Vandaag wordt Zr.Ms. Walrus uit dienst gesteld. Een boot waar het grote publiek mee kennismaakte toen het alleen een ontwerp was, en een affaire werd. Later kwam de onderzeeboot weer in het nieuws: brand. Daarna verdween de Walrus veel meer uit het publieke domein, terwijl toen de interessantste periode aanbrak. Voor een echte terugblik op die hoogtepunten is het nog veel te vroeg, maar over de begintijd kunnen de eerste commandanten veel mooie momenten delen.
Zr.Ms. Walrus in 2016 in Schotse wateren. (Foto: Jaime Karremann/ Marineschepen.nl)
In een vergaderruimte van de Rotterdamsche Droogdok Maatschappij (RDM) was de spanning voelbaar. Alle kopstukken van het project waren aanwezig: marinepersoneel van de Directie Materieel Koninklijke Marine (DMKM), de werf, het bedrijf dat apparatuur integreert.
De Walrusaffaire was twee jaar eerder tot een politiek kookpunt gekomen, maar de problemen waren nog niet opgelost. De olifant in de kamer was de planning: klopt-ie wel? Gaan we de toegezegde datum van proefvaren van de Walrus in mei 1987 wel halen? Zijn alle partijen wel eerlijk over hun mijlpalen? Of wordt het toch weer een vertraging?
Maar voor de discussie op gang kwam, op die ochtend van 14 augustus 1986, stormde rond elf uur een werknemer van de RDM de kamer binnen voor een plottwist die je anders alleen in ongeloofwaardige films ziet. Brand. Even later stonden de mannen bij de rokende boot. Op z'n best wordt dat vertraging.
De brand was hevig. Onder andere de net geïnstalleerde commandocentrale brandde volledig uit. Een grote brandslang die in een luik werd gehangen door de brandweer wist erger te voorkomen, maar erg was het al.
Toen de rook was opgetrokken, was de vraag of de boot wel te repareren was. Had bijvoorbeeld de drukhuid nog z'n perfect ronde vorm, waar het RDM-personeel zo zorgvuldig voor had gezorgd, om die grote maximale duikdiepte te halen?
Van vier naar twee boten
De Onderzeedienst gaat terug van vier naar twee boten, dat is vorig jaar besloten. Op die manier wil de Onderzeedienst de twee resterende boten nog tot in de jaren '30 relevant houden. De Walrus ligt al sinds 2018 op het droge en wordt van binnen gedemonteerd zodat onderdelen gebruikt kunnen worden op de andere. De volgende boot is de Zeeleeuw, deze zal over enkele jaren uit dienst gaan. Over ongeveer tien jaar moeten de nieuwe boten komen, wie ze gaat bouwen wordt volgend jaar bekend. Nederland wil niet investeren in nieuwe onderzeeboten van Nederlandse bodem. Werven uit Duitsland, Frankrijk en Zweden zijn in de race om de volgende generatie te mogen leveren.
Walrusaffaire
Die werkzaamheden aan de romp waren in 1979 begonnen. De aanloop was rommelig; de Driecilinder-onderzeeboten moesten worden vervangen, maar de PvdA had net het idee van taakspecialisatie bedacht: waarom laten we onderzeeboten niet aan een ander land over, terwijl wij andere taken op ons nemen? De vervanging van de Driecilinders kwam langzaam op gang, er was met het oog op taakspecialisatie onderzoek nodig. De marine pakte het bescheiden aan: de nieuwe boten moesten moderne versies worden van de Zwaardvis en Tijgerhaai uit 1972.
Toen de marine later meer eisen toevoegde en een veel betere boot wilde maken, werden de kosten veel hoger dan eerder medegedeeld. Dat gecombineerd met de vertraging leverde ronkende krantenkoppen op, en de Walrusaffaire.
Zeeleeuw
De Walrus was door de brand drie jaar in de tijd teruggeworpen en alle aandacht ging uit naar de Zeeleeuw, die wel op tijd naar zee ging. Als eerste boot. En deze werd ook als eerste naar zee gebracht.
