Marineschepen.nl
 
   
 

De absurditeit van de A-brief vervanging onderzeebootcapaciteit


Door: Jaime Karremann
Laatst aangepast: 15-07-2016


Een maand geleden stuurde minister van Defensie Jeanine Hennis de langverwachte A-brief voor de vervanging van de Walrusklasse naar de Tweede Kamer. Het leek allemaal zo mooi. Hennis had haar werk gedaan, het onderzeebootproject kon beginnen aan de volgende fase en de media berichtten kort en neutraal op de brief. Lekker ontspannen de zomer in. Maar niet heus, want de brief is een gedrocht van een compromis geworden, met als resultaat vertraging, verspilling en verwarring.

Bruinvis
Zr.Ms. Bruinvis. (Foto: Jaime Karremann/ Marineschepen.nl)

De A-brief vervanging onderzeebootcapaciteit markeert het einde van de A-fase, ofwel behoeftestellingsfase, van het Defensie Materieel Proces (DMP). In die fase richtte (vooral) de Defensie Materieel Organisatie (DMO) zich op het 'wat' en 'waarom' van nieuwe onderzeeboten.

De B-fase is de onderzoeksfase en sluit af met o.a. hoe de functionele eisen die in de A-brief staan kunnen worden ingevuld.

Dit is het eerste deel van het tweeluik over de A-brief. Deel 2 staat hier.



Op 17 juni werd de A-brief aan de Tweede Kamer verzonden. In de berichtgeving op Marineschepen.nl werden al de nodige bedenkingen geplaatst, het is nu tijd om daar wat dieper op in te gaan. De brief lijkt voor de buitenwereld allang weer geschiedenis, maar wat is nou een maand op een nieuwbouwtraject van 20 jaar?

En het is de moeite waard om de A-brief er nog eens bij te pakken, want na grondige bestudering kan ik niets anders concluderen dan dat de brief het bewijs is dat het fundamenteel mis is met de (uitvoering) van het DMP. De brief is een gedrocht van een compromis geworden, waar iedereen tevreden mee gehouden moet worden. Maar het resultaat is vertraging, verspilling en verwarring, met een beetje pech niet alleen nu maar ook tijdens volgende vervangingstrajecten.

In de kern zijn er twee grote pijnpunten. De eerste is dat aan de besluitvorming over de vervanging van de Walrusklasse gekoppeld is aan de nut en noodzaak-discussie van onderzeeboten. Ten tweede is er door de beperkte onderzeebootkennis bij politici en zelfs bij Defensie buiten de marine, gecombineerd met onvoldoende overtuigingskracht van Hennis en deskundigen, gekozen voor de weg met de minste weerstand: klankbordgroepen en een keur aan onzinnige opties.

Piet de Jong
Verschillende personen, maar met één overeenkomst: minister van Defensie. Piet de Jong (geheel links) en Jeanine Hennis tijdens de commando-overdracht van de Commandant Zeestrijdkrachten in september 2014. De Jong heeft als voormalig onderzeebootcommandant een kristalhelder beeld van nut en noodzaak van onderzeeboten. In de tijd dat De Jong staatssecretaris van Defensie, minister van Defensie en minister-president was (1959-1971) werden de Driecilinders gebouwd en in dienst gesteld en de Zwaardvisklasse besteld, ontworpen en gebouwd. (Foto: Jaime Karremann/ Marineschepen.nl)

Op het negeren van de onderwaterdimensie staan hoge straffen
In de oorlogvoering ter zee zijn er zes dimensies: onder water, aan de oppervlakte, in de lucht, elektromagnetisch, cyber en space (bijv. verdediging tegen ballistische raketten).

De ene dimensie is iets belangrijker dan de andere, maar van de drie belangrijkste dimensies staat het opereren in twee daarvan nooit ter discussie. Natuurlijk moet Nederland, als maritieme natie, militaire oppervlakteschepen hebben en militaire middelen hebben in de lucht boven zee. Beide zijn ook heel zichtbaar en vergen weinig van het voorstellingsvermogen.

De dimensie onder water is complexer en zeker op gebied van onderzeeboten is er de nodige discussie. Dat is vreemd, want waarom zou je niet willen kunnen opereren onder water, terwijl al ruim honderd jaar bewezen is wat de voordelen er van zijn? Je kunt de onderwaterdimensie niet negeren, alleen al omdat tegenstanders dat ook niet doen. Oppervlakteschepen zijn immers relatief kwetsbaar voor onderzeeboten.

Over de kracht van onderzeeboten is hier op Marineschepen.nl al veelvuldig geschreven. Bijvoorbeeld in het artikel over Zr.Ms. Walrus die in 1999 een Amerikaans vliegkampschip plus escorteschepen voor oefening uitschakelde. Dat was echter geen uitzondering. Het bijzondere was alleen dat hier openlijk over werd gesproken.

