Marineschepen.nl
 
   
 

Walrusklasse onderzeeboten


Door: Jaime Karremann
Laatst aangepast: 13-11-2023


Alle Nederlandse onderzeeboten in actieve dienst zijn van de Walrusklasse. Deze bestaat momenteel uit drie onderzeeboten, vanaf halverwege de jaren '20 wordt het aantal verder afgebouwd tot twee. De Dolfijn en Bruinvis zullen doorvaren tot begin jaren '30 de vervanging komt. Door de jaren heen bleken de boten internationaal veel gevraagd, ook hebben zij successen behaald tijdens oefeningen en geheime operaties. De Walrusklasse verving in de jaren '90 de Dolfijnklasse (Driecilinder onderzeeboten). De onderzeeërs1 zijn deels afgeleid van de twee Zwaardvisklasse onderzeeboten.

Zeeleeuw
Zr.Ms. Zeeleeuw na het Instandhoudingsprogramma Walrusklasse (IPW), nabij de Bahama's in 2017. De voorste, gecamoufleerde mast, is de vervanger van de navigatieperiscoop. Dit is de optronische mast van L3Harris, die eveneens op Amerikaanse onderzeeboten te vinden is. Deze mast is voorzien van camera's en de informatie gaat dus middels een kabel naar de commandocentrale. Een mast met prisma's die van boven tot diep in de boot reikt, is er nog wel. Dat is alleen nog maar de aanvalsperiscoop. (Foto: Defensie)

De Walrusklasse bestond tot 2023 uit vier conventionele onderzeeboten; zij hebben een diesel-elektrische voortstuwing. Nederland heeft nooit nucleaire onderzeeboten gehad, al is dat in de jaren '60 wel overwogen.
Op dit moment worden de boten gemoderniseerd zodat twee boten nog tot begin jaren '30 mee kunnen. Dan moeten zij vervangen worden. In oktober 2023 wordt Zr.Ms. Walrus als eerste uit dienst gesteld, in 2026 volgt de Zeeleeuw.

Hoofdstukken op deze pagina

Vervangers Dolfijnklasse

Eisen

Interview

Nieuw ontwerp

Vernieuwingen

Houten model

Bouw

Walrusaffaire

Kosten

Proefvaart

Zes boten

Taken

Combat Management System

Sonars

Periscoop en optronische mast

Wapensystemen

Internationale waardering

Tegenstanders: we komen er niet vanaf

Instandhoudingsprogramma

Opleiding onderzeebootcommandanten

Uniek

Asbest

Operationele inzet

Vervanging Walrusklasse

Reportages

Specificaties




Vervanger Dolfijnklasse | Naar menu
In 1974 werd middels de Defensienota bekend dat de marine de twee oudste Driecilinder onderzeeboten (Dolfijnklasse) wilde vervangen. Daarbij werd wel de kanttekening geplaatst dat dit afhankelijk was van een studie naar taakspecialisatie, die vooral de PvdA (en PvdA-minister van Defensie Henk Vredeling) graag wilde. Als een ander land zich wilde toeleggen op conventionele onderzeeboten, hoefde Nederland dat niet te doen, zo was het idee. De NAVO adviseerde voortgang te maken met een eventueel onderzoek, maar de marine zag dat er al taakspecialisatie was. Duitsland, Noorwegen en Denemarken richtten zich immers op kleine diesel-elektrische kustonderzeeboten, Frankrijk, Groot-Brittannië en de VS op 'atoomonderzeeërs'. Nederland bevond zich daartussen met grote diesel-elektrische subs. De Onderzeedienst had die stap al gezet met de Driecilinder onderzeeboten. Tot op de dag van vandaag is die specialisatie terug te zien en blijkt een gouden zet te zijn geweest.

Hoewel nota bene de minister en staatssecretaris van Defensie zelf vaak terugkoppelden dat taakspecialisatie erg lastig was (de internationale gesprekken over dit onderwerp verliepen moeizaam), bleef de politieke druk en wens van taakspecialisatie jarenlang aanhouden. Het hing zeker tot en met 1977 als een sluier over het project nieuwe onderzeeboten. Dat waren cruciale jaren waarin belangrijke keuzes werden gemaakt. In die zin hebben de plannen voor taakspecialisatie die de politieke leiding van Defensie maar niet wilde loslaten, en de slechte timing, bijgedragen aan wat later de Walrus-affaire werd genoemd.



Op 22 januari 1975 werden de 9 pagina's met stafdoelstellingen voor de nieuwe ééncilinder onderzeeboten goedgekeurd en kon het project echt van start gaan. Ir. Jan Jaap van Rijn was als Hoofd Bureau Onderzeeboten bij de Directie Materieel van de Koninklijke Marine (DMKM) verantwoordelijk voor het ontwerp. Diverse projectgroepen gingen aan het werk en leverden steeds meer rapporten en tekeningen aan: er werden bestekken geschreven waarin de kwantitatieve en kwalitatieve eisen werden geformuleerd, marktonderzoek gedaan, gegevens uit laboratoriaproeven verzameld, etc.

Ondertussen waren delegaties van de Koninklijke Marine toch in gesprek geweest met de Duitse, Australische, Canadese, Britse en Franse marine. Geen van de landen had op dat moment interesse in het gezamenlijk bouwen van onderzeeboten. De Britten en de Amerikanen moedigden de Nederlanders wel aan om nieuwbouw van diesel-elektrische onderzeeboten voort te zetten. Zeker de Amerikanen zagen het nut in van Nederlandse subs zo dicht bij het operatiegebied op de Noord-Atlantische Oceaan, daar zij zelf geen conventionele onderzeeboten bezaten.

In juni 1979 kon het eerste contract voor de bouw van één onderzeeboot en een optie op een tweede worden afgesloten met de Rotterdamsche Droogdok Maatschappij (RDM), naast Wilton-Fijenoord een van de twee Nederlandse werven die nog onderzeeboten konden bouwen. De documentatie was uitvoerig, zo werden 100 bestektekeningen aangeleverd, maar het ontwerp was nog niet definitief.

De gunning van de opdracht aan de RDM had namelijk onder druk gestaan, waardoor de beschikbare tijd voor het schrijven van het bestek en afronden van het ontwerp minimaal was. De marine had snel nieuwe onderzeeboten nodig en het voortbestaan van de werf kwam in gevaar naarmate de marine langer wachtte met het verstrekken van de opdracht. Achteraf bleek dat toch te gehaast stappen werden gezet en één van de oorzaken van de Walrusaffaire. Want de bouw ging beginnen, nog voor het ontwerp af was.

tekening Walrusklasse
Opengewerkte tekening van de Walrusklasse. (Bron: Koninklijke Marine)

Hoge eisen | Naar menu
Het project "vervanger Dolfijnklasse" behelsde veel meer dan één of twee onderzeeboten. De marine was al jaren daarvoor in samenwerking met diverse deskundigen op zoek naar een nieuwe metaalsoort voor de drukhuid van de onderzeeboot. De nieuwe subs moesten namelijk erg diep kunnen duiken om onder de temperatuurlagen in het zeegebied tussen IJsland en Schotland te kunnen opereren, waar ook de Russen voeren.2

Dus moest de buitenste schil van de boot (de drukhuid) bestand zijn tegen enorme waterdruk. Een grotere duikdiepte betekent niet alleen ander staal voor de drukhuid, maar ook andere pompen en zwaarder uitgevoerde afsluiters. Ook andere projecten liepen tegelijkertijd, zoals een onderzeebootsimulator (waarmee werken met besturing, voortstuwing, brandbestrijding, etc kon worden geoefend) en een GIPSY-trainer (vechten met de onderzeeboot) in samenwerking met TNO werd ontwikkeld. Deze twee zouden toekomstige bemanningen moeten opleiden en trainen, zodat de kosten van de Onderzeedienst laag gehouden konden worden. Dat werd later extra belangrijk toen de Onderzeedienst terug moest van zes naar vier onderzeeboten en er minder tijd was voor opleidingen op zee.

De eisen waar de boten aan moesten doen waren niet gering:
- Grote operationele duikdiepte (het dubbele van de Zwaardvisklasse)
- Grote actieradius
- Zeer stil
- Snel kunnen verplaatsen gedurende langere periode
- Grote manouvreerbaarheid
- Detecteren en volgen van doelen op grote afstand
- Lanceren van torpedo's en geleide wapens (zoals Harpoon) en het leggen van mijnen
- Hoge schokbestendigheid
- Hoge mate van veiligheid
- Goede accommodatie voor de bemanning
- Standaardisatie t.o.v. de andere eenheden
- Reductie van personeel
- Geintegreerd wapen- en sensorsysteem met lanceerinrichtingen waarmee tot op maximale duikdiepte nog gelanceerd kon worden

De ontwerpers lijken -met de techniek van toen in gedachten- er in geslaagd te zijn aan alle en vooral de operationele eisen te voldoen.

Jan Jaap van Rijn
Jan Jaap van Rijn naast een schilderij van de Dolfijn in aanbouw. Schilderij door A.L. Groot. (Foto: Jaime Karremann/ Marineschepen.nl)

Exclusief interview | Naar menu
Lees meer over het ontwerp en de bouw van de Walrusklasse in een uitgebreid exclusief interview met ontwerper ir. Jan Jaap van Rijn en één van zijn medewerkers ing. Piet van Hal.

