De vijf Type 31-fregatten van de Inspirationklasse zijn algemeen inzetbare fregatten voor "minder veeleisende" taken. De schepen zijn ook bedoeld voor export.
Een artist impression van het Type 31-fregat van 12 september 2019. (Bron: Babcock)
Goedkoper en voor export
Uit wat in 1998 begon met de vervanging van de Type 22 en Type 23 fregatten, kwam het Type 26 fregat. Na jaren van studies, schetsen en ideeën die steeds concreter werden, werd besloten dat er 13 Type 26-fregatten zouden worden besteld, waarvan 8 onderzeebootbestrijdingsfregatten en 5 fregatten voor algemene taken. In 2015 werden de twee varianten echter opgesplitst. De 5 'general purpose' varianten van de Type 26, werden 5 Type 31-fregatten. Vanaf het begin is het de bedoeling dat de schepen voor export worden aangeboden, vandaar dat de schepen aanvankelijk Type 31e werden genoemd.
Vergeleken met de Type 26-fregatten moest de Type 31 bovendien goedkoper worden en daar lijkt men in te zijn geslaagd. De kosten voor de Type 26 worden geschat op 1,23 miljard pond per stuk en 0,268 miljard pond per stuk voor de Type 31.
De Type 31 is echter een meer algemeen fregat en heeft niet als specialisatie onderzeebootbestrijding en is niet bedoeld om een vliegkampschip te beschermen. Vandaar dat de Type 31 aanvankelijk werd aangeduid als general purpose frigate. In 2016 vatte de toenmalige bevelhebber van de Britse marine, luitenant-admiraal Philip Jones, voor de Britse defensiecommissie het idee samen: "Het verschil met de general purpose frigate dat onderdeel zal zijn van de nationale scheepsbouwstrategie, is dat het doelbewust is ontworpen als veel minder high-end schip. Het is nog steeds een complex marineschip en in staat om zich te beschermen en verdedigen en invloed uit te oefenen over de hele wereld. Het is bewust ontwikkeld met lessen van bredere industrieën en reeds bestaande technologie om het niet alleen aantrekkelijker te maken om er mee op de iets lagere niveaus van Royal Navy-operaties te opereren, maar ook interessant is voor een veel bredere groep van onze internationale partners."
Bedrijven
De volgende bedrijven hebben meegewerkt aan het ontwerp, de bouw van dit project, of hebben producten of diensten geleverd (en hebben een bedrijfspagina):
Aanbesteding
Terwijl de opdracht tot het ontwerpen en bouwen van de Type 26 aan BAE Systems was gegund, werd voor de Type 31e een competitie uitgeschreven. Op deze manier wilde men de kosten reduceren en het proces versnellen.
Verschillende scheepswerven kwamen in 2017 met meerdere ontwerpen, ook mengden bedrijven uit het buitenland zich in de strijd. Nadat in 2018 de aanbesteding had stilgelegen omdat er onenigheid was over of het budget van 250 miljoen pond per schip wel voldoende was, werd de aanbesteding hervat. In 2019 werd bekend dat er meer geld beschikbaar kwam.
In december 2018 werden drie consortia gekozen voor de laatste ronde. De drie hadden allen nieuwe ontwerpen gemaakt op basis van bestaande schepen.
Atlas Elektronik UK en TKMS stelden een ontwerp voor dat gebaseerd was op MEKO A-200-fregatten. Het Duitse Blohm+Voss dat is overgenomen door TKMS bedacht het modulaire MEKO-concept en wist met dit ontwerp vele schepen te verkopen aan uiteenlopende landen. De A-200 werd verkocht aan Algerije, Zuid-Afrika en in voorjaar 2019 aan Egypte. Het is niet bekend welke wapens en sensoren werden voorgesteld, hun verkoop aan Algerije (opgeleverd in 2015 en 2016) werd voorzien van Denel Umkhonto luchtdoelraketten, Saab RBS-15 Mk3 antischipwapens en de Saab Sea Giraffe AMB 3D radar. De MEKO A-200 is ongeveer 120 meter lang en heeft een waterverplaatsing van 3.700 ton.
Waar het Duitse voorstel dicht bij het basisontwerp kon blijven, moesten de ontwerpers van BAE Systems en Cammell Laird meer wijzigen. Hun voorstel, Leander genaamd (vernoemd naar de succesvolle Leanderklasse fregatten uit de jaren '60), was gebaseerd op Khareefklasse korvetten van Oman. Het ontwerp dat door BAE Systems werd gemaakt, resulteerde in drie korvetten van 99 meter, die in de periode 2009 - 2014 werden gebouwd. Het nieuwe ontwerp was 120 meter lang en heeft een waterverplaatsing van 4.000 ton.
De nieuwe Leanders hadden 24-cellen voor Sea Ceptor raketten tegen luchtdoelen, geen antischipwapens en geen CIWS zoals Phalanx. Wel hebben de schepen een 76mm kanon en ruimte voor een medium helikopter. De radar is de Type 997 Artisan radar die ook voor andere schepen wordt gebruikt. In de midscheeps was veel ruimte voor onbemande vaartuigen.
Het derde voorstel had een Nederlands tintje. Babcock, BMT werkten samen met Thales en presenteerden de Arrowhead 140. Dit fregat is gebaseerd op het Deense ontwerp voor de Iver Huitfeldtklasse fregatten. Deze fregatten waren echter bedoeld voor luchtverdediging hoog in het geweldspectrum en daarom zijn vooral verschillen te zien op gebied van wapens en sensoren. De APAR, SMART-L zijn er af en er is geen MK 41 VLS voor uiteenlopende Amerikaanse raketten. Thales heeft een NS100-radar voorgesteld en een STIR voor doelaanwijzing. Verder is het schip voorzien van Tacticos, het combat management system uit Hengelo. Wel is er ruimte voor 24 Sea Ceptors (in een VLS in de midscheeps) en een Leonardo 76mm kanon.
