Onderzeeboot als strategisch wapen - Uit de 'Canon van de Koninklijke Marine'
Door: Anne Doedens en Matthieu Borsboom
Bericht geplaatst: 03-05-2021 | Laatst aangepast: 03-05-2021
Al snel nadat in 1906 de Koninklijke Marine haar eerste onderzeeboot in dienst stelde, begon het wapen snel belangrijker te worden. Wereldwijd werden onderzeeboten steeds meer gezien als een relatief goedkoop, maar geducht wapen. De onderzeeboot is inmiddels niet weg te denken en is dankzij de onzichtbaarheid en slagkracht al vele decennia een een strategisch wapen. Hoe? Dat lezen we in Venster 26 van de Canon van de Koninklijke Marine. Marineschepen.nl publiceert in samenwerking met uitgeverij Walburg Pers drie vensters uit de Canon van de Koninklijke Marine en in dit tweede venster: onderzeeboten.
Onderzeeboot Hr.Ms.
K XVIII (1934-1942) in de
haven van Soerabaja,
1935. Nederlands
Instituut voor Militaire
Historie, Den Haag.
Dit is een venster (hoofdstuk) uit het boek 'De Canon van de Koninklijke Marine', geschreven door Anne Doedens en Matthieu Borsboom, dat in 2020 werd gepubliceerd. Het boek is verkrijgbaar via de webshop van de Walburg Pers.
De experimentele fase
‘[in die tijd, omstreeks 1620] begon Drebbel met
het maken van zijn onderzeeboot. Het concept
was waarschijnlijk gebaseerd op een roeiboot met
verhoogde boorden, bedekt met ingevet leer, met
een waterdicht luik in het midden, een roer en vier
riemen.’
Deze tekst staat op de website van de BBC,
in de biografie van Cornelis Drebbel (Alkmaar
1572-Londen 1633). De tekst vervolgt: ‘Onder de banken van de roeiers waren varkensblazen aangebracht, die door pijpleidinkjes met
de buitenkant verbonden waren. De lege blazen
waren met touw dichtgemaakt. Dat werd om te
duiken losgemaakt zodat de varkensblazen vol
konden lopen. Om weer boven te komen moesten de roeiers de blazen plat drukken om het
water eruit te persen.’
Portret van Cornelis
Jacobsz. Drebbel.
Christoffel van Sichem
(I), 1604. Rijksmuseum,
Amsterdam.
Drebbels tijdgenoot, de natuurkundige Isaäc
Beeckman, meende echter dat de boot onder
en boven water kon komen door water in een
houten bak te laten lopen of er weer uit te pompen. Om verse zuurstof in de onderzeeboot te
krijgen, heeft Drebbel mogelijk zuurstof gegenereerd door verwarming van salpeter in een metalen pan. Niet zomaar droegen twee marineschepen in de twintigste eeuw de naam van Drebbel:
een depotschip voor de Onderzeedienst en een motorloos schip dat als onderkomen voor onderzeebootbemanningen diende.
De eerste keer dat met een onderzeeboot een aanval werd uitgevoerd was in 1776, door de Verenigde Staten tijdens hun onafhankelijkheidsoorlog tegen de Engelsen. Gedurende de
Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865) werd het
eerste schip door een onderzeeboot tot zinken gebracht. In 1864 werd de noordelijke USS Housatonic door een torpedo van de zuidelijke
onderzeeboot Hunley getroffen en zonk.
De Onderzeedienst wordt volwassen
De in Venster 23 genoemde Torpedodienst was de voorloper van de in 1906 opgerichte Onderzeedienst. Vanaf de indienststelling van de eerste onderzeeboot in 1906, Hr.Ms. Onderzeesche Torpedoboot O 1 – een model
van het schip is te bewonderen in het Amsterdamse Scheepsvaartmuseum – tot op dit moment, is de lijst 59 boten lang. Bij de Koninklijke Marine varen nu vier onderzeeboten van de Walrusklasse.
