Afgelopen woensdag begonnen de minister van Defensie Ank Bijleveld en staatssecretaris van Defensie Barbara Visser met een reeks ontmoetingen bij experts en organisaties in aanloop naar de Defensienota 2018. In plaats van dat de minister zorgt voor de broodnodige snelheid en keuzes maakt op basis van reeds gedaan onderzoek, moet een deel van het werk opnieuw worden gedaan. Met de nodige vertraging en onzekerheid als gevolg.
De eerste bijeenkomst met belanghebbenden over de Defensienota was op Clingendael. Van links naar rechts staatssecretaris Barbara Visser, directeur Clingendaal Monika Sie Dhian Ho en minister Ank Bijleveld. (Foto: Defensie)
De Defensienota 2018 zal aan het eind van het eerste kwartaal van 2018 worden gepresenteerd, maakte Defensie donderdag bekend. Dan moet er duidelijkheid komen over de koers van Defensie de komende jaren, zo beloofde de minister.
Vertraging
Die duidelijkheid komt waarschijnlijk niet direct na verschijnen van de nota. Er zal na de nota nog de nodige discussie worden gevoerd, waardoor weer maanden verloren gaan. Zeker als het gaat om de vervanging van mijnenjagers, fregatten en onderzeeboten zijn dat kostbare maanden. Maar ook andere projecten zoals het nieuwe kanon voor het LCF en andere nieuwe wapensystemen.
Het opvallende is dat Defensie zelf verantwoordelijk is voor de vertraging en dat de grootste tegenstanders van het verder uitstellen van de marineprojecten zoals Raymond Knops (CDA) en Louis Bontes (VNL) geen zitting meer hebben in de Vaste Kamercommissie voor Defensie. Het was Knops immers die in 2016 naar aanleiding van de instelling van de klankbordgroep vervanging onderzeeboten vroeg: "Is dit nu bedoeld om te vertragen zodat er nu geen besluit worden genomen?" Hennis zei later die vergadering over de klankboordgroep: "Maar ik zal [tegen de voorzitter van de klankbordgroep] zeggen dat het zo snel mogelijk moet, want ik heb eerder gezegd april en ik begrijp dat, maar die eventuele extra weekjes zouden geenszins leiden tot een vertraging in de B-fase, althans zoals we dat nu voorzien. En het einde van de B-fase is voorzien voor eind 2017."
Het is inmiddels eind 2017, maar de B-brief wordt niet verzonden.
Onzekerheid
Helaas blijft het niet beperkt tot vertraging. De Defensienota 2018, en de uitspraken van de minister zelf, zorgen ook voor onzekerheid. Dat begon uiteraard met haar eerste interview na aantreden toen ze in De Telegraaf zei dat de 1,5 miljard waarschijnlijk niet voldoende zou zijn voor de bekende drie marineprojecten. Zij bevestigde die uitspraak later in de Tweede Kamer.
Dat zou dus betekenen dat de projecten die nu serieus leken te zijn opgestart, toch te maken zouden kunnen krijgen met een kleine of grote korting. Terwijl Defensie zelf in afgelopen jaren heel duidelijk het belang van de projecten had geformuleerd. Zeker als het gaat om de vervanging van onderzeeboten. Ten tijde van minister Hennis zijn de nodige pagina's gebruikt om de buitenwereld uit te leggen waarom onderzeeboten belangrijk zijn en blijven.
Die stelligheid leek prompt verdwenen toen Hennis vertraagde en de klankbordgroep voor vervanging onderzeeboten instelde. Maar Hennis zei wel dat vervanging van onderzeeboten belangrijk was en dat de genoemde 'nul-optie' (niet vervangen) er slechts als een soort controlevraag in stond. Tot grote teleurstelling van onder ander GroenLinks.
Door de rondetafelconferentie van vorige week donderdag, lijken alle opties weer open te liggen. Bovendien kreeg Instituut Clingendael bij monde van Dick Zandee weer de gelegenheid om in woord en geschrift te pleiten voor forse investering in de landmacht. Ten koste van de marine en luchtmacht.
Overigens wijkt Zandee daarin niet veel af van zijn (oud-)collega's, want voormalig directeur Co Kolijn zei en schreef ook het nodige (niet gebaseerd op feiten) ten faveure van goedkope "ondiepboten" voor de Noordzee.
Zandee, onderzoeker en oud-landmachtmedewerker, verschijnt op zijn beurt al langer in de media waarin hij niet alleen zijn voorkeur voor de landmacht uitspreekt, maar bovendien niet vergeet te vermelden dat onderzeeboten niet vervangen moeten worden of dat er gekort op moet worden.