Ontwerp | Naar menu
Oorspronkelijk wilde de Koninklijke Marine de twee nieuwe onderzeeboten baseren op de Zwaardvisklasse onderzeeboten (Military Of The Shelf, MOTS). De KM maakte echter niet één maar twee voorstellen. Het eerste was haast een kopie van de Zwaardvisklasse, het tweede (Walrus II genaamd) een ontwerp met vele verbeteringen. De omgeving was namelijk veranderd en de eisen die aan de boten werden gesteld waren zwaarder. De Zwaardvisklasse kon bijvoorbeeld niet dieper duiken dan 220 meter en was niet geschikt voor de moderne MK48 torpedo en Harpoon kruisvluchtwapen.

Uiteindelijk werd de Walrusklasse een nieuw ontwerp, met een veel minder sterke link naar de Zwaardvis dan in het begin was bedoeld. Tijdens het vervolg van de ontwerpfase en de bouw, voerde de marine vele nieuwe wijzigingen door. Dit werd mede veroorzaakt door nieuwe technologische ontwikkelingen en de lessons learned na het ongeluk met de Amerikaanse onderzeeboot USS Thresher. Toch is altijd duidelijk de link met de Zwaarvisklasse blijven bestaan. Qua indeling kenden de boten bijvoorbeeld grote gelijkenis.

De Walrusklasse onderzeeboten behoren nu tot een zeer select gezelschap actieve eenheden die nog met de hand zijn getekend. Bij latere ontwerpen kwam steeds een computer te pas.

Ook op een ander punt zijn de onderzeeboten bijzonder. De Walrusklasse heeft een zogenaamde double hull, vrij vertaald een dubbele huid. Bijna alles bevindt zich binnen de drukvaste huid, maar om die binnenste huid bevindt zich nog een buitenste huid. Die buitenste huid (de zichtbare buitenkant van de boot) is niet drukvast. Een belangrijke rol van die double hull is de rol van enorme brandstoftank. Single hull onderzeeboten moeten hun brandstof in de boot opslaan. Dat is voor boten die weinig brandstof mee hoeven nemen (de kleine Zweedse, Duitse, etc boten) geen groot probleem. Grote brandstoftanks binnen de drukvaste huid nemen kostbare ruimte in en dat is duur, "in een single hull reist diesel eerste klas" is een bekende uitspraak.

De double hull onderzeeboten zijn echter een zeldzaamheid geworden. De meeste moderne onderzeeboten zijn single hull, waarschijnlijk omdat de bouw daarvan makkelijker is en de grootste onderzeebootexporteurs ter wereld klanten hebben die kleinere kustonderzeeboten bouwen. Bij kleinere onderzeeboten is een enkele huid doelmatiger. Door veel technici buiten Nederland wordt double hull gezien als iets ouderwets (tijdens de Tweede Wereldoorlog was double hull de standaard). Geen bestaande Westerse onderzeebootbouwer heeft ervaring met double hull.



Belangrijkste vernieuwingen | Naar menu
Het ontwerp van de Walrusklasse was op veel vlakken vernieuwend. Gedurende het gehele project was de Onderzeedienst nauw betrokken. Niet alleen de staf, maar bijvoorbeeld ook onderzeebootkoks en -hofmeesters adviseerden over de kombuis.

Wat duidelijk behouden werd, was de druppelvorm van de Zwaardvisboten. Deze was afkomstig van de Amerikaanse Barbelklasse onderzeeërs. Een belangrijk verschil met het uiterlijk van de Zwaardvissen is het bekende X-roer van de Walrussen, waar de eerder genoemde boten een plus-roer hebben. Het X-roer zorgt voor meer veiligheid want als twee roerbladen onbestuurbaar zijn, kan de boot nog manoeuvreren. Maar een X-roer bedienen kan niet door een mens gebeuren, wel door een fly-by-wire systeem. Een geavanceerde stuurautomaat moest er speciaal voor ontwikkeld worden. Daarnaast steken de roeren niet uit, waardoor schade bij het afmeren kan worden voorkomen en boten beter op de bodem kunnen liggen om zich te verstoppen. Iets wat heel goed kan met diesel-elektrische onderzeeërs, al werd de Walrusklasse vooral gebouwd voor de diepe oceaan.

Andere belangrijke verschillen met de Zwaardvissen betreft de voortstuwing en de verregaande automatisering op de nieuwe boten.

In de onderzeeboten werd een "nieuwe generatie platformautomatisering voor besturing van het schip en voor bediening van voortstuwing en onderwaterbedrijf benevens een conditiebewakingsinstallatie (...) geďntroduceerd," aldus het Marineblad van februari 1983. De volledige bediening en bewaking van het platform zou daardoor vanuit de centrale van de onderzeeboot kunnen plaatsvinden. Dat was een primeur; buitenlandse onderzeedienstmensen wisten in de beginperiode niet wat ze zagen. De machinekamer kon daardoor onbemand blijven, ten opzichte van de Zwaardvisklasse leverde alleen dat al een besparing op van 15 man. Ook voor de bemanningsleden op de nieuwe boten was dit een enorme verandering, waar men in het begin erg aan moest wennen. Met deze mate van automatisering was de Walrusklasse weer verder dan de GW en S-fregatten, die een zogenaamde eerste generatie platformautomatisering kenden.

De reductie van de bemanning slaagde. De iets grotere Walrussen hebben 50 bemanningsleden, de Zwaardvissen hadden er 70. Mede door de reductie en grotere boten, zijn de Walrusklasse subs ook voor de bemanning comfortabeler dan oudere onderzeeboten. Alhoewel douchen nog steeds beperkt mogelijk is en er weinig ruimte is om afval op te slaan, zijn er vele verbeteringen. Voor gasten aan boord van de onderzeeboot, is er minder ruimte. Opstappers (en die zijn er vaak) moeten namelijk slapen in de boegbuiskamer. Daar zijn in de torpedorekken voorzieningen voor bedjes gemaakt waar niet-bemanningsleden kunnen slapen.

De nieuwe boten zouden ook veel veiliger worden. Zo was het aantal openingen naar buiten verminderd en zijn koppelingen mogelijk mogelijk met reddingsvaartuigen zoals de Deep Sea Rescue Vehicle (DSRV). Ook is de brandblusinstallatie vergeleken met de voorgangers verbeterd.


Uitstekende film over onderzeeboten van de Walrusklasse

Houten boten | Naar menu
Net als voor de Zwaardvisklasse onderzeeboten, is voor de subs van de Walrusklasse een mock-up gebouwd om het ontwerp waar nodig te kunnen verbeteren. Dit was in de tijd voor de drie dimensionale animaties de enige manier om een beeld te krijgen van hoe het ontwerp in de praktijk zou uitpakken.
In september 1978 werd hiermee begonnen, maar men beperkte zich niet tot de gevechtscentrale; er werd een groot deel van het middenschip gebouwd inclusief centrale, radiohut, longroom en twee hutten. Ook de sonar-ruimte werd op schaal 1:1 nagebouwd, evenals voor het achterschip: machinekamer, hulpmachinekamer en hekkamer. De mock-ups waren van hout en panelen van papier zodat makkelijk het één en ander gewijzigd kon worden. Van zeelucht was bij deze houten nabootsingen geen sprake: ze stonden in Soesterberg bij het Instituut voor Zintuigfysiologie-TNO.

Deze mock-ups bleken van onschatbare waarde. Op deze manier konden de ontwerpers sneller oplossingen bedenken voor de eisen van de marine. Eén daarvan was dat de beeldkasten in de commandocentrale vrij van de vloer moesten worden opgesteld en de stoelen van de operators juist op de vloer. Hiermee werd voorkomen dat de knieen van de operators bekneld zouden raken als de boot door een schokgolf opgetild zou worden.
Daarnaast werden de geplande posities van de periscopen gewijzigd nadat bleek dat in die opstelling de commandant niet gehurkt door de aanvalsperiscoop zou kunnen kijken. Daarom staan de periscopen in de centrale niet naast, maar schuin achter elkaar.

De inzichten waren dusdanig dat van het oorspronkelijke achterschip-ontwerp tot 1982 30% moest worden gewijzigd. De verbeteringen waren noodzakelijk, want de bereikbaarheid en bediening van apparatuur liet te wensen over, en de verbeteringen waren in de ontwerpfase goedkoper dan later. Maar de vele verbeteringen zorgden wel voor vertragingen en stijgende kosten.

Ruim 30 jaar nadat de mock-ups werden gebouwd, gingen technici opnieuw aan de slag met het Walrusontwerp. Ditmaal voor het Instandhoudingsprogramma Walrusklasse (IP-W). Alle oude tekeningen werden omgezet een 3D computermodel en de hedendaagse technici keken met veel respect naar wat de ontwerpers in de jaren '70 voor elkaar hadden gekregen. Mede dankzij de mock-ups zijn bepaalde zaken verrassend eenvoudig opgelost.

Walrus bouw
De Walrus en Zeeleeuw in aanbouw. (Foto: Koninklijke Marine)

Bouw: complex, vol vertragingen en problemen | Naar menu
De Walrusklasse onderzeeboten zijn de meest complexe eenheden van de Nederlandse defensie: iedere boot telt 500.000 onderdelen en het kost 2,5 miljoen manuren per boot om ze in elkaar te zetten. Ter vergelijking: een M-fregat heeft 170.000 onderdelen en assemblage daarvan vergt 1,2 miljoen manuren.

Het eerste contract, voor twee onderzeeboten, werd op 19 juni 1978 getekend. Het contract werd gegund aan het Rijn-Schelde-Verolme-concern (waar de RDM onderdeel van was), ter waarde van 425 miljoen gulden voor twee boten. Dat was, volgens het AD, honderd miljoen meer dan een jaar eerder werd begroot. De proefvaart van de eerste boot zou in 1982 moeten beginnen. Het contract voor de tweede serie boten werd op 16 augustus 1985 getekend na intensieve onderhandelingen. De waarde valt binnen het vastgestelde budget van 705 miljoen gulden.

