leonardo 76mm kanon met granaten die net als de raketten in de lucht kunnen worden bijgestuurd. Het geheel wordt aangestuurd door een Thales Pharos-radar en vuurleidingssoftware van Thales. Volgens de Kamerbrief uit januari 2021 over vervanging Goalkeeper zullen de systemen na uitdienststelling van de Rotterdam verwijderd worden en op de vervanger worden geplaatst.
De Rotterdam heeft ruimte voor 36 MK46 torpedo's tegen onderzeeboten. Deze wapens kunnen door de boordhelikopters gebruikt worden om onderzeeboten te bestrijden.
De Rotterdam heeft twee nieuwe masten met nieuwe apparatuur, waaronder de Thales NS-106 radar, de Dcompass infraroodcamera en Gatekeeper. (Foto: Jaime Karremann/ Marineschepen.nl)
Naast de sensoren voor navigatie is de Thales NS106 radar een belangrijke sensor voor de Rotterdam; hiermee wordt het luchtbeeld opgebouwd. De sensor wordt door Thales zelf de NS100 genoemd, maar technici spreken van de 106 omdat deze enigszins afwijkt van de 100. De NS100 wordt door Thales omschreven als een dual-axis multibeamradar met AESA (active electronically scanned array) technologie. Met andere woorden, de radar is net als de SMART-S Mk2 een multibeamradar: de radar zendt meerdere radarbundels boven elkaar uit. Op deze manier kan het sneller informatie over het doel verkrijgen dan traditionele single-beam radars, zoals de vorige radar, die met één straal het hele luchtruim moeten scannen.
Tijdens het instandhoudingsprogramma in 2018 werd de oude Holland Signaal DA08 vervangen door de nieuwe Thales NS100 radar waardoor het beeld duidelijk zal verbeteren.
In 2021-2022 krijgt ook Zr.Ms. Johan de Witt een NS100-radar. Volgens Thales zal de NS100 van Zr.Ms. Rotterdam een update krijgen zodat zij exact gelijk zijn.
Zr.Ms. Rotterdam tijdens een amfibische operatie met landingsvaartuigen en Sea King helikopters. Rechts op de achtergrond de oude Britse HMS Fearless, dat in 2002 uit dienst werd gesteld. (Foto: Koninklijke Marine)
Inzet en oefeningen | Naar menu
Eén van de eerste oefeningen van het nieuwe LPD was Floating Care '98. In september van dat jaar had aan boord van de Rotterdam een grote medische oefening plaats.
Zr.Ms. Rotterdam was acht maanden in dienst toen het in december 1998 werd ingezet voor vervoer van Nederlandse eenheden naar Macedonië. In 1999 speelde het schip een belangrijke rol in de operatie Allied Harbour, een hulpoperatie van de NAVO in Albanië. De Rotterdam fungeerde als transportschip voor het Korps Mariniers en de landmacht, en transporteerde daarom grote hoeveelheden materieel van en naar Albanië.
Zr.Ms. Rotterdam wordt beladen. (Foto: Koninklijke Marine)
In 1999 nam Zr.Ms. Rotterdam deel aan de grote NAVO-oefening Bright Star in Egypte. De nadruk lag op het trainen in de woestijn, maar de oefening kende ook een stevige amfibische component. Op deze manier werd aan de expeditionaire capaciteit van het Korps en de vloot gewerkt.
Niet veel later, in 2000, volgde een tweede grote internationale oefening. Dit keer in het Caribisch gebied. Tijdens Deux Tricolores oefenden Amerika, Frankrijk, Groot-Brittannië en Nederland amfibische operaties.
Zr.Ms. Rotterdam poseert met Lynx helikopter en landingsvaartuigen terwijl het onder weg was voor een VN-missie. (Foto: Koninklijke Marine)
In het kader van United Nations Mission in Ethiopia and Eritrea (UNMEE) ondersteunde Zr.Ms. Rotterdam in 2000 en 2001 het Nederlands-Canadese Bataljon. De kern van de Nederlandse eenheid werd gevormd door het Korps Mariniers.
Ook NAVO oefening Destined Glory, in 2001, was een grote amfibische oefening waar de Rotterdam aan meedeed. Deze internationale oefening had plaats voor de (stormachtige) Spaanse zuidkust.
In 2003 vertrok Zr.Ms. Rotterdam naar Liberia in het kader van United Nations Mission in Liberia (UNMIL). Het LPD maakte deel uit van een vredesmacht die de burgers van Libera moest beschermen na een jarenlange burgeroorlog.
De L800 was in 2006 op weg naar de West voor de multinationale oefening Joint Carribean Lion bij Aruba en Curacao toen Suriname geteisterd werd door overstromingen. Het schip heeft toen met de vier Lynx helikopters aan boord intensief hulp geboden.
Zr.Ms. Rotterdam als stationsschip in het Caribisch gebied. (Foto: Koninklijke Marine)
Zr.Ms. Rotterdam was in 2011 het eerste LPD dat als stationsschip in de West fungeerde. Normaal gesproken doen fregatten dit werk, maar door een tekort aan fregatten heeft een LPD dit moeten doen. Daar is dankbaar van gebruikgemaakt door de mariniers in de West, die nu kans zagen om uitgebreid amfibische operaties te oefenen op de stranden van Aruba en Curacao.
11 juli 2012 vertrok RDAM richting de wateren rond Somalië. Aldaar fungeert het als vlaggenschip van de antipiraterij-missie Ocean Shield van de NAVO, met aan boord de staf onder leiding van commandeur Ben Bekkering. Ter plaatse coördineert het schip de missie, maar voert ook zelf acties uit tegen piraten. Eén van de meest opvallende acties was het vuurgevecht op 24 oktober, toen RHIBs van Zr.Ms. Rotterdam door piraten onder vuur werden genomen.