De Nederlandse marine droeg in de twintigste eeuw aanzienlijk bij aan de ontwikkeling van moderne onderzeeboten. Na 1922 werd een
aantal onderzeeboten met een ventilatiemast
uitgerust voor ‘getrimd dieselen’, effectiever gebruik van de dieselmotoren. De offcier
van de Marine Stoomvaart Dienst (MSD) der
1e klasse Johannes Cornelis van Pappelendam
ontwikkelde het apparaat. Kapitein-luitenant
ter zee Jan Jacob Wichers (1894-1983) nam het
initiatief tot het verbeteren van het systeem
door het verder ontwikkelen van deze snorkel of
‘snuiver’. Via dit apparaat werd lucht aangezogen
en konden uitlaatgassen worden afgevoerd. Zo
kon het schip langer onder water blijven. Door
deze Nederlandse uitvinding werd de ‘duikboot’
een ‘onderzeeboot’.
Jammer genoeg waren in de
oorlog van 1941-1942 met Japan alleen de O 19
en de O 20 met deze snuivermast uitgerust.
Onderzeeboten als de O 19 en de O 20 konden
tot 100 meter diep duiken en hadden daardoor
meer kans de vijand onopgemerkt te naderen en
aan te vallen dan boten die veel dichter onder de
oppervlakte moesten blijven.
Successen en verliezen tijdens de Tweede Wereldoorlog
Nederland beschikte midden jaren dertig over ongeveer 25 onderzeeboten. Een deel daarvan bracht tijdens de oorlog met Japan de vijand gevoelige verliezen toe. De Nederlandse marine ging echter tijdens het interbellum uit van de kracht van kruisers. De leiding van de Nederlandse marine wilde liever artillerieschepen, te weten slagschepen, slagkruisers en kruisers dan onderzeeboten. Een betwistbare keus, gelet op de successen van de onderzeebootvloot in de strijd tegen de Japanners en het verlies van kruisers tijdens bijvoorbeeld de Slag in de Javazee.
In de Tweede Wereldoorlog speelden Nederlandse onderzeeboten in Europa en
Nederlands-Indië een belangrijke rol. In Europa brachten de O 21 en de O 24 een aantal vijandelijke schepen op de Middellandse Zee tot zinken
[zie Venster 31.] In Noorse wateren ligt het wrak van de eind 1940 gezonken O 22.
De Onderzeedienst had in Indië vijftien onderzeeboten: zeven oudere (K VII tot en met K XIII) en acht moderne (K XIV tot en met K XVIII, de O 16, de O 19 en de O 20) en
een moederschip voor onderzeeboten (de Janssens). [Voor de K XVIII: zie ook Venster 14.] Niet alleen getalsmatig, maar ook kwalitatief kon de Koninklijke Marine in Nederlands-Indië haar mannetje staan. De moderne onderzeeboten waren toen nog maar kort in dienst. Met name tijdens de drie maanden van de Nederlands-Japanse Oorlog, december 1941-maart 1942, boekten Nederlandse onderzeeboten successen. Churchill meldde later: ‘Het waren Nederlandse duikboten die, stoutmoedig
ingezet, verscheidene Japanse schepen tot zinken brachten’.
De brochure Periscoop op! De oorlogsgeschiedenis van den Onderzeedienst der Koninklijke Marine, uitgegeven in 1945, vult deze mededeling verder aan:
‘Aan de Koninklijke Marine komt de eer toe de
Japanners in het Verre Oosten op hun rooftocht
de eerste, gevoelige klappen te hebben toegebracht. Ook al hebben de successen van onze
onderzeebooten de krijgskans niet kunnen doen
keeren, zij brachten de Geallieerden toch eenige
verademing tijdens den fellen japanschen opmarsch naar het zuiden.’