Voorafgaand aan de aanbesteding kwamen het team Arrowhead en de Deense overheid overeen dat aangepaste versie geëxporteerd mag worden. (Wat de zaak makkelijker maakt is dat de oorspronkelijke Deense bouwer na de bouw van de Iver Huitfeldts failliet is gegaan.) De kritiek op dit ontwerp op internet was veelal dat het te groot is voor een goedkoop schip. De Arrowhead 140 was groter dan de andere ontwerpen en heeft een waterverplaatsing van 5.700 ton. Grote schepen zijn echter goedkoper in het ontwerp en tijdens de bouw. De Deense ontwerpers hadden een schip ontworpen dat waar mogelijk aan de koopvaardij-eisen kon voldoen, met zoveel mogelijk rechte stukken voor kabels en pijpleidingen. De Iver Huitfeldt was daardoor al erg goedkoop.
Aan de aanbesteding kwam op 12 september 2019 een eind, de winnaar werd bekend gemaakt: Babcock, BMT en Thales.
Kritiek
De keuze van de Royal Navy in de periode 2010 - 2015 voor goedkopere schepen lijkt op het eerste gezicht logisch. De Britse marine gaat gebukt onder enerzijds bezuinigingen uit het verleden, de noodzaak om verouderde systemen te vervangen en de zware last van de twee nieuwe vliegkampschepen.
Toch is de keuze voor goedkope buitenlandse ontwerpen misschien te simpel. Dat begint al met de eerste woorden van de First Sea Lord in 2015 (zie boven). Hoewel het slechts één quote is en daar niet zomaar een compleet beeld mee gevormd kan worden, klinkt er vreemd genoeg een zekere onderschatting door van de taken die fregatten krijgen die zich niet bezighouden met het escorteren van vliegkampschepen. Het is immers niet zo dat schepen die buiten een carrier taakgroep varen, niet blootgesteld staan aan dreigingen waar 'high end' oplossingen voor nodig zijn. Een carrier is inderdaad erg kostbaar en moet beschermd worden met goede schepen, maar biedt zelf ook bescherming. Die bescherming is er niet als een Type 31e straks onverhoopt op een andere missie, ver van de taakgroep, een opdracht moet uitvoeren.
Daarnaast klinkt het bestellen van fregatten die voor juist veel taken ingezet moeten kunnen worden én goedkoper moeten zijn, erg tegenstrijdig.
Om minder te betalen voor de fregatten doet de Royal Navy duidelijk concessies aan de kwaliteit van de schepen. Al zegt de First Sea Lord dat het hoogwaardige schepen zijn, er is duidelijk geknepen in de capaciteiten (die overigens door de industrie zijn vastgesteld). En dat is fijn op het moment dat je het geld moet overmaken, niet fijn als er een antischeepsraket aan komt. Vraag het maar aan de ... ehh Royal Navy. Want juist zij voeren met de goedkopere Type 21 naar de Falklands en daar bleek dat bij deze fregatten op cruciale punten was bezuinigd. Sindsdien zijn de eisen voor marineschepen in veel landen strenger geworden, en dus is men op die punten meer geld gaan uitgeven. Immers: te veel betalen kost geld, te weinig kost mensenlevens.
Oké, een belangrijk doel van de Type 31e is export om zo de Britse marine-industrie draaiende te houden. Maar dat is wel een gok. Al is de Royal Navy nog zo hoopvol gestemd, je scheept je eigen organisatie wel op met een goedkoop schip dat tegelijk ook uiteenlopende andere doelgroepen moet bedienen. En -achteraf is makkelijk praten- nu blijkt juist de Type 26 een goed export fregat te zijn met in totaal misschien wel 24 Australische en Canadese fregatten. Hoeveel duurder was het geweest als de Britten toch twee varianten hadden laten bouwen van de Type 26? VADM Jones betoogde tegenover de Britse defensiecommissie dat juist de hoge eisen die onderzeebootbestrijding aan het schip stelt (signatuurreductie, eventueel extra blast en schok voor raketinslagen), het schip duurder maken. De vraag is echter of dat niet toch goedkoper was dan vijf compleet andere schepen te laten bouwen.
Groot-Brittannië hoopte, net als Duitsland met de MKS 180, door marktwerking de prijs te drukken. Maar de kosten zijn tot nu toe alleen gestegen. Een off-the-shelf fregat kopen kan wel, maar dan kost het je extra door meer opleidingen, complexere logistiek, etc. Misschien had het Britse ministerie van Defensie beter kunnen kijken naar hoe Nederland in de tweede helft van de 20e eeuw de prijzen wist te verlagen, namelijk door meer zelf te ontwerpen en systemen zelf aan te schaffen.
Niet alleen Marineschepen.nl heeft kritiek op de Britse keuze, maar de afgelopen jaren zijn er veel vraagtekens gezet bij de keuze. "Als het ook over 20 tot 30 jaar niet kan vechten en overleven, dan is het niet de moeite waard om te bouwen," zei VADM b.d. Zambellas in 2017.
Bouw
Op donderdag 23 september is het staal van het eerste Type 31-fregat, HMS Venturer, gesneden op de werf van Babcock Marine in Rosyth, Schotland. Daarmee is de bouw van het fregat feitelijk van start gegaan.
Export
Naast de vijf voor de Royal Navy, zullen twee Type 31-fregatten worden gebouwd voor Indonesië. Dat maakte Babcock op 16 september 2021. Het contract is getekend met PT PAL.
De Type 31 is nog in de race voor Griekenland, Indonesië en Polen.