In augustus 2013 vertrok het LPD naar de westkust van Afrika voor de oefening African Winds 2013 in het kader van Africa Partnership Station.
Van september tot en met december 2016 zou de Rotterdam eerst deelnemen aan de oefening Emerald Move in de Middellandse Zee en aansluitend richting de Westkust van Afrika varen voor African Winds 2016. Emerald Move gaat wel door, maar African Winds 2016 werd geannuleerd.
In september 2016 werd bekend dat het LPD naar de Middellandse Zee zou gaan om deel te nemen aan één van de missies in het kader van de migrantencrisis.
De Rotterdam in Amsterdam in 2018 voor onderhoud. (Foto: Paul Tolenaar/ Defensie)
Van februari t/m september lag de Rotterdam in Amsterdam bij Damen Shiprepair voor groot onderhoud en modernisering (zie hieronder meer), daarna werden de werkzaamheden aan het schip in Den Helder vervolgd.
Sinds juli 2019 is het schip weer op zee.
Na de Nederlandse oefening Continuation Cruise 2020 vertrok Zr.Ms. Rotterdam met Zr.Ms. Johan de Witt en Zr.Ms. Urk op 18 september richting de Middellandse Zee voor de internationale oefening Dynamic Mariner 2020. De schepen deden de Franse marinehaven van Toulon aan, maar er mocht niet gepassagierd worden. Op de laatste dag van de oefening werd bekend dat er personen aan boord van Zr.Ms. Rotterdam en Johan de Witt besmet waren geraakt met corona.
Zr.Ms. Rotterdam in Amsterdam in juli 2021, samen met Zr.Ms. Karel Doorman, voor een havenbezoek. (Foto: Jaime Karremann/ Marineschepen.nl)
In 2022 is Zr.Ms. Rotterdam het stafschip van het NAVO-eskader Standing NATO Maritime Group 1 (SNMG1) en dus thuis van de eskaderstaf onder leiding van de Nederlandse commandeur Ad van de Sande en vanaf zomer 2022 commandeur Jeanette Morang. De Rotterdam lag in januari 2022 in Amsterdam voor de commando-overdracht, die door de coronamaatregelen via video-verbinding was en zonder gebruikelijk ceremonieel op de kade.
Instandhouding | Naar menu
Zr.Ms. Rotterdam zal omstreeks 2030 aan het einde van de geplande levensduur raken. In 2013 zou daarom het instandhoudingsprogramma aanvangen, maar door de bezuinigen van minister van Defensie Hillen in 2011 werd dit project 4 jaar verplaatst. In de beleidsbrief van 8 april 2011 schreef Hillen bovendien dat de gevolgen waren dat het schip door die vertraging verminderd inzetgereed zou zijn. Eén van de wijzigingen die tijdens het instandhoudingsprogramma wordt aangebracht is de nieuwe Thales NS100 radar.
In september 2016 werd bekend dat het instandhoudingsprogramma Zr.Ms. Rotterdam is uitgesteld tot 2018.
In februari 2018 werd de Rotterdam van Den Helder naar Amsterdam gesleept. Daar begon het zichtbare deel van het groot onderhoud bij Damen Shiprepair in Amsterdam-Noord. Nadat het schip is teruggekeerd in Den Helder wordt in zes maanden tijd de tweede helft van het onderhoud afgerond.
De verbeteringen:
• vervanging DA08-radar door NSS106
• twee nieuwe masten
• samenvoeging van de amfibische centrale en de commandocentrale tot één nieuwe ruimte
• 1.700 lampen zijn vervangen door LED-lampen, waaronder 655 bedleeslampjes. Besparing: ongeveer 100.000 kWh per jaar (jaarverbruik van 30 huishoudens)
• 300 m leiding vervangen door kunststof leidingen
• 200 m aan laswerk voor vervanging van sjorkommen en huidplaten
• 1.500 nieuwe bouten om tanken te sluiten
• vervanging of revisie van 353 buitenboordafsluiters (kleppen om leidingen af te sluiten)
• ongeveer 25.000 liter verf gebruikt
• 35 km nieuwe kabels.
De Rotterdam was ook in 2019 nog niet van het bezuinigingsspook af. Doordat de marine bij de nieuwbouw van de Rotterdam veel informatie niet had meegekocht, was er veel niet bekend over de details van het schip. Bijvoorbeeld de routes van kabels. Daardoor kwam de projectorganisatie voor verrassingen te staan en bleek bijvoorbeeld het vervangen van kabels complexer dan gedacht. Het leverde een vertraging van vijf maanden op.
Vervanging | Naar menu
De vervanging van Zr.Ms. Rotterdam staat gepland in 2030. Het schip zal dan 32 jaar zijn en langer gevaren hebben dan de geplande levensduur. Dat de vervanging van de Rotterdam vertraagd is, is al langer bekend. Op 13 november 2013 werd tijdens de begrotingsbehandeling voor het eerst in de openbaarheid gesproken over de vervanging. Minister van Defensie Jeanine Hennis antwoordde op een vraag van Kamerlid Günal-Gezer (PvdA) over de investeringsquote van Defensie, dat de vervangende capaciteit voor Zr.Ms. Rotterdam één van de projecten was die door de bezuinigingen vertraagd was.
Volgens het Defensie Projectenoverzicht 2020 start het publieke traject van de vervanging van LPD1 met de A-brief in 2023. Het einde van de B-fase wordt verwacht in 2025 met de B-brief en in 2026 zal de D-brief naar de Kamer worden gestuurd.
Op 11 juni 2008 gaf Kane een exclusief concert aan boord van Zr.Ms. Rotterdam.