Al op 28 november 1941 waren de Nederlandse
onderzeeboten Hr.Ms. K XVII en Hr.Ms. O 16
onder commando van de Britse vloot in Singapore geplaatst om daar de strijd met de
Japanners aan te binden. Hr.Ms. K XIV van luitenant ter zee der eerste klasse Carel A.J. van
Well Groeneveld was in december 1941 betrokken bij de ondergang van de Hiyoshi Maru en de
Katori Maru, Japanse troepentransportschepen
van respectievelijk bijna 5.000 en 10.000 ton.
Eveneens in december vernietigde de K XVI van
luitenant ter zee der eerste klasse Louis Jan
Jarman bij Kuching (Brits-Noord-Borneo) de
Sagiri, een grote Japanse torpedobootjager.
Op 10 januari vernietigde Hr.Ms. O 19 van commandant luitenant ter zee der tweede klasse
Hendrik Florentijn Bach Kolling ten westen van
Makassar op Celebes met drie torpedo’s de
Japanse vrachtschepen de Akitu Maru en de
Taryum Maru, van respectievelijk bijna 4.000
en 5.400 ton. Van Well Groeneveld – die de
oorlog niet overleefde – had een tweede keer
succes toen hij aan boord van de K XVIII op 23
januari 1942 in Straat Makassar, tussen Borneo
en Celebes, bij Balikpapan het bijna 7.000 ton
metende passagiers- en vrachtschip de Tsuruga
Maru tot zinken bracht.
Het laatste Nederlandse
onderzeebootsucces in de Indische wateren viel
te noteren op 1 maart 1942, toen Hr.Ms. K XV ten
noorden van de Baai van Bantam de Japanse
tanker de Erimo van 14.000 ton torpedeerde.
De onderzeeboten de K XIII en de K XVIII lagen in die tijd voor reparaties in de haven van
Soerabaja. Respectievelijk op 2 en 3 maart
werden ze daar tot zinken gebracht. De K XVIII
werd later door de Japanners gelicht en in Straat
Madoera gebruikt als een drijvend alarmschip
dat waarschuwde tegen luchtaanvallen.
Nederlandse oorlogs-
schepen die vergaan
zijn in 1940-1942.
J. Verhoeven, circa 1945-
1960. Rijksmuseum,
Amsterdam.
Bij de vijandelijkheden in Indië en Europa
ging een aantal onderzeeboten verloren. De
meeste werden teruggevonden. De locatie van
de wrakken van de O 16, de O 20 en de K VII in
de Maleisische wateren is bekend. In 2011 werd
het wrak van de K XVI teruggevonden bij Borneo.
In Den Helder werd in 2011 een herdenkingsbijeenkomst gehouden in aanwezigheid van
nabestaanden en oud-premier Piet de Jong [zie
Venster 39]. Van de mogelijk bij het Skagerrak
gezonken O 13 ontbreekt echter tot nu toe
ieder spoor. Ondanks herhaalde zoekacties in
samenwerking met de Stichting Nabestaanden
Onderzeeboten 1940-1945 blijft de locatie van
de O 13 een mysterie.
Het is opmerkelijk dat Nederlandse onderzeeboten in de eerste weken van de oorlog zoals
hiervoor beschreven, meer Japanse schepen
tot zinken wisten te brengen dan de Britse en
Amerikaanse marines gezamenlijk. Opvallend
genoeg dankte juist Conrad E.L. Helfrich – toen nog vice-admiraal, na de oorlog luitenant-admiraal – de commandant in Indië die een verklaard
voorstander was van de inzet van slagschepen,
zijn bijnaam ‘Ship-a-day Helfrich’ aan de inzet
van de onderzeeboten.
Koningin Juliana reikte
op 14 juli 1964 in Den
Helder het eerste
vaandel uit aan de
commandant van de
Onderzeedienst, kapitein
ter zee C.E. Wolderling.
Nederlands Instituut
voor Militaire Historie,
Den Haag.
Na de Tweede Wereldoorlog
In 1942 werd de Onderzeedienst door koningin Wilhelmina onderscheiden met de Militaire
Willemsorde vierde klasse.