Walrus gaat proefvaren
Rotterdam, 11 september 1990. De 36-jarige luitenant-ter-zee der 1e klasse Peter de Harder was een oude rot in het vak. Hij had toen al zo'n veertien jaar op onderzeeboten gevaren en was meerdere keren met een onderzeeboot naar de Middellandse Zee geweest om inlichtingen te vergaren over schepen van de Sovjet-Unie (zie o.a. pagina 190-192 van In het diepste geheim).
De Harder was sinds januari 1990 detachementscommandant en de volgende ochtend zou de boot voor het eerst naar zee gaan. "Een gezonde spanning", herinnert De Harder zich nu. "Ik liep die avond langs het water en dacht: 'morgen gaat het dan echt beginnen'."
De boot waarmee De Harder naar zee vertrok was een heel andere dan de boten van de Zwaardvisklasse waar hij de jaren ervoor op had gevaren. "Ik had samen met een paar anderen van de Walrus al wel meegevaren op de Zeeleeuw", zegt De Harder. "Maar alles was nieuw op die nieuwe boten. Het was niet één stap, maar meerdere stappen vooruit. Want op die oude boten werkte je met afsluiters en kleppen, nu had je een hele batterij beeldschermen. Dat waren we niet gewend. Het was verdomd interessant, heel boeiend."
Vanuit de commandocentrale (hier 's nachts aan boord van de Walrus) kunnen systemen worden gestart, de tanks worden gevuld of geblazen. Vroeger gebeurde dat door aan hendels en handwielen te draaien. Ook buitenlands onderzeebootpersoneel was onder de indruk. (Foto: Jaime Karremann/ Marineschepen.nl)
Vooral de platformautomatisering was een grote stap, ook voor de Onderzeedienst. Op alle onderzeeboten tot dat moment was het gebruikelijk om aan wielen te draaien en hendels om te zetten. De Harder herinnert zich nog hoe de grote, stevige machinisten die waren opgegroeid met de rauwe techniek van de machinekamer ineens achter een beeldscherm moesten zitten en met knopjes systemen moesten bedienen.
Eerder hoorde en zag je soms het resultaat. Nu was de machinekamer onbemand en werd bijna alles op afstand bediend vanuit de centrale. De Harder: "Tijdens de proefvaart hebben we bij het starten en stoppen van de diesels altijd wel iemand in de machinekamer gehad. Onder het mom van we zijn aan het proefvaren, maar we hadden ook gezien dat het bij de Zeeleeuw ook werkte. Dus op zich hadden we er wel vertrouwen in."
Reclame voor de RDM. (Beeld: RDM)
Eerste boot naar maximale duikdiepte
Het vertrouwen in de boot en ontwerpers werd tijdens de proefvaart meerdere keren getest, in het bijzonder tijdens de eerste duik naar de maximale diepte. "Dat had de Zeeleeuw nog niet gedaan", zegt De Harder. "De echte diepduik was voor de Walrus."
Toen kwam wel het verhaal van de brand in 1986 weer terug. De bemanning moest het vertrouwen hebben dat het veilig was. "We hebben iedereen in een paar keer geïnformeerd over de brand, hoe het was schoongemaakt en de drukhuid was getest. Daardoor was er een behoorlijk vertrouwen bij de bemanning."
Dus ging de Walrus, met veiligheidsschip, naar zee voor de diepduik. "We hadden nu ook een paar hooggeplaatsten mee, omdat het natuurlijk interessant is, maar ook om naar ons toe vertrouwen uit te stralen", zegt De Harder. "Een van hen was van dhr. Jan Jaap van Rijn van DMKM."
Van Rijn was als Hoofd Onderzeeboten van de afdeling Scheepsbouw een van de belangrijke personen achter de Walrusklasse. Maar Van Rijn stond ook bekend als "gifkikker". Aan boord van de Zeeleeuw was een jaar eerder een gesprek over een incident tijdens een test uitgelopen op een "flinke schreeuwpartij waarvan een groot deel van de bemanning figuurlijk gesproken kon meegenieten", had de commandant van de Zeeleeuw, Ruurd van Rooijen genoteerd.
"Ik had die verhalen ook van Ruurd gehoord", zegt De