Afgelopen donderdag richtte Zandee zijn pijlen in de Tweede Kamer op onderzeeboten en de Patriots van de luchtmacht, door de zogenaamde niche- en basiscapaciteiten tegenover elkaar te zetten. Zandee zei dat de basiscapaciteiten de absolute prioriteit te geven, ten koste van de nichecapaciteiten. Dat wekte de interesse van GroenLinks-Kamerlid Diks: "U zei: de basisgereedheid moet sowieso. Dan moet je dus even goed kijken naar de nichecapaciteiten. Mijn vraag was hoe u dan in dat verband aankijkt tegen het ontwikkelen van nieuwe onderzeeërs. Is dat dan wel nuttig en nodig?" Ook Popken (PVV) was geïnteresseerd.
Zandee streepte eerst de andere nichecapaciteiten weg: "Als u het Joint Support Ship weghaalt, dan valt een heel groot gedeelte van de bevoorradingscapaciteit van de marine weg. Ja, het heeft ook nog een paar andere functies. Dat zijn misschien nichefuncties, maar je bent wel het hele schip kwijt en dus ook die rol daarin. Voor tankervliegtuigen hebben we inmiddels een pooling-and-sharingoplossing in Europees verband, dus dat is ook al geregeld. De radars staan op de LCF-fregatten. Het zou zonde zijn om die eraf te halen; het levert waarschijnlijk financieel ook niet zoveel op."
"Dan kom je dus uit bij de Patriots en bij de onderzeeboten. Dat zijn ook precies de twee die ik genoemd heb, omdat er op beide gebieden heel belangrijke ontwikkelingen plaatsvinden op dit moment. Bij de Patriots vraag ik mij af: moeten wij dat echt op langere duur wel volhouden wanneer zo veel andere Europese landen dat ook gaan doen? Dan is het eigenlijk geen nichecapaciteit. Bij de onderzeeboten denk ik dat allereerst de oplossing erin gezocht moet worden dat we niet overgaan tot het ontwikkelen van een eigen unieke Nederlandse onderzeeboot die aan al die enorme lange eisenlijsten van de Koninklijke Marine voldoet, maar dat we proberen aan te sluiten bij andere Europese landen die ook bezig zijn met onderzeebootvervanging. Als je dat met z'n allen doet, dan krijg je een product dat waarschijnlijk goedkoper is. Zo druk je de financiële lasten ook."
Op het antwoord van Dick Zandee kwamen geen verdere vragen van de aanwezigen. Terwijl die er wel zouden kunnen zijn. Zijn de eisen van de marine dan zo "enorm lang"? Allereerst zijn de eisen niet bekend, maar als die overeenkomen met die van de Walrusklasse, valt dat wel mee. Verder grenzen andere Europese landen aan andere zeeën en willen hun onderzeeboten op een andere manier inzetten.
Behalve Clingendael kregen meer instellingen en organisaties de kans om hun licht te laten schijnen over o.a. onderzeeboten.
Dat geldt ook voor de reeks bijeenkomsten, die woensdag nota bene bij Clingendael, van start ging. De zitting was besloten, wat er gezegd is, is niet bekend.
Hoe dan ook, zorgt minister Bijleveld door al deze partijen opnieuw aan het woord te laten voor meer onzekerheid en niet voor betere informatieverstrekking. Het zet ook vraagtekens bij hoeveel vertrouwen er is in de eigen organisatie om weer zo uitgebreid bij externe experts te rade te gaan. Zo schreef Hennis in 2015 nog een Toekomstvisie Onderzeedienst, waarin Defensie het belang van onderzeeboten uitlegde. De discussie op dit gebied leek toen ten einde, maar Defensie blijft door de nieuwe ontwikkelingen toch doormodderen.
Nu moet gezegd worden, dat de extra vertraging en onzekerheid alleen maar mogelijk is doordat Hennis weinig voortvarend was op gebied van vervanging van onderzeeboten, mijnenjagers en fregatten.
Ko Colijn, toenmalig directeur van Instituut Clingendael, schreef in 2016 een bizar artikel in Vrij Nederland over nieuwe onderzeeboten. En pleitte voor "ondiepboten die goede diensten kunnen bewijzen in de Middellandse Zee of Oostzee en onze eigen Noordzee". Colijn wist kennelijk niet dat de Noordzee te ondiep is voor onderzeeboten en de Nederlandse onderzeeboten juist uitblonken (en misschien nog) in de Middellandse Zee. (Beeld: Het artikel van Vrij Nederland, met een illustratie van Bas van der Schot.)