Op 11 oktober 1979 vond de officiële kiellegging plaats van RDM bouwnummer 348, de eerste onderzeeboot van de nieuwe klasse. Op 22 februari 1980 werd de naam bekend gemaakt van de twee nieuwe onderzeeboten: Walrus en Zeeleeuw. De marine had gekozen voor de namen omdat de twee eerdere (Amerikaanse) onderzeeboten met deze namen een belangrijke rol hadden gespeeld in de naoorlogse opbouw van de Onderzeedienst. Door de nieuwe subs naar de oude boten te vernoemen werd de herinnering aan de oude in leven gehouden.

Kiellegging van de tweede, de Zeeleeuw, vond plaats op 24 september 1981 en van buiten leek alles voorspoedig te verlopen. Alhoewel, in het Marineblad van mei 1982 schreef ir H.N. van Leeuwen al: "Om reeds eerder genoemde redenen was de beschikbare tijd voor de vaststelling van het bestek en het uitwerken en afronden van het ontwerp minimaal. Met name dit laatste vindt thans nog plaats, terwijl de bouw van 2 boten al flink vordert."

Maar al voor 1982 waren er problemen aan het licht gekomen. Nadat de kiel van de Walrus in 1979 was gelegd, bleek dat de complexe delen van de drukhuid om een andere bouwmethode vroegen dan van de Zwaardvisklasse. Nieuwe proeven en berekeningen waren nodig. Het aantal tekenuren verdubbelde. In 1980 was bij zowel de RDM als bij de marine bekend dat door aanpassingen van de machinekamer (na de lessen uit de mock-up) de bouw vertraagd zou worden en de tewaterlating uit moest worden gesteld. Een jaar later rapporteerde Defensie echter dat de bouw volgens schema verliep.

Personeelsproblemen bij de marine, het afronden van een technisch zeer complex ontwerp en tegelijkertijd bouwen van een onderzeeboot, zorgden voor meer vertraging. Maar niet alles lag in de invloedssfeer van de marine; er waren problemen bij belangrijke leveranciers en zelfs bij de scheepswerf. RDM was onderdeel van scheepsbouwbedrijf Rijn-Schelde-Verolme, een fusiebedrijf dat voor miljarden gesteund werd door de overheid. Maar RSV ging in 1983 failliet tijdens de bouw van de Walrusklasse. De RDM werd na het RSV-debacle, opnieuw opgericht, maar deze periode leverde veel vertraging op. En vertraging kost veel geld.

In 1983 werd de tweede serie van twee onderzeeboten besteld. Deze bestelling was naar voren gehaald om de RDM te redden. Opvallend genoeg was het ontwerp ook op dat moment nog niet gereed.

Alsof de problemen niet groot genoeg waren, brak op 14 augustus 1986 brand uit aan boord van de in aanbouw zijnde Walrus. De schade was aanzienlijk; zo brandde de commandocentrale volledig uit terwijl vele uren was besteed aan het installeren van de geavanceerde apparatuur. Een groot deel moest weg en al het andere moest volledig worden nagekeken en getest. De brand leverde opnieuw vertraging op, de kosten vielen in eerste instantie mee want de verzekering dekte alles (de premie steeg daarna wel flink).

De brand was wel het dieptepunt van de bouw. In de periode daarna werden de projectdoelstellingen wel gehaald. Toch waren de kosten flink opgelopen. Oorspronkelijk werden de boten in 1977 geraamd op 145 miljoen gulden per stuk (prijspeil 1977), in 1994 waren de kosten per boot (zonder inflatiecorrectie) 500 miljoen gulden.

Walrus bouw
De Walrus in mei 1987 op transport. (Foto: Koninklijke Marine)

Walrusaffaire | Naar menu
"NIEUW SCHANDAAL" stond op de voorpagina van de Leeuwarder Courant op 1 oktober 1984. Volgens de krant had de marine de schatkist op slinkse wijze een half miljard gulden lichter gemaakt. Kranten buitelden over elkaar heen, Het Vrije Volk kwam zelfs met een heuse extra editie over de affaire.

De kosten van de eerste twee boten van de Walrusklasse waren in de periode 1977-1984 met honderden miljoenen gestegen door o.a. te lage ramingen in het begin, inflatie, faillissement van de scheepsbouwer RSV en vooral het afronden van het ontwerp terwijl de bouw was aangevangen en vele aanpassingen die de marine nodig achtte om de boten veiliger te maken en beter inzetbaar dan hun voorgangers.

Het eerste bedrag waar de marine intern mee rekende in 1974 was een bedrag van 122,5 miljoen gulden per onderzeeboot. Dat was echter een kopie van de Zwaardvis (MOTS) of hooguit een aangepaste kopie (MOTS evolved). Al snel werd duidelijk dat deze prijs te laag was en sindsdien zijn de eisen en kosten gaan stijgen. De totaalprijs van de boten werd uiteindelijk 500 miljoen gulden per stuk.

De Directeur Materieel KM (DMKM) was op de hoogte van de kostenstijgingen, maar verzuimde om de Directeur Generaal Materieel (DGM) die de minister van Defensie moest informeren, op de hoogte te brengen. DMKM meende namelijk de kostenoverschrijdingen door interne budgetverschuivingen zelf te kunnen opvangen en vond het informeren van de Centrale Organisatie over de gewijzigde prijs van de Walrusklasse niet nodig. Dit werd de marine aangerekend.

Toenmalig marinevoorlichter Pieter Hoffen schreef in het reünistenblad Klaar voor Onderwater van juni 2005 echter dat de kostenoverschrijdingen juist werden aangegrepen door de Centrale Organisatie: "het antwoord van de KM was niet zo verontrustend doch DGM was een andere mening toegedaan en ik heb de stellige overtuiging dat er eindelijk een argument in hun handen was om de soms eigenzinnelijke denkbeelden, met name op materieels gebied bij de KM een halt toe te roepen."

De kostenoverschrijdingen werden op 20 september 1984 door de staatssecretaris van Defensie bekendgemaakt. In november werd besloten een deel van de marineleiding, waaronder toenmalig Bevelhebber der Zeestrijdkrachten VADM J.H.B. Hulshof, te vervangen. De Algemene Rekenkamer deed onderzoek en adviseerde o.a. een betere greep van de politieke leiding de beleidsvoorbereiding binnen de Admiraliteitsraad. Ook organisatieadviesbureau McKinsey & Company deed onderzoek naar de werkwijze en mogelijke verbeteringen binnen de marine en concludeerde dat de Nederlandse schepen vaak in prestatie en kosten weliswaar superieur waren aan die van andere NAVO-landen, maar dat die reputatie was beschadigd.

De gevolgen van de Walrusaffaire waren snel duidelijk. De marine liep behoorlijke imagoschade op bij politici en het grote publiek. De bewegingsvrijheid van de marine werd verder beperkt. Er werd ook veel van geleerd, want dergelijke bouwschandalen zijn later niet meer voorgekomen. De meeste marineschepen die volgden werden binnen budget en planning gerealiseerd.

De Leeuwarder Courant schreef op 1 oktober dat het ongehoord was hoe de marine ongemerkt zoveel aan de onderzeeboten kon "verklossen", terwijl honderden miljoenen voor de minima voor de helsdeuren moesten worden weggehaald. Of Nederland door de Walrusklasse echt slechter af is, is de vraag. Bovendien ging de helft van de prijsstijging op aan loonkosten.

Dat de marine uitstekende onderzeeboten heeft gebouwd, is de afgelopen decennia wel gebleken. Het hoge niveau van de Walrusklasse subs werd bereikt mede dankzij de vele aanpassingen op het Zwaardvisklasseontwerp en ondanks dat het ontwerp nog niet af was toen de bouw in volle gang was. Mede daardoor zijn de Walrusklasse onderzeeboten ruim 20 jaar na indienststelling nog steeds inzetbaar en voor de taken die in de jaren '70 waren bedacht, geschikt. Dat de politieke leiding destijds onvoldoende werd geďnformeerd, kan de marine terecht worden aangerekend. Maar of de boten dan van hetzelfde niveau waren geweest? Zo stelde Kamerlid Van der Spek (P.S.P.) tijdens een vergadering van de vaste Commissie voor Defensie op 21 november 1984 dat toen de marine besloot een nieuw ontwerp te maken, het de bouw van de onderzeeboten opnieuw had moeten voorleggen aan de Tweede Kamer.

Had de marine inderdaad gebleven bij Zwaardvis II met o.a. het goedkopere Staal 52, in plaats van het veel duurdere maar betere Marelstaal, dan was het op korte termijn veel goedkoper uitgeweest. Maar die boten waren zeer waarschijnlijk eerder aan vervanging toe geweest en dus had ons land nu zonder onderzeeboten gezeten of eerder geld uit moeten geven aan nieuwe.

Kosten: lager dan in het buitenland | Naar menu
Vergeleken met de Upholderklasse, soortgelijke Britse onderzeeboten uit dezelfde periode, is de Walrusklasse goedkoper. Bovendien bleken de Nederlandse boten technisch veel beter.

De Walrusklasse werd gebouwd in twee delen; eerst de Walrus en Zeeleeuw (kiellegging 1979 en 1981), en in 1986 en 1981 volgde de kiel van respectievelijk de Dolfijn en de Bruinvis. De eerste twee boten waren duurder dan de tweede serie. Voor de vier boten is in totaal 2 miljard gulden betaald (prijspeil 1994)3.