Uit onderzoek van Marineschepen.nl (hier wordt later nog over gepubliceerd) blijkt bijvoorbeeld dat Nederlandse onderzeeboten ook tijdens oefeningen in de jaren '70 en '80 in ieder geval in november 1971, maart 1973, november 1975, mei 1978, augustus 1978, september 1978, april 1979, juni 1979, februari 1983, april 1983, juni 1983, november 1983, maart 1984, juni 1985, juni 1988, september 1988, januari 1989, maart 1989, september 1989, november 1990, één of meerdere Amerikaanse, Franse of Britse vliegkampschepen virtueel tot zinken hebben gebracht. Andere oppervlakteschepen en (nucleaire) onderzeeboten niet meegerekend.

Op het bovenstaande valt natuurlijk het nodige af te dingen, maar de frequentie (de lijst is niet eens compleet) van successen tegenover de duurste en best verdedigde militaire eenheden, is wel weer een indicatie voor de kracht van het onderzeebootwapen.

Die kracht is al meerdere malen aangetoond. Niet alleen in de praktijk (zie o.a. Eerste Wereldoorlog, Tweede Wereldoorlog, Koude Oorlog, Falklandoorlog, Joegoslavië conflict), maar ook op papier. De discussie over de waarde van onderzeeboten is namelijk ouder dan de onderzeeboot zelf.

Moet Nederland wel onderzeeboten hebben? Dat was de vraag rond 1900 toen de marine door De Schelde overtuigd moest worden van nut en noodzaak. Binnen landmacht en marine werd de vraag in de jaren '10 en '20 weer gesteld in de discussie over de verdediging van Nederlands-Indië. Tegenstanders stelden die vraag direct na de Tweede Wereldoorlog (!) omdat nieuwe vijand Sovjet-Unie nauwelijks een marine had. De PvdA stelde de vraag in 1974. Rond 1990 speelde het weer op toen de Zwaardvisklasse niet werd vervangen. De discussie kwam weer terug aan het begin van deze eeuw toen onderzeeboten door tegenstanders relikwieën van de Koude Oorlog werden genoemd; overbodig want de Russen zijn verslagen en zijn onze vrienden geworden.

En nu weer. Ondanks dat keer op keer werd aangetoond wat de waarde is.

Maar gek genoeg is het nu Defensie zelf die de discussie aanzwengelt. Een groot deel van de Tweede Kamer lijkt de laatste jaren in ieder geval voorzichtig positief te staan tegenover onderzeeboten.

Op zich is een discussie over nut en noodzaak van onderzeeboten niet helemaal verkeerd, omdat de wereld verandert. Die discussie moet echter gevoerd worden in een bredere discussie over wat Nederland wil met Defensie. Wat willen we bereiken en wat hebben we daar voor over? KTZ Niels Woudstra sprak laatst niet voor niets over de strategische armoede in Nederland. Juist dit soort fundamentele zaken als 'willen we wel onderzeeboten' horen in een strategisch document thuis, waarna je lange tijd weer vooruit kan.

Dan kun je je bij vervanging namelijk focussen op de kern: vervanging.

De nut en noodzaak-discussie moet niet gekoppeld worden aan de vervanging van materieel. Doe je dat wel, dan levert dat vertraging van het project op, betekent dat verspilling van energie, tijd en geld, en verwarring onder de mensen die dachten dat het standpunt van Defensie was bepaald.



Bij twijfel: klankborden
Want het standpunt wás bepaald. De discussie wás gevoerd. Een recent bewijs is de Kamerbrief van 11 juni 2015 "Visie op de toekomst van de onderzeedienst" van niemand minder dan Jeanine Hennis. In 12 pagina's legt de minister uit waarom de onderzeeboot zo belangrijk is voor Nederland en waarom zij die capaciteit wil behouden. Dat was overigens al een herhaling van haar standpunt, want die voorkeur had zij al veel eerder uitgesproken.

Toch moest en zou de discussie over nut en noodzaak van onderzeeboten ook aan het DMP worden toegevoegd en dus gekoppeld worden aan de vervanging van de Walrusklasse.

Dat was al niet best, maar toen kwam in maart 2016 uit het niets ook nog een klankbordgroep. Deze groep, bestaande uit een groep van experts op uiteenlopende terreinen behalve op gebied van onderzeeboten, moest op verzoek van Hennis de argumentatie van Defensie nog eens tegen het licht houden. Geloofde Hennis zichzelf niet meer? Twijfelde ze aan de argumenten die ze zelf had opgeschreven? Kon de Kamer de controletaak volgens Hennis niet meer uitoefenen?

De brief van de klankbordgroep
De klankbordgroep bestaande uit mensen uit het bedrijfsleven en een luchtmachtgeneraal b.d., moest zich eerst bij de Onderzeedienst laten bijpraten over onderzeeboten. Nadat alle informatie was verzameld, boog de groep zich over waarom Nederland onderzeeboten moet hebben en wat die capaciteit dan moest kunnen doen.

Download hier de brief van de klankbordgroep.

De klankbordgroep oordeelde dat Defensie geen goede toekomstanalyse had gemaakt waaruit blijkt dat onderzeebootcapaciteiten ook in de toekomst een rol spelen en waaruit blijkt dat Nederlandse onderzeeboten ook voor bondgenoten nuttig blijven.

