De hulp voor de door tyfoon Hainan getroffen gebieden op de Filipijnen komt langzaam op gang. Afgelopen zaterdag werd bekend dat Amerika vliegtuigen en mariniers naar de Filipijnen zou sturen. Eerder was de Filipijnse marine al aan de slag gegaan. De verwoesting is echter zo groot, dat het voor alle reddingswerkers erg moeilijk is om de zes eilanden met vier miljoen inwoners van hulp te voorzien.
Archieffoto van BRP Dagupan City, één van de schepen die na de tyfoon in in actie kwam. (Foto: US Navy)
De stad Tacloban, waar 200.000 mensen woonden, is met de grond gelijk gemaakt. De Filipijnse marine arriveerde er afgelopen zaterdagmiddag, een dag na de tyfoon, met BRP Dagupan City. Dit 83 meter lange landingsschip van de Bacolod City klasse was volgeladen met eten en drinken. Een dag later bereikte BRP Bacolod City de getroffen stad met eveneens hulp goederen aan boord. In totaal betrof het 328 ton aan hulp.
Een Hercules C-130 van de Filipijnse luchtmacht wist vandaag de stad te voorzien van victualiën, medische teams van de marine, en politieagenten om de orde te bewaken. Disaster Relief Response Teams (DRRTs) van het Filipijnse Korps Mariniers staan gereed om te vertrekken met zwaar materieel.
Het gebied waar de tyfoon over heen trok is echter veel groter dan alleen Tacloban. Hoe hard de Filipijnse militairen ook werken, de hulp is minimaal. Al was men in Filipijnen wel voorbereid. Twee dagen voor de super typhoon de Filipijnen bereikte, zette de Filipijnse marine en zeker de eenheden die onder Naval Forces Northern Luzon (NFNL) zich schrap voor de storm en bereidden zich voor op de hulpacties na afloop. De Filipijnse president Benigno Aquino III verzekerde het publiek dat 20 marineschepen, 32 helikopters en 3 Hercules C-130 vliegtuigen van de luchtmacht klaar stonden voor hulp na de tyfoon.
Dat klinkt heel wat, maar helaas staat de Filipijnse marine juist aan de vooravond van modernisatie. Veel van het huidige materieel zou niet misstaan in musea. Onder de 20 marineschepen die "klaar waren voor actie", zijn veel schepen nauwelijks in staat om wat bij te dragen aan hulp. De Miguel Malvarklasse korvetten zijn bijvoorbeeld voormalige Amerikaanse Patrol Craft Escorts (PCE), die stammen uit de Tweede Wereldoorlog. Bij de Nederlandse marine voeren deze scheepjes als Roofdierklasse fregatten in de jaren '50 tot de jaren '80. Maar ook grotere eenheden ontberen vaak een vliegdek of de mogelijkheid om goederen af te zetten in gebieden zonder haven. De bestelde nieuwe schepen zijn nog niet geleverd of nog niet gereed, zoals de onlangs gearriveerde BRP Gregorio del Pilar. Deze voormalige Amerikaanse kustwachtcutter heeft wel een vliegdek, maar was nog aan het proefvaren.
Vertrek van Hercules vliegtuig van het Amerikaanse Korps Mariniers.
Hulp vanuit het buitenland
Afgelopen zaterdag zonden ook de Verenigde Staten hulp naar de archipel. Sindsdien zijn Hercules vliegtuigen van het Amerikaanse Korps Mariniers en Orion maritieme patrouillevliegtuigen van de Amerikaanse marine op pad gestuurd vanuit Japan. Zij gaan zich voornamelijk richten op reddingsoperaties. Zo gaan de twee Orions op verzoek van de Filipijnse autoriteiten de schade in beeld brengen en reddingswerkers helpen met het vinden van overlevenden in moeilijk bereikbare gebieden.
De US Marine Corps zullen ook MV-22 Osprey vliegtuigen sturen. Deze toestellen zijn dankzij hun tilt-rotor in staat om verticaal te landen, voorzieningen als een landingsbaan zijn dus niet nodig. Ook kunnen zij grote hoeveelheden goederen meenemen.
Welke landen nog meer maritieme hulp zullen verlenen is onduidelijk. Dat de Verenigde Staten op zo'n korte termijn hulp bieden heeft te maken met de capaciteiten van de Amerikaanse krijgsmacht, maar ook met de band die zij hebben met de Filipijnse strijdkrachten. De twee landen hebben in 1951 afgesproken elkaar te helpen als één van de landen wordt aangevallen en de VS steunen de Filipijnen bij de modernisering van hun defensie. Ten westen van de Filipijnen ligt namelijk de Zuid-Chinese Zee, deze grenst aan de grote rivaal in dit gebied voor beide landen: China.