Na de Tweede
Wereldoorlog bleef hij van groot strategisch belang voor Nederland. De boten werden ingezet
voor geheime inlichtingenoperaties, gericht op
het verzamelen van informatie over de Sovjet-marine. Tijdens de Koude Oorlog werden de
onderzeeboten ingezet voor onderzeebootbestrijding: ‘boeven vang je met boeven’. De
belangrijkste potentiële tegenstanders waren
de ballistische, nucleair aangedreven Sovjet-onderzeeboten en de beschermende aanvalsonderzeeboten.
Alleen en in samenspel met
maritieme patrouillevliegtuigen, Anti-Submarine
Warfare of ASW-fregatten, ASW-helikopters,
satellietsystemen en onderwater registratiesystemen werd het kat-en-muisspel uitgevoerd in
hoogst geclassificeerde operaties. Ook nu worden onderzeeboten ingezet voor het verzamelen
van informatie. Ze zijn uitvalsbasis van ‘special
operation forces’. Zij zijn uiterst belangrijk bij
het trainen van de vloot in onderzeebootbestrijding en het oefenen in aanvallen op vijandelijke
maritieme doelen. Wat blijft door alle decennia
heen, is het strategisch effect. Een onderzeeboot in een zee-engte heeft een enorme impact,
zelfs als het onzichtbaar is.
Tekst
Op 15 maart 1620 schreef de Nederlandse natuurkundige Isaäc
Beeckman in zijn journaal:
‘Over een dach ofte twee creegh ick van vader eenen brief,
in denwelcken hy my schreef, dat Drebbel in Engelandt een
schuyte gepractiseert heeft, daermede hy onder ende boven
water varen kan als hy wilt. […] Als men nu wilt, dat de schuyte
sincke, soo gaet men van binnen in ende men sluyt alles seer
dichte toe […]. Alsmen dan in de schuyte is, soo doet men de
krane […] open ende laet het water […] in komen. Dit water
dan, in den back synde, soo sal de schuyte syncken, indien se
soo swaer gemaeckt is, dat sy maer effen soo veel waters van
doen hadde om te syncken.’
Meer lezen
Henk Bussemaker en Janet van Klink, De tegenaanval. Anton Bussemaker (1900-1941) Onderzeebootcommandant (Zutphen 2016);
Caspar Dullemond (red.), De Javazee-campagne na 75 jaar. Sporen van de strijd van de Koninklijke Marine tegen Japan, december 1941 – maart 1942 (Zwolle 2017);
Jaime Karremann, In het diepste geheim. Spionage-operaties van Nederlandse onderzeeboten van 1968 tot 1991 (Amsterdam 2017);
Robin A. Snouck Hurgronje en Alan Lemmers, Klaar voor onder water. Honderd jaar Nederlandse onderzeeboten (Zaltbommel 2006).
Lieu de mémorie
Bezoek de onderzeeboot Hr.Ms. Tonijn bij het Marinemuseum
in Den Helder. In Rotterdam staat bij de Waalhaven een
monument met zeven bronzen platen voor iedere in de
Tweede Wereldoorlog verloren gegane onderzeeboot. In de
Marinehaven in Den Helder staat het monument voor de gevallenen van de Onderzeedienst. Zeer de moeite waard is een
bezoek aan de zaal 102 van afdeling Nederlandse Geschiedenis
van het Rijksmuseum in Amsterdam, waar men fraaie marinemodellen aantreft. Op het Dundee Submaritime Memorial aan
het Victoria Dock van Dundee in Schotland staan de namen van
de 73 bemanningsleden van de O 13 en de O 22.
Dit venster is lezers van Marineschepen.nl aangeboden door uitgeverij Walburg Pers. Lees alle vijftig vensters in het boek 'De Canon van de Koninklijke Marine; Geschiedenis van de zeemacht', geschreven door Anne Doedens en Matthieu Borsboom.