Dat is veel minder dan voor de vier Britse onderzeeboten van de Upholderklasse is neergelegd, die in 1989 in dienst werden gesteld en waar 900 miljoen Pond4 (bijna 3 miljard gulden5) voor werd betaald (prijspeil 1990), ofwel zo'n 730 miljoen gulden per stuk. Deze onderzeeboten zijn later verkocht aan Canada en staan nu bekend als de Victoriaklasse. De Canadese boten zijn pas sinds 2014(!), 20 jaar na de bouw, over de meeste technische problemen heen.

Met 500 miljoen gulden per stuk waren de Walrusklasse onderzeeboten bovendien niet veel duurder dan de Nederlandse M-fregatten die 450 miljoen gulden per schip kostten (prijspeil 1992)6, bovendien ging dat om 8 schepen waardoor de prijs lager uitviel.




Bijzondere film van Hr.Ms. Walrus aan de oppervlakte.

De eerste kennismakingen op zee | Naar menu
Was de Walrus in oktober 1985 als eerste onderzeeboot van de nieuwe klasse te water gelaten (door de echtgenote van toenmalig premier Ruud Lubbers), het was de Zeeleeuw die als eerste ging proefvaren. In oktober 1988 was het zover en de tests duurden tot in 1989. De boot voldeed aan de verwachtingen, al werd wel een reeks aanpassingen vereist.

Op 25 april 1990 werd de Zeeleeuw als eerste Walrusklasse boot in dienst gesteld. Op die dag werd de Dolfijn (als derde boot) te water gelaten.

Bij de proefvaart van de Dolfijn in 1992 was een verslaggever van de Alle Hens aanwezig, waardoor van die eerste kennismakingen verslag werd gedaan. Zo was niet iedereen even gelukkig met de nieuwe indeling van de commandocentrale, waarbij de techneuten voor het eerst in de centrale zaten in plaats van in de machinekamer. Volgens chef sonar sergeant ODOPS Willem van Leeuwen is de extra drukte vooral voor de sonar-operators een nadeel die het best in een rustige omgeving werken. Ook de ruimte rond de periscoop werd als krap ervaren.
Toch was het personeel van de Operationele Dienst al snel te spreken over de prestaties. De sonarprestaties van de Walrusklasse waren een factor vijf beter dan die van de oude boten.

De Technische Dienst moest in de beginperiode echt wennen, zo blijkt uit de reportage van de Alle Hens. Een onbemande machinekamer bleek eenflinke stap. Chef-machinist sergeant-majoor Jan Bleijs: "Vroeger, op de oude schepen hoorde je de diesels bijspringen. Nu is dat niet meer zo. Daarom zetten we tijdens de proeftocht toch bij het starten en snuiveren nog maar een mannetje in de machinekamer." Ook chef-onderwater sergeant-majoor Ger Bontekoe beleefde het begin op die manier: "Als je nu een klep openzet, zie je dat op je beeldscherm. In het begin durf je daar nog niet op te bouwen en ga je echt elke keer kijken of hij werkelij openstaat. Dat vermindert zo langzamerhand wel, ook al omdat de boordcomputers steeds beter met elkaar werken."

Hoewel de ontwerpers een comfortabeler boot wilden voor de bemanning, is van luxe geen sprake. Iedereen beschikt over een bed en een kastje, terwijl op de Driecilinders de bemanning op de torpedo's sliep. Maar veel bergruimte voor persoonlijke spullen of eten en afval is er niet.

Zes Walrusklasse onderzeeboten | Naar menu
De Onderzeedienst voer sinds eind jaren '50 met zes onderzeeboten (in 1945 waren dat er nog 14). Dat aantal moest behouden blijven. Oorspronkelijk was het plan van de marine om naast vier Walrusklasse onderzeeboten, twee kleinere subs te laten bouwen die de Zwaardvisklasse moesten vervangen. Waarschijnlijk had dat afwijkende formaat te maken met de betere exportkansen van dergelijke boten die de in zwaar weer verkerende RDM zou hebben.

In december 1986 stuurde de minister van Defensie dr. W.F. van Eekelen echter een brief naar het parlement met wijzigingen op de Defensienota 1984 en de Defensiebegroting 1987. Daarin maakte hij bekend dat er werd afgezien van de twee kleinere onderzeeboten uit het oogpunt van standaardisatie en twee extra Walrusklasse onderzeeboten zouden worden besteld.

In de Defensiebegroting 1991, de start van een zware bezuinigingsperiode, werd bekend gemaakt dat Hr.Ms. Zwaardvis en Hr.Ms. Tijgerhaai na het levensverlengendonderhoud tot na 2000 in de vaart konden blijven. Deze boten zouden bovendien niet meer vervangen worden. De vijfde en zesde Walrusklasse onderzeeboten zouden niet worden besteld en de Onderzeedienst zou teruggaan naar vier boten.

MARSOF
Special Forces van het Korps Mariniers blazen bij het verlaten van de onderzeeboot een rubberboot op. Zij kunnen ook gebruik maken van onderwaterscooters. (Foto: Peter Bijpost/ Defensie)

Taken Walrusklasse | Naar menu
De Walrusklasse is zeer stil. De vier boten zijn zeer geschikt voor een belangrijke taak in vredestijd: het uitvoeren van verkenningen en het inwinnen van informatie. Bijvoorbeeld om berichtenverkeer van terroristen af te luisteren. Ze kunnen ook kusten van landen verkennen waar eenheden een missie moeten uitvoeren en ze kunnen schepen volgen (drugstransport). Een andere taak is het aan land afzetten van Special Forces van de mariniers. Zij gaan dan vanuit de onderzeeboot die onder water ligt aan land (met rubberboten of met onderwater scooters) en kunnen ook weer op dezelfde manier opgehaald worden door de onderzeeboot.
In vredestijd wordt ook geoefend wat in tijden van oorlog uitgevoerd moet kunnen worden: het opsporen en aanvallen van vijandelijke onderzeeboten en bovenwaterschepen.

Combat management systeem | Naar menu
Met de ingebruikname van onder andere verfijnde sonartechnieken aan boord van de Walrusklasse, kon meer gedetecteerd worden op lange afstanden. Hierbij levert signaalanalyse extra informatie op over iedere individuele detectie. Dit maakte de introductie van gecompliceerde computerprogramma's onvermijdelijk. Ook de toepassing van lange afstandwapens zoals de toen nieuwe MK 48 torpedo en het Harpoon kruisvluchtwapen, vereiste de verwerking van een aanzienlijke hoeveelheid gegevens en vereiste ook extra faciliteiten voor de geleiding na de lancering.

Daarom werd voor de Walrusklasse, na DAISY op de fregatten, GIPSY geďntroduceerd. GIPSY staat voor Geautomatiseerd Informatieverwerkend SYsteem. Dit combat management systeem (CMS) zorgt voor centralisatie van besturing en bewaking van o.a. sensoren en wapensystemen, voor presentatie van de data van sonars en radars, opslag van alle informatie voor analyse achteraf, etc.

Het CMS GIPSY stamt uit de jaren '80 en werd vervangen door een onderzeebootverdie van Guardion (eveneens ontwikkeld door Defensie zelf).

Behalve de software is ook de hardware vervangen. De oude beeldkasten zijn verdwenen en er kwamen multifunctionele consoles voor in de plaats waar veel verschillende beelden op te zien zijn, waaronder het beeld van de optronische mast.

Hr.Ms. Bruinvis
Spanning en concentratie bij de sonaroperators. Zij luisteren naar het schroefgeruis van de fregatten. Aan de hand van het aantal schroefbladen en zelfs kleine afwijkingen van bladen herkennen zij schepen. Lees hier de reportage. (Foto: Jaime Karremann/ Marineschepen.nl)

Sonars | Naar menu
De Walrussen beschikken in over meerdere sonars, waaronder een systeem voor de lange afstand en voor de middellange afstand. Voor het eerst genoemde systeem is ook een gesleepte sonar beschikbaar, zodat ver van het eigen scheepsgeruis geluiden van andere schepen kunnen worden gehoord. Het systeem voor de middellange afstand heeft een actieve en een passieve modus. In de actieve zendt de onderzeeboot zelf een "ping" uit, maar omdat dan de kans op ontdekking groot is, wordt deze modus zelden of nooit gebruikt. De passieve sonar luistert alleen naar uitzendingen van andere eenheden (schroefgeruis, sonaruitzendingen, etc.).

De oorspronkelijke sonars worden met de moderniseringen die sinds 2008 worden uitgevoerd vervangen en/ of verbeterd. Zowel de Medium Range Sonar (MRS) als de Long Range Sonar (LRS) zijn verouderd. De vernieuwingen betreft vooral de analyse van de ontvangen signalen, nu veel betere computers beschikbaar zijn dan in de jaren '80.

Ook is een nieuwe sonar toegevoegd. Dat laatste betreft de Mine and Obstacle Avoidance Sonar (MOAS), waarmee de onderzeeboten in kustgebieden mijnen, wrakken en andere obstakels kunnen ontwijken.

Ook de presentatie van de ontvangen data wordt met het Instandhoudingsprogramma verbeterd; de ouderwetse ronde schermen zijn vervangen door grote multifunctionele beeldschermen. Dit is onderdeel van de herinrichting van de commandocentrales waarbij zorgvuldig is gekeken naar ergonomie en welke operators waar moeten zitten om samenwerking te verbeteren. Daarnaast heeft ook de commandant een eigen console.

Periscoop en optronische mast | Naar menu
Sinds de bouw zijn de Walrusklasse voorzien van twee periscopen: de aanvals- en navigatieperiscopen, gemaakt door Kollmorgen. Deze periscopen zijn analoge sensoren voorzien van prisma's en vele lenzen. Tijdens een operatie kijkt alleen de commandant door de periscoop en alleen hij kan zien wat er buiten gebeurt. Daar heeft hij weinig tijd voor, om ontdekking te voorkomen.

Met de IP-W is een belangrijke wijziging aangebracht in de commandocentrale. De navigatieperiscoop is vervangen door een optronische mast van L3Harris. Dit is een mast met moderne elektro-optische technologie; dwz geen lenzen, maar een HD-camera en nachtzichtcamera. Hiermee komt elektronische beeldinformatie beschikbaar, ook onder moeilijke lichtomstandigheden en bij volledige duisternis. De beelden kunnen worden gepresenteerd op meerdere posities, zodat ook andere personen aan boord kunnen meepraten en meedenken.

Een ander voordeel is dat de mast slechts heel even boven water hoeft te zijn om opnames te maken, waarna deze in de centrale uitgebreid kunnen worden bestudeerd. Daarnaast kan met de nachtzichtcamera ook 's nachts bijv. piratenkampen worden geobserveerd.

masten na instandhoudingsprogramma
Overzicht van de masten na het instandhoudingsprogramma. (Bron: Alle Hens april 2015)

Hieronder een overzicht van de masten aan de hand van bovenstaande afbeelding. Nieuw zijn de optronische mast en de SATCOM mast.

1a. Optronische mast. De vervanger van de oude periscoop. Deze maakt binnen een aantal seconden 360 graden een beeld in HD van de omgeving. Ook zit er een infraroodcamera in voor als het mistig is of bij duisternis. De camera’s kunnen vooraf ingesteld worden op een bepaalde afstand en richting, waardoor een mogelijk doelwit direct in beeld is. Bovenop de mast zit een kleine ‘knobbel’, de VHF-antenne. Deze is voor verbindingen met een kort bereik en het is een GPS-tracker, waarmee het schip de positie op de digitale kaart kan bepalen.
1b. De kooi waarin de mast verdwijnt. Deze kooi bestaat uit Radar Absorbent Material (RAM), dat de mast afschermt van vijandelijke radarsystemen. 2. Aanvalsperiscoop. Dit is nog een klassieke doorkijkperiscoop. Door zijn smalle diameter laat deze mast weinig sporen achter in het water. Deze is bedoeld om de vijand van korte afstand te bekijken.
3. EOV-mast. Een soort ‘spionagemast’. Hiermee kan de bemanning allerlei radioverkeer van de vijand onderscheppen en afluisteren. Deze meet ook radarsignalen en kan aan de hand van de sterkte en de frequentie een inschatting maken waar een vijandelijk doel zich bevindt.
4. Stuurboords radiomast. Een orignele radiomast.
5. SATCOM mast. Maakt satellietcommunicatie mogelijk. Deze mast is ook vernieuwd tijdens het Instandhoudingsprogramma Walrusklasse.
6. Radarmast voor radarbeeld van de omgeving. Hiermee kan de bemanning vijandelijke schepen en vliegtuigen detecteren.
7. Snuivermast. Uitschuifbare mast om de dieselmotoren te voorzien van lucht. De uitlaatgassen worden naast de snuivermast in het water geblazen, waardoor het snel afkoelt en er geen rookpluim ontstaat.

Harpoon
Een oefenversie van de Sub-Harpoon kruisvluchtwapen wordt geladen in een Walrusklasse onderzeeboot. In het wit staat geschreven: "Encapsulated Harpoon; certification and training vehicle". (Bron: Dutchsubmarines.com)

Wapensystemen | Naar menu
Het belangrijkste wapensysteem van de Walrusklasse is de MK48 torpedo. De bijna 6 meter lange torpedo's zijn bedoeld om in te zetten tegen zowel oppervlakte schepen als onderzeeboten. Dit zijn de zwaarste wapens die de Nederlandse krijgsmacht tot haar beschikking heeft. Ze wegen ieder 1500 kg en hebben een explosieve lading vergelijkbaar met 1200 kg TNT. De torpedo's halen hoge snelheden en zijn draadgestuurd, zodat zij indien nodig bijgestuurd kunnen worden. In de kop van de torpedo's is ook een sonar geplaatst die het doelschip opspoort en volgt. Dankzij de speciale torpedobrandstof (Ottofuel) hebben de torpedo's geen bellenbaan en zijn dus niet zichtbaar.

De torpedo raakt zijn doel nooit, maar ontploft onder het schip. Hierdoor veroorzaakt het een vernietigende gasbel die ook grote marineschepen in een paar seconden twee keer doet breken. Hooguit wat resten blijft drijven.

De Koninklijke Marine heeft de MK48 torpedo Mod 4 in gebruik. Deze variant stamt uit 1988 en is in gebruik geweest bij de marines van de VS, Australië en Canada. De eerste twee landen zijn inmiddels overgestapt op de nieuwste variant; Mk48 Mod 7 Common Broadband Advanced Sonar System (CBASS). Reserveonderdelen van Mod 4 zijn niet meer beschikbaar en de kosten voor onderhoud liepen op. Daarnaast heeft de MK 48 Mod 4 beperkte mogelijkheden om kleine doelen in ondiepe wateren te bestrijden. De Mod 7 komt uit 2008 en heeft een betere sonar, waardoor de torpedo geschikt is voor zowel diep als ondiep water. Bovendien is de nieuwste variant beter in staat tegenmaatregelen van het doel te doorzien.

In het kader van het Instandhoudingsprogramma Walrusklasse (IP-W) worden de Mod 4 torpedo's omgebouwd naar Mod 7 torpedo's.


Film die de kracht van de MK48 torpedo aantoont

Minder bekende mogelijke wapens van de Walrusklasse zijn zeemijnen en het Encapsulated Harpoon Weapon. De eerste behoren waarschijnlijk niet meer tot het arsenaal van de Nederlandse marine, maar oorspronkelijk zijn de onderzeeboten er wel voor ingericht. Voor de SubHarpoon zijn de torpedobuizen ook geschikt. Met de modernisering is die optie echter verwijderd.

In beide gevallen kan de onderzeeboot de wapens lanceren terwijl het onderwater vaart.

De Walrusklasse onderzeeboten zijn uitstekend geschikt om speciale eenheden van het Korps Mariniers af te zetten. De onderzeeboten kunnen immers ongezien zeer dicht bij de kust komen, zonder ontdekt te worden. De mariniers kunnen de onderzeeboot via de ontsnappingstorens verlaten en naar de kust zwemmen.

Bruinvis
Zr.Ms. Bruinvis in de Clyde, Schotland. (Foto: J.M. Karremann/ Marineschepen.nl)

Internationale waardering | Naar menu
Hoewel de Zwaardvisklasse onderzeeboten door deskundigen gezien worden als de grootste prestatie van de Nederlandse onderzeebootbouw, zijn de onderzeeboten van de Walrusklasse zondermeer de beste Nederlandse onderzeeboten ooit. De Walrusklasse kan ook gezien worden als de beste conventionele onderzeeboot van zijn generatie. Generatiegenoten zoals de Canadese Victoriaklasse en Australische Collinsklasse onderzeeboten kampten vele jaren na indienststelling nog altijd met grote problemen. Die problemen waren overigens rond 2017 grotendeels opgelost.

Al snel na introductie van de Walrusklasse keek de internationale onderzeebootwereld met verbazing naar de hoge mate van automatisering. Het varen met een onbemande machinekamer was bijvoorbeeld een novum en is nog steeds voor veel onderzeediensten iets moderns.
Ook de prestaties van de boten bleken al snel uitstekend en hoewel de boten inmiddels op leeftijd zijn, zijn de onderzeeboten nog altijd vaker inzetbaar en betaalbaarder dan generatiegenoten.

Tijdens gesprekken met Jaime Karremann van Marineschepen.nl in 2016 hebben zowel Zweedse als Duitse onderzeebootechnici, onafhankelijk van elkaar, verklaard dat zij na de introductie van de Walrusklasse zeer onder de indruk waren van de boten. Beiden konden zich de eerste kennismaking nog levendig voor de geest halen en zeiden dat de Nederlandse boten de beste waren uit hun tijd. Zij benadrukten evenwel dat de Walrusklasse sterk verouderd is.

Ondanks die veroudering blijft de Walrusklasse zich bewijzen. Eén van de meest recente prestaties werd publiek gemaakt middels de televisieserie Onder Zee van RTL7 uit 2014. In één van de laatse afleveringen neemt Zr.Ms. Walrus het op tegen de ruim 20 jaar jongere nucleaire onderzeeboot HMS Astute van de Britse marine. De Walrus versloeg de Astute in meerdere één-tegen-één duels en kwam als winnaar uit de bus.

Zonder tekortkomingen is de Walrusklasse echter ook niet. Het ontbeert de boten bijvoorbeeld aan coating of andere maatregelen om de onderzeeboot minder goed vindbaar te maken voor actieve sonar. Een ander punt zijn de diesels. Jan Jaap van Rijn maakte er geen geheim van dat de gekozen diesels (al in de jaren '80) tot de lawaaiigste categorie behoorde.

"Zo komen we nooit van de onderzeebootdienst af" | Naar menu
Toen de Walrusklasse in de jaren '70 en '80 werd ontworpen, ging men uit van een levensduur van maximaal 25 jaar. Dat wordt in 2015 bereikt door Zr.Ms. Zeeleeuw.

De Onderzeedienst heeft in ieder geval sinds begin jaren '70 met regelmaat op schraplijstjes gestaan. Zeker sinds het einde van de Koude Oorlog werden de Nederlandse onderzeeboten vaak onder vuur genomen door politici of oud-medewerkers van de Koninklijke Landmacht. De boten werden als duur of onnodig afgeschilderd en waren onderwerp van discussie bij vele bezuinigingsrondes. Dat had directe gevolgen voor de instandhouding van de Walrusklasse.

De ontwerpers hadden in de jaren '80 de modernisering gepland op het jaar 2002. Maar door de vele bezuinigingen was dit niet aan de orde. In 2002 werd wel de commissie Instandhouding Walrusklasse opgericht die onderzoek ging doen naar modernisering. De boten waren niet alleen ouder geworden, het werk van de onderzeeboten was veranderd: van jagen op Russische boten in de diepe oceaan, naar inlichtingen verzamelen langs een vijandige kust. De commissie bekeek de mogelijkheden van minimaal aanpassen tot een complete verbouwing en kwam in 2004 met een keuze voor een middenoptie.

Het politieke klimaat in die jaren was niet erg gunstig voor investeringen in Defensie. Zo schafte minister van Defensie Henk Kamp (VVD) in 2003 de Orion maritieme patrouillevliegtuigen af en besloot meerdere fregatten in de verkoop te zetten. Tegelijkertijd wilde hij Tomahawk kruisvluchtwapens voor de fregatten aanschaffen. In de marge kwam ook de eventuele modernisering van de Walrusklasse aan bod in de Tweede Kamer. Vooral de latere minister van Buitenlandse Zaken Frans Timmermans (PvdA) was groot tegenstander van de Onderzeedienst en modernisering. Timmermans in discussie met Kamp: "Wat de onderzeebootdienst betreft heb ik nog geen antwoord gehad op mijn vragen over mogelijke verdere investeringen in de onderzeeboten: verbouwen, uitbouwen, moderniseren enz. Ik heb daar maandag nadrukkelijk naar gevraagd, omdat ik wil voorkomen dat het voortbestaan van de onderzeebootdienst zou worden aangegrepen om de onderzeeboten weer zo aan te passen dat je over de normale levensduur van de boten heen gaat. Dat was mijns inziens niet de bedoeling van de minister." Toen Kamp daarop reageerde dat als er levensverlengende investeringen zouden worden gedaan, de Tweede Kamer de kans zou krijgen er op te reageren.
Timmermans: "Ja, maar het is niet het antwoord dat ik wil horen. Ik wil graag horen dat er geen levensverlengende investeringen meer in de onderzeebootdienst zouden worden gedaan." Toen Kamp bij zijn punt bleef besloot het Tweede Kamerlid Timmermans de onderbreking met: "Dan is dit besluit de neus van de kameel en voorspel ik u dat wij nooit van de onderzeebootdienst afkomen."

De Marinestudie 2005 ging, met de onderzoeksresultaten van de commissie Instandhouding Walrusklasse in de hand, in op verbetering van de Walrusklasse. Zij voegden daar nog wat aan toe. Aanleiding was dat de boten steeds vaker in ondiepe kustwateren opereren. Die wateren zijn soms al vijftig jaar niet in kaart gebracht en het risico van aan de grond lopen van een sub is dan groot. Ook is er in die wateren kans op zeemijnen. De auteurs van de Marinestudie adviseerden daarom toevoeging van een Mine Avoidance Sonar (MAS) (ook Mine and Obstacle Avoidance Sonar, MOAS, genoemd), overigens ook een "verplichting" van de NAVO. Ook adviseerden zij aanpassingen aan de Medium Range Sonar (MRS), de belangrijkste sonar, omdat deze "hoe dan ook niet meer te onderhouden is." Dit pakket aan maatregelen wordt de Veiligheidsaanpassingen Sonar Walrusklasse (VAS) genoemd en ging eind 2008 van start.

Met de VAS werd een belangrijke stap genomen, maar daarmee zou de levensduur van de boten niet worden verlengd. Een modernisering zoals die was voorzien tijdens het ontwerpen, was een stuk uitgebreider. Om financiële/ politieke redenen was dit echter niet mogelijk. De voorgestelde modernisering door de IP-commissie was minder uitgebreid maar bevatte meer dan alleen de VAS.

Een voordeel was wel dat de boten, in tegenstelling tot wat verwacht was, veel minder vaak in diepe wateren opereerden. Steeds als een boot duikt wordt de boot samen gedrukt en dat heeft gevolgen voor de conditie van de drukhuid; hetgeen de belangrijkste beperkende factor is voor de levensduur. De fysieke belasting van de romp was daardoor minder dan verwacht en daarmee kon de modernisering goedkoper.

Staatssecretaris van Defensie Jack de Vries (CDA) kondigde op 13 juni 2008 het Instandhoudingsprogramma Walrusklasse. De Vries betoogde in zijn Kamerbrief dat het belang van de onderzeeboten alleen maar was toegenomen, zeker omdat de Orion maritieme patrouillevliegtuigen waren afgestoten, evenals zes van de acht M-fregatten. De Vries schatte de risico's hoog in vanwege de complexiteit. De kosten zouden tussen 50 en 100 miljoen euro bedragen en het project zou in 2018 zijn afgeronde.
De Tweede Kamer ging begin september 2008 akkoord, waarna op 13 september de Defensie Materieels Organisatie (DMO) de opdracht kreeg om het IP-W aan te pakken.

Hr.Ms. Bruinvis
Het voorste puntje van de boegbuiskamer. Hier zijn de bovenste twee van de in totaal vier torpedobuizen te zien. Op de rechterbuis hangt een bordje: "Torpedo, MK48 MOD4, Warshot". De torpedobuizen worden lokaal bediend. Hier is ook te zien dat de boten niet de nieuwste meer zijn. (Foto: Jaime Karremann/ Marineschepen.nl)

Instandhoudingsprogramma Walrusklasse (IP-W) | Naar menu
Waren de vier onderzeeboten bij indienststelling in de jaren '90 ongekend geavanceerd, na 20 jaar waren zij sterk verouderd. Een interessant beeld wordt geschetst door de Amerikaanse luitenant ter zee der eerste klasse Ryan Mewett in Under Sea Warfare Magazine van voorjaar 2014. De Amerikaanse Onderzeedienst bestaat weliswaar volledig uit nucleaire onderzeeboten, maar omdat de VS voortdurend nieuwe subs bouwt, hebben Amerikaanse onderzeebootmannen een beeld van moderne onderzeeboottechnologie. Mewett deed in 2014 de commandantenopleiding aan boord van een Walrusklasse onderzeeboot. Hoewel Mewett wat pluspunten noemt, ziet hij meer tekortkomingen dan Amerikaanse marineofficieren die jaren eerder verslag deden. Mewett noemde als tekortkomingen van de Nederlandse boten o.a.: de beperkte apparatuur om de luchtkwaliteit te meten en een goede sonar maar "wat antieke processing" (hard- en software om sonarinformatie te verwerken).

Om de boten inzetbaar te houden en weer 'van deze tijd' te maken, worden de boten gemoderniseerd. De twee genoemde bezwaren van de Amerikaan, worden middels de modernisering aangepast.

Op 13 mei 2013 ondertekende de Defensie Materieels Organisatie (DMO) het contract met Imtech Marine Netherlands voor het Instandhoudingsprogramma Walrusklasse, of IP-W. Daarmee ging het project ook officieel van start. De vier boten zouden gedurende zeven jaar worden gemoderniseerd. Door vertraging van het IPW, zijn drie boten gemoderniseerd. Het programma behelst:

• conservering van de drukhuid (nieuw verfsysteem en herstel drukhuid)
• vervanging van een aantal verouderde sensoren (sonar, navigatieperiscoop)
• verbeterde communicatiesystemen, zowel intern als extern (datalink, satcom)
• vervanging van Gipsy door nieuw Combat Management System (CMS)
• aanpassingen aan een aantal platformsystemen (bijv. de luchtmonitoring)

De belangrijkste wijzigingen zijn in dit artikel op Marineschepen.nl verwerkt.

De kosten van het IP-W bedragen 94 miljoen euro.

De eerste boot die de ingrijpende wijzigingen onderging was Zr.Ms. Zeeleeuw. De modernisering van de Zeeleeuw moest in 2015 zijn afgerond, maar werd vertraagd door o.a. de vondst van asbest. Zr.Ms. Walrus zou de laatste zijn en moest eind 2019 gemoderniseerd zijn, maar de Bruinvis zal eind 2023 pas gemoderniseerd worden. De Walrus wordt niet gemoderniseerd.

Op 3 december 2015 bereikte het IP-W een belangrijke mijlpaal met de tewaterzetting van de Zeeleeuw na 2 jaar onderhoud. Lees hier een interview met KLTZ (TD) Henk de Weerd, Hoofd Materiële Instandhouding Groep Onderzeeboten.

In september 2016 deed de Zeeleeuw met succes een diepduik in een Noors fjord. Hiermee naderde het einde van de IP-W periode van de Zeeleeuw, waarna het reguliere opwerken begint naar operationele inzetbaarheid.

Onderzeeboten
Twee onderzeeboten van de Walrus klasse, met op de achtergrond het torpedowerkschip Zr.Ms. Mercuur.

Kosten Walrusklasse | Naar menu
Over de aanschafkosten van 500 miljoen gulden per stuk is eerder in dit artikel al het nodige vermeld. De prijs lijkt hoog, maar deze is eerder laag te noemen. De stuksprijs van de onderzeeboten lag slechts 50 miljoen gulden hoger dan de stuksprijs van de M-fregatten. Bovendien zijn de Walrusklasse boten goedkoper dan de tweedehands onderzeeboten van Canada. De 500 miljoen is een goede investering gebleken. De boten zijn van hoog niveau, kunnen vaak worden ingezet en gaan lang mee.