Niche- en basis
Wat echter niet bijdraagt aan een heldere discussie zijn de termen "nichecapaciteiten" en "basiscapaciteiten", die ooit door voormalig minister van Defensie Jeanine Hennis werden geïntroduceerd. Deze termen worden door tegenstanders listig op een andere manier ingezet dan Defensie ooit bedoelde: nichecapaciteiten zijn wapensystemen waar Nederland internationaal iets extra's door kan bieden. Met onderzeeboten heeft Nederland bijvoorbeeld een onderscheidend platform (zolang ze expeditionair zijn), dus een niche. Met fregatten, infanterie, tanks, onderscheid je je niet omdat ieder land dat heeft en dat worden basiscapaciteiten genoemd.
Steeds vaker wordt de term "nichecapaciteit" echter uitgelegd alsof een bepaald wapensysteem niet tot de basis behoort en iets extra's is. Een leuk project voor erbij. Terwijl een nichecapaciteit juist wel tot de basis van de middelen behoort, maar daar bovenop bijzonder is omdat het uniek is binnen de NAVO of de EU. Onderzeeboten, het JSS en de BMD-capaciteit bijvoorbeeld, net als o.a. Patriots.
Defensie probeerde in 2016 nog het tij te keren door de term nichecapaciteit te vervangen door kerncapaciteit, maar al snel bleek dat dit leidde tot verwarring.
Tussennota
Wat ook niet bijdraagt aan snelheid is de status van de nota. De Defensienota 2018 kan namelijk zomaar een 'tussennota' worden. Dat is in ieder geval het beeld van Rob de Wijk (directeur HCSS), zo bleek tijdens de rondetafelconferentie: "Eigenlijk tegen alle Kamerleden: dit is inderdaad een tussennota, dat kan niet anders. Dit wordt een transformatienota. Dit is vergelijkbaar met het begin van de jaren negentig. In 1991 werd de Defensienota afgekondigd. Daarmee werd een algemeen plan voor de verandering van de krijgsmacht ingezet. In 1993 kwam de Prioriteitennota en dat was de echte transformatienota. Toen werd de echte transformatie ingezet. Die mocht toen niet Defensienota heten, omdat voor de eerste keer in de geschiedenis twee nota's in een kabinetsperiode uitkwamen. Als die ook Defensienota zou heten, dan zou er worden gedacht: de minister heeft het niet goed gezien."
Ondertussen varen de oude fregatten, mijnenjagers en onderzeeboten door, en lijkt Den Haag te vergeten dat deze eenheden in een eventueel toekomstig conflict ingezet moeten worden en waarmee de levens van de bemanningen op het spel worden gezet doordat zij weer langer moeten doorvaren met oude middelen.
Tijdlijn vervanging onderzeeboten veel papier en overleg, en veel vertraging:
november 2013 - motie Knops: verzoek om Toekomstvisie Onderzeedienst
november 2014 - Vraag VVD: waar blijft de Toekomstvisie? Hennis: wordt aan gewerkt, maar wil wel nieuwe onderzeeboten. "Capaciteit om te koesteren."
juni 2015 - Toekomstvisie Onderzeedienst: behouden onderzeebootcapaciteit is belangrijk. Expeditionaire onderzeeboot.
maart 2016 - Hoorzitting vervanging onderzeeboten. Hennis: onderzeeboten zijn belangrijk
maart 2016 - Algemeen Overleg vervanging onderzeeboten. Brede steun in de Kamer voor vervanging
juni 2016 - (Ernstig vertraagde) A-brief vervanging Onderzeeboten. Nieuw: klankbordgroep met diverse opties, waaronder niet vervangen
juli 2017 - Tweede Algemeen Overleg vervanging onderzeeboten. Nieuwe Kamerleden, weer veel vragen over waarom vervangen. Hennis: waarom-fase is achter de rug.
augustus 2017 - Request for information (RFI) aan scheepswerven voor nieuwbouw onderzeeboten
november 2017 - Bijleveld: misschien is er niet genoeg geld voor vervanging.
december 2017 - B-brief onderzeeboten
december 2017 - rondetafelconferentie Defensienota. GL en PVV: wat is het nut van vervanging?
maart 2018 - Defensienota
september 2018 - B-brief onderzeeboten?
2025 - Einde levensduur Walrusklasse onderzeeboten
Over de andere twee vervangingsprogramma's is beduidend minder gesproken, is men dankzij de voortvarendheid van België op sommige punten verder. Al is er nog geen A-brief gestuurd voor vervanging van de mijnenjagers en fregatten. Het Defensie Materieel Proces (DMP) loopt tot de E-brief.