De vervanging van de Walrusklasse is een race tegen de klok maar dat was tijdens het Algemeen Overleg in de Tweede Kamer over nieuwe onderzeeboten niet te merken. In de Troelstrazaal zaten dinsdag veel nieuwe gezichten, er was niet veel voortgang, er waren wel veel vragen en twijfels over nieuwe onderzeeboten. De brede steun die er begin 2016 was, is er nog wel maar minder stevig.
Zr.Ms. Walrus. In 2025 is de eerste boot 36 jaar in dienst en dringend aan vervanging toe. (Foto: Jaime Karremann/ Marineschepen.nl)
Dit tweede Algemeen Overleg over onderzeeboten had veel weg van het eerste: leden van de Vaste Kamercommissie met veel basale vragen over onderzeeboten en een minister die veelvuldig verwees naar de volgende fase in het proces. Cruciaal verschil: er is bijna anderhalf jaar verstreken.
Daarnaast heeft de Vaste Kamercommissie na de verkiezingen een andere samenstelling gekregen met veel nieuwe gezichten en waren dinsdag in vergelijking met het vorige Algemeen Overleg de voorstanders van nieuwe onderzeeboten als SGP en VNL (opgeheven) niet aanwezig.
Die combinatie, maar vooral de toegenomen terughoudendheid in de Vaste Kamercommissie dankzij de aanwezigheid van Denk en GroenLinks, leverde een Algemeen Overleg op dat vaak een herhaling van zetten was.
Waarom wil de minister eigenlijk onderzeeboten?
Hoewel de vervanging van de Walrusklasse zich in de A-fase bevindt, bleek een aantal leden van de Vaste Kamercommissie nog met een aantal basisvragen te zitten die in de afgelopen jaren al waren beantwoord.
De SP stelde bij monde van Sadet Karabulut de minister de "fundamentele vraag: moeten er wel nieuwe onderzeeboten komen?" Zij haalde bovendien de kritiek van Ko Colijn aan als onderbouwing van haar standpunt. Kamerlid Van den Hul (PvdA) wees de minister er op dat gelet op de beschreven eisen in de A-brief de minister leek voor te sorteren op een expeditionaire onderzeeboot. De PvdA was dinsdag plotseling niet overtuigd van nut en noodzaak van onderzeeboten, terwijl het dat anderhalf jaar geleden wel was. In 2015 wilde de partij de onderzeeboten overigens nog opheffen.
Maar ook Salima Belhaj (D66) die met anderhalf jaar ervaring een oude rot is in de Kamercommissie, wist de aanwezigen te verbazen met de eis dat onder geen beding de nieuwe onderzeeboten een nucleaire taak mogen krijgen. Wat Belhaj met "nucleaire taak" precies bedoelde zei ze niet, maar voor Nederlandse onderzeeboten zijn nooit kernwapens zoals een nucleaire torpedo of kernraketten gepland geweest. Sinds de jaren zeventig zijn de plannen voor een nucleaire onderzeeboot ook voorgoed overboord gezet.
Hennis beantwoordde een deel van de vragen met de opmerking dat de waarom-fase achter de rug is en dat zij de reden waarom er behoefte is aan de vervangende capaciteit al eerder heeft toegelicht. Aanvullend zei Hennis dat onderzeeboten belangrijk zijn voor een handelsnatie als Nederland dat afhankelijk is van de vrije zee en een sterke maritieme positie in de wereld.
Daarnaast lichtte Hennis toe dat de nul-optie nog steeds moet voldoen in de behoefte, maar dan niet in de vorm van onderzeeboten. Onder andere de SP en GroenLinks zagen deze optie als meest interessante.
Een terugkerend punt waren de zorgen over de kosten, die nu geraamd zijn op 2,5 miljard of meer. Juist "of meer" zorgde voor een hoop onduidelijkheid, maar Hennis wees weer op het DMP, dat als kostenomschrijving voor deze fase vier categorieën kent waarvan de duurste categorie "2,5 miljard of meer is". Meer duidelijkheid kon de demissionair minister niet geven omdat dat pas in de B-fase komt, als de kosten van de verschillende varianten aan bod komen.
Bouwen in Nederland
Naast de tegenstanders SP en Denk, het sceptische GroenLinks en de kritische D66 en PvdA, waren de VVD, PVV en CDA beduidend positiever over nieuwe onderzeeboten. Gabriëlle Popken (PVV) onderschreef het belang van onderzeeboten en zei, hoewel ook zij kritisch was op eventueel uit de hand lopende kosten, dat de PVV open staat voor nieuwe onderzeeboten.
Positief over de procedure waren de drie genoemde parijten echter geenszins. De VVD en het CDA uitten hun zorgen over de voortgang van het project. Raymond Knops (CDA) complimenteerde Hennis met de start van het project in 2015, maar was kritisch op de opgelopen vertraging en vreest nieuwe vertraging nu de demissionair minister opnieuw een klankbordgroep overweegt, overigens naar grote tevredenheid van D66. Albert van den Bosch (VVD) vroeg zich op zijn beurt af waarom de minister vier opties wil laten onderzoeken in plaats van varianten binnen het expeditionaire onderzeeboottype.
Net als de PVV en het CDA pleitte Van den Bosch voor onderzeebootbouw in eigen land vanwege werkgelegenheid, behoud van kennis en vanwege de gevoelige informatie over onderzeeboten. Hennis wilde niet veel meer kwijt dan dat de Nederlandse industrie ook meedingt naar de opdracht, zij onderschreef wel dat een onderzeeboot van de plank kopen geen reële optie is.
Dankzij de steun komt de volgende fase dichterbij, maar snel gaat het niet. Als er nieuwe onderzeeboten komen laten die nog lang op zich laten wachten. De definitieve keuze wordt niet voor 2021 verwacht, terwijl de huidige onderzeeboten rond 2025 op zijn.