De Walrusklasse was niet alleen in aanschaf relatief goedkoop, ook de exploitatie van de totale Onderzeedienst (incl. 4 boten, 1 ondersteuningsschip en 370 man personeel) is ronduit laag. In 2013 waren de jaarlijkse kosten voor onderhoud en inzet (incl. modernisering van de subs en afschrijvingen) 58,15 miljoen euro.

Meer hierover kunt u lezen in het artikel over de kosten van de Onderzeedienst.

Internationale opleiding tot onderzeebootcommandant | Naar menu
De Nederlandse onderzeeboten worden sinds 1995 gebruikt voor de extreem zware internationale opleiding tot onderzeebootcommandant, de SMCC (Submarine Command Course). Sindsdien leidt de Koninklijke Marine onderzeebootcommandanten op uit Australië (voor Collins klasse) , Brazilië, Canada, Denemarken, Singapore, Zuid-Korea, Israel, Zuid-Afrika en Amerika. De Amerikaanse marineofficier lieutenant commander Massie zegt in Underseawarfare: "Stepping onboard a Dutch SSK for the first time, I immediately noticed some differences – most notably, the more liberal regulations for hair length and ear and facial jewelry. However, I soon realized that Dutch submariners are not all that different than their counterparts in the USN. On the three Dutch boats we rode, the sailors were extremely knowledgeable, motivated, and professional, especially considering that they were operating in a foreign language (English)."

Op Marineschepen.nl verscheen in 2013 een uitgebreide reportage over Zr.Ms. Bruinvis nabij Schotland en deze opleiding en in 2016 nog een reportage over de SMCC.

De editie van 2020 werd vroegtijdig afgebroken door coronabesmettingen aan boord van de onderzeeboot. Dat gebeurde in de laatste week van de SMCC toen Zr.Ms. Dolfijn in Schotse wateren was.

Hr.Ms. Bruinvis
Eén van de beelden die terug te vinden zijn in de collectie van het Scheepvaartmuseum. Hier is een Britse marineofficier met het scheepsjournaal te zien in het officierenverblijf van de Bruinvis. (Foto: Jaime Karremann/ Marineschepen.nl)

Walrusklasse is uniek | Naar menu
De onderzeeboten van de Walrusklasse behoren samen met het personeel van de Onderzeedienst internationaal tot de top. Zij varen in totaal ongeveer 400 dagen per jaar. (Dat is meer dan de onderzeeboten van bevriende landen met soortgelijke boten.) En zijn veelgevraagd door de NAVO voor missies, maar ook als tegenstander van Amerikaanse en Britse eenheden.

Een belangrijk voordeel van de Walrusklasse onderzeeërs is dat zij een groot bereik hebben, maar toch dicht bij vijandelijke kusten kunnen varen. Veel onderzeeboten van NAVO-partners hebben of een beperkt bereik of kunnen niet in ondiep water varen. Meer hierover in het artikel over waarom de Walrusklasse uniek is.

Nederlandse onderzeeboten zijn vaak in Schotse en Noorse wateren te vinden, maar het lijstje onder Operationele inzet (onderaan deze pagina), laat zien dat de Walrusklasse zonder problemen in het Caribisch gebied, in de Indische Oceaan en Perzische Golf opereert. Het bijzondere is dat de onderzeeboot er niet alleen kan komen, maar ook ongezien inlichtingen kan verzamelen en zonder ondersteuning zelfstandig weer terug kan komen. In 2016 bleek hoe moeilijk dat is: de Duitse marine wilde voor het eerst sinds 1945 weer ten oosten van het Suezkanaal een operatie uitvoeren. Duitsland wilde daar een heavyliftschip voor inhuren om de onderzeeboot te transporteren (!). Maar de missie werd na maanden onderzoek toch afgelast: het water is er te warm voor de Duitse boten.

Asbest | Naar menu
De vier onderzeeboten van de Walrusklasse zijn tijdens de bouw, net als veel andere Nederlandse marineschepen uit die tijd, voorzien van materialen bestaande uit asbest. Hoewel de gevaren van asbest al jaren daarvoor bekend waren, werd asbest in Nederland op 1 juli 1993 verboden. De vier onderzeeboten waren op dat moment al gereed.

Begin november 2008 kwam aan boord van Zr.Ms. Zeeleeuw asbest vrij tijdens onderhoud aan elektrische installaties. De Zeeleeuw lag op dat moment in Den Helder. Bij metingen werd geen asbestbesmetting buiten de installatie aangetroffen. De overige onderzeeboten werden meteen na de constatering van vezelvorming geďnformeerd. Op 12 december 2008 beantwoordde staatssecretaris van Defensie Jack de Vries vragen van Kamerlid Poppe (SP) over het incident. De Vries antwoordde dat de aanwezigheid van asbest in installaties geregistreerd wordt op intranet en voor schepen op CD-ROM. De Vries schreef verder: "Onderzoek van asbestdeskundigen heeft aangetoond dat het toegepaste asbestmateriaal doorgaans een goede binding heeft en er geen vezelvorming optreedt." Die vezelvorming, waarbij asbest dus vrij komt en een risico vormt, zou volgens de brief van de stasdef alleen kunnen ontstaan bij "mechanische beschadigingen" ontstaan. Het asbest was daar niet eerder ontdekt omdat het tot op dat moment niet noodzakelijk was geweest om onderhoud te plegen aan de betreffende installatie.

De Vries verwachtte destijds dat de situatie op andere onderzeeboten niet zou verschillen. De andere bemanningen werden geďnformeerd en de aan asbest blootgestelde personen geregistreerd. De staatssecretaris verwachtte geen volgende problemen omdat de bewuste installatie geen routinematig onderhoud nodig had. "Hierdoor kan de installatie gesloten blijven en bestaat er geen gevaar voor besmetting," besloot De Vries zijn antwoorden.

Op 19 december 2014 werd bekend dat in oktober 2013 opnieuw asbest was vrijgekomen tijdens werkzaamheden aan boord Zr.Ms. Zeeleeuw, dat bij het Marinebedrijf helemaal verbouwd wordt in het kader van het Instandhoudingsprogramma Walrusklasse. Het is onbekend of het om dezelfde elektrische installatie gaat als in 2008. De bewuste installatie werd in 2014 omschreven als "luchtverhitter". Het asbest kwam vrij toen dit apparaat werd gedemonteerd.

Net als in 2008 zijn bemanningsleden en andere medewerkers die zijn blootgesteld aan asbest geďnformeerd en geregistreerd. Defensie begon in 2013 een intern onderzoek en daar kwam uit dat er voorafgaand aan de werkzaamheden geen verplichte asbestinventarisatie was uitgevoerd. Nadat het asbest was aangetroffen, werden "wel adequate maatregelen genomen," aldus minister Jeanine Hennis-Plasschaert in een brief aan de Tweede Kamer.

De andere drie onderzeeboten werden ook onderzocht, maar die waren volgens de minister niet besmet met vrijgekomen asbest.



Operationele inzet | Naar menu
Een onderzeeboot is het zwaarste wapen van de Nederlandse defensie. Tegelijkertijd is er over hun missies weinig bekend. Onderzeeboten zijn de onzichtbare arm van een regering. De Walrusklasse wordt regelmatig ingezet voor inlichtingenmissies in wateren ver van huis.

Over de missies wordt weinig vrijgegeven en pas sinds een aantal jaren wil de Onderzeedienst ook meer kwijt over oefeningen. Bij de uitdienststelling van de Walrus op 12 oktober 2023 maakte de marine bekend dat Zr.Ms. Walrus "14 maal ingezet [was] onder aansturing van de Commandant der Strijdkrachten". Dat zijn veelal geheime operaties. Een aantal recente, vrijgegeven operaties volgen hieronder.


Een bekende vrijgegeven operatie van een Walrusklasse onderzeeboot had plaats in 1999. Vijf weken lang (met een korte tussenstop) nam Hr.Ms. Dolfijn deel aan Operation Allied Force, de NAVO actie tijdens de Kosovo-oorlog. De NAVO-vloot werd bedreigd door de Joegoslavische patrouilleboten (bewapend met Styx raketten tegen oppervlakteschepen) en onderzeeboten in de havenstad Bar en de baai van Kotor. De Dolfijn voer voor het eerst met de vier torpedobuizen open, geladen met torpedo's die op scherp stonden. Commandant LTZ1 Kuin had van het NAVO-hoofdkwartier toestemming gekregen om ieder Joegoslavisch marineschip dat naar buiten kwam, tot zinken te brengen. De boot voer voornamelijk op periscoopdiepte zodat het ook de raketopstellingen op de kust kon monitoren. Tegelijkertijd luisterde het met sonar naar scheepvaartverkeer, inclusief vijandelijke onderzeeboten.
De afschrikking werkte; de Joegoslavische marine hield de eenheden binnen.

In 2001 voer Zr.Ms. Dolfijn richting de Perzische Golf voor (officieel) een oefenreis. Het was de eerste keer sinds 1995 dat een Nederlandse onderzeeboot ten oosten van het Suezkanaal opereerde. De Dolfijn bleef in de Perzische Golf vier weken onder water.

In 2002-2003 nam Zr.Ms. Walrus deel aan de operatie Enduring Freedom en Iraqi Freedom. De Walrus verzamelde inlichtingen over terrorisme in en rond de Perzische Golf. In november 2002 vertelde staatssecretaris van Defensie Cees van der Knaap echter aan een verslaggever van de Wereldomroep dat de Walrus op verzoek van de Amerikanen Iran bespiedde.