Een goede toekomstanalyse is van waarde. Toch is het vreemd dat Defensie de klankbordgroep niet wist te overtuigen. Want er is in het buitenland veel geschreven over de rol van onderzeeboten in de toekomst. In ieder geval Noorwegen heeft recentelijk een studie gedaan, waarna gekozen werd voor nieuwe subs. Daarnaast is de vraag van de rol van onderzeebootcapaciteiten in de toekomst eigenlijk een absurde vraag. Die rol zal er namelijk zeker zijn, zelfs als de zee net zo transparant zou worden als de lucht. De rol zal dan totaal anders worden, maar onderzeeboten (in welke vorm dan ook) zullen in hun dimensie net zo goed een rol hebben als vliegtuigen in de toekomst. Of zou de onderzeeboot slechts een hype zijn?

Een ander vreemd punt in het oordeel was de nadruk op nichecapaciteit, overigens ook een dodelijke term door Defensie zelf bedacht. De klankbordgroep vraagt zich af waarom Nederland in "de toekomst wederom deze nichecapaciteit zou moeten kunnen aanbieden in internationaal verband."
Dat er nu en de afgelopen 40 jaar internationaal voortdurend behoefte is geweest aan expeditionaire conventionele onderzeeboten, moge bekend zijn. Maar de nummer 1 reden waarom Nederland onderzeeboten heeft, zoals toenmalig directeur van de MIVD SBN Pieter Bindt in de Tweede Kamer al zei, is voor de eigen marine. Verdediging van eigen schepen, training van eigen eenheden en verzamelen van inlichtingen voor Nederland.

De klankbordgroep lijkt totaal aan dat essentiële punt voorbij te gaan en oordeelt alleen over de internationale rol. En ook die zal er de komende decennia wel zijn, gelet op de onderzeebootbouwprogramma's van onze bondgenoten die geen veranderingen in het onderzeebootaanbod laat zien voor de komende 30 jaar. Toch is dat secundair.

Desondanks luidde de aanbeveling: maak een toekomstanalyse over de rol van onderzeebootcapaciteiten en het belang van het onderwaterdomein in NAVO en EU verband.

Extra werk en grotendeels onnodig.

Helaas bleef het daar niet bij. Een andere vraag die de klankbordgroep stelde was of Defensie wel had nagedacht over of onderzeeboten vervangen konden worden door onbemande onderzeeboten. (Zucht, gaan we weer.)
Opvallend genoeg schrijft de klankbordgroep even verderop dat Defensie dit punt op "een voor ons overtuigende wijze [heeft] geadresseerd." Om doodleuk te vervolgen: "al zullen deze punten in de onderzoeksfase (DMP-B) nog een nadere beschouwing vereisen die tot lastige keuzes kan leiden."

Huh? Was het nu overtuigend of niet? Waarom dan nóg een keer beschouwen? En waarom die onnodige en tendentieuze toevoeging "lastige keuzes"?

Dan nog internationale samenwerking. Op pag. 2 van de brief vraagt de klankbordgroep zich af waarom Nederland als één van de weinige NAVO-landen beschikt over onderzeeboten die ver van huis kunnen opereren. Dit klopt feitelijk niet, Frankrijk, de VS en UK hebben ook expeditionaire onderzeeboten, maar dan nucleair. Maar, onthoud deze vraag even.

In het kader van internationale samenwerking adviseerde de klankbordgroep op pagina 3 nu nog niet te kiezen voor een type onderzeeboot en dus ook de optie om onderzeeboten die alleen dicht bij huis kunnen opereren open te houden. (Staat dat er echt…?) Op die manier ontstaat er ruimte om internationaal samen te werken, volgens de onderzeebootleken. En hierdoor ontstaat ook mogelijk ruimte "voor out of the box opties"…! Zie de vraag in de vorige alinea. Een expeditionaire conventionele onderzeeboot die veel gevraagd is, is een pagina verder ineens niet out of the box genoeg.

Tot slot de meest bizarre aanbeveling van de klankbordgroep. De vier opties: "In dit verband adviseren wij om in de onderzoeksfase in ieder geval de volgende vier opties nader te verkennen:
1. Een nul-variant (geen onderzeebootcapaciteit)
2. Een expeditionaire variant
3. Een homeland security variant
4. En een variant met onbemande onderzeeboten waarbij bijvoorbeeld een oppervlakteschip het lanceerplatform is."

Minister Hennis had, zoals ze zelf vooraf had gezegd, de aanbevelingen van de klankbordgroep naast zich neer kunnen leggen. Maar dat deed ze niet. De gevolgen voor de A-brief laten zich raden.

Alles over die in Deel 2.



comments powered by Disqus


Marineschepen.nl
Contact
Over deze site
Adverteren
Blijf op de hoogte via:

Twitter

Facebook

Instagram

Copyright

Alle rechten voorbehouden.

Sinds 13 augustus 2001



Menu
Opinie

Gerelateerde artikelen
Dl 2. Absurditeit van de A-brief

Walrusklasse