In 2005-2006 was Hr.Ms. Bruinvis een half jaar van huis om onderdeel uit te maken van de Combined Task Force 150 met als hoofdtaak het verzamelen van inlichtingen voor het internationale vlootverband. CTF 150 bestrijdt terrorisme in de wateren rond het Arabisch schiereiland en de Indische Oceaan. De Bruinvis voer als vooruitgeschoven post en rapporteerde verdachte schepen en activiteiten, zodat fregatten konden ingrijpen.

In 2006 was Zr.Ms. Zeeleeuw in het Caraibisch Gebied om inlichtingen te verzamelen voor drugsbestrijdingoperaties.

Zr.Ms. Walrus was in 2007 ruim drie maanden in het Caraibisch Gebied om inlichtingen te verzamelen voor drugsbestrijdingoperaties.

Gedurende drie maanden nam Zr.Ms. Bruinvis in 2007 deel aan operatie Active Endeavour in de Middellandse Zee. Dankzij deze operatie is een groot gedeelte van de Middellandse Zee moeilijk toegankelijk voor criminele en terroristische activiteiten.

Zr.Ms. Zeeleeuw nam in 2010 deel aan antipiraterij-operatie Ocean Shield voor de kust van Oost-Afrika.
Zr.Ms. Dolfijn en Bruinvis namen in 2012 deel aan NAVO antipiraterij-operatie Ocean Shield in het Somalisch bassin.
Begin 2014 was Zr.Ms. Dolfijn in het Caribisch Gebied om inlichtingen te verzamelen voor drugsbestrijdingoperaties.

Vervanging Walrusklasse | Naar menu
De vier onderzeeboten zullen vanaf 2034 vervangen worden. Publiekelijk is de vervanging in het najaar van 2013 begonnen, toen de gesprekken met Noorwegen over nieuwe onderzeeboten voor het eerst openbaar werden gemaakt. De Koninklijke Marine wil de onderzeeboten graag vervangen en minister Hennis bevestigde dat voor het eerst op 3 november 2014 tijdens een debat met de vaste Kamercommissie en later tegenover journalisten. Meer informatie over de opvolgers van de Walrusklasse is te vinden in de pagina over de nieuwe onderzeeboten.

Reportages | Naar menu
Onderzeeboten spreken tot de verbeelding. Niet-marinemensen die een kijkje wil nemen aan boord van een onderzeeboot moet geluk en geduld hebben. Zo kregen tijdens de Wereldhavendagen van 2003 maar liefst 1.500 mensen een rondleiding door Hr.Ms. Bruinvis, die toen in Rotterdam was afgemeerd.

Voor de liefhebbers is de afgelopen jaren wel mogelijk geweest om op tv of via internet beelden te zien vanuit een onderzeeboot. De langste docu over een Walrusklasse boot is Onder Zee, een achtdelige docu van RTL7 uit 2014 aan boord van Zr.Ms. Walrus.

Hieronder andere docu's en reportages.


"Klaar voor onderwater", reportage van de NCRV aan boord van Hr.Ms. Zeeleeuw voor het programma "Dokument". Uitgezonden op 20 maart 1992 op Nederland 1.


EO zesdelige serie "Marine in actie", aflevering 1 aan boord van Hr.Ms. Dolfijn. Uitgezonden op 3 april 2000 op Nederland 1.


"Matrozen & Mariniers aflevering 1", reportage aan boord van Hr.Ms. Dolfijn voor de serie "Werken aan werk". Uitgezonden op 11 november 2003 op Nederland 3.


Film van de Telegraaf aan boord van Hr.Ms. Walrus

Specificaties | Naar menu
Naamsein Naam In dienst Uit dienst
S802 Walrus 25-3-1992 12-10-2023
S803 Zeeleeuw 25-4-1990 2026
S808 Dolfijn 29-3-1993
S810 Bruinvis 5-7-1994
Afmetingen 67,7 x 8,4 x 7
Max. waterverplaatsing 2800 ton (onder water)
Max. snelheid Boven water 15 knopen, onder water 20 knopen
Bemanning 50
Voortstuwing Diesel-electrisch
Wapensystemen Oorspronkelijk:
MK 48 Mod 4 torpedo
(geschikt voor) Subharpoon
(geschikt voor) zeemijnen

Na aanpassingen IP-W en later:
MK 48 Mod 7 torpedo
(geschikt voor) zeemijnen

Sensoren Oorspronkelijk:
Holland Signaal/ Racal ZW 07 oppervlakteradar
TSM 2272 sonar
Type 2026 towed array
Kollmorgen aanvalsperiscoop
Navigatieperiscoop

Na aanpassingen IP-W:
Holland Signaal/ Racal ZW 07 oppervlakteradar
TSM 2272 sonar
Type 2026 towed array
L3 Harris Optronische Mast


Bronnen
Baal van, M., Puzzelen op de kubieke millimeter, Technisch Weekblad, geraadpleegd op 28 april 2014
Begrotingsbehandeling Defensie d.d. 21/ 22 oktober 2003. Interruptie van F. Timmermans op speech Minister van Defensie H. Kamp.
Brink, J., Platformautomatisering aan boord van schepen van de Koninklijke marine, Marineblad, februari 1983, pp 59 e.v.
Brouwer, E., Gevoel van oorlog, Alle Hens augustus/ september 1999, 12-13
Heijden, van der N., Een boot met potentie, Alle Hens maart 1992, pp 4-10
Heijden, van der N., Marine tekent per computer, Alle Hens mei 1990, pp 24-25
Herben, M., Defensieplan 1987-1996 bijgesteld, Alle Hens januari 1987, pp 11-13
Hoffen, P., De “Walrusaffaire” gezien door de bril van een marinevoorlichter, Klaar Voor Onderwater, jaargang 28, nr. 92, juni 2005
Kappetein, M., Ter land, ter Maas en in de lucht, Alle Hens oktober 2003, pp 22-23
Kesseler, A., Klaar voor het bruine water, Kijk, december 2012
Lazet, A., Ergonomische aspecten voor onderzeeboten, Marineblad, mei 1982, pp 257 e.v.
Leeuwen, van, H.N., Walrusklasse onderzeeboten; aspecten van een nieuwbouwproject, Marineblad, mei 1982, pp 262 e.v.
Lutje Schipholt, R.M., Proeftocht Zeeleeuw, Marineblad december 1988, pag. 536
Marinestudie 2005, 14 oktober 2005
Materieelprojectenoverzicht 2013, Defensie, 2013
N., NIEUW SCHANDAAL, Leeuwarder Courant, 1 oktober 1984, pp 1
Nooteboom S.G., Deugdelijke schepen, Marinescheepsbouw 1945-1995; Europese Bibliotheek (Zaltbommel, 2001)
Ort, J.W., Introductie van de Walrus-klasse onderzeeboot, Marineblad juni 1985, pag. 336-348
Rozendaal, P., Het Instandhoudingsprogramma, Marineblad december 2008, pag. 16-18
Strijbosch, V., ‘Einzelgänger’ breekt uit isolement, Alle Hens april 2006, pp 12-13
Tweede Kamer der Staten Generaal, Verslag van een mondeling overleg, 21 november 1984, 18600-X-13
Vries de, J., Antwoorden op vragen van het lid Poppe over asbest in een onderzeeër, 12 december 2008
Vries de, J., Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2008, 13 juni 2008
Twigt, A., Verzengende hitte en hoge waakzaamheid, Alle Hens januari 2003, pp 10-11
Wiki pedia, Walrusklasse, Wikipedia.org, geraadpleegd 25 februari 2013
Zwet van J., Defensiebegroting 1991; Vier fregatten eerder uit de vaart, Alle Hens oktober 1990
Zwet van J., 'Geavanceerde Walrus behoort tot de beste', Alle Hens november 1985, pp 8-10



Noten
1. Het woord "onderzeeërs" wordt binnen de marine niet gebruikt. Ook worden de moderne onderzeeboten nooit "duikboten" genoemd, omdat moderne onderzeeboten in principe steeds onder water varen en duikboten alleen onder water gingen als er gevaar dreigde. De term onderzeeër wordt in dit artikel echter wel zo nu en dan gebezigd om de vindbaarheid in zoekmachines te verbeteren.
2. Onderzeeboten kunnen zich onder temperatuur- en zoutlagen verstoppen.
3. Nooteboom S.G., Deugdelijke schepen, Marinescheepsbouw 1945-1995; Europese Bibliotheek (Zaltbommel, 2001), pp 149
4.Globalsecurity.org, Upholder Type 2400, geraadpleegd op 13 maart 2013
5.De Nederlandsche Bank, Monetaire en financiële statistieken Nederland
6.Digibron.nl, M-Fregatten lijden aan veel kinderziektes, gepubliceerd in het Reformatorisch Dagblad op 17 juli 1993, geraadpleegd op 13 maart 2013




Marineschepen.nl
Contact
Over deze site
Blijf op de hoogte via:

Twitter

Facebook

Instagram

Copyright

Alle rechten voorbehouden.

Sinds 13 augustus 2001



Menu
Nederlandse marineschepen
Belgische marineschepen
Marineschepen wereldwijd

Gerelateerde artikelen
Onderzeeboten
Vervanger Walrusklasse
Mercuur torpedowerkschip

Coronavirus aan boord Dolfijn

Zeeleeuw te water
Asbest op de Zeeleeuw
Over bouw Walrusklasse
Ontwerpers over nieuwe subs
TV-serie Onder Zee
TV-serie Onder Zee
Reportage Hr.Ms. Bruinvis
Anti-piraterij Hr.Ms. Zeeleeuw
Hr.Ms. Walrus bespiedt Iran
Vrouwen op onderzeeboten
Aanvaring Hr.Ms. Dolfijn
Boek: Een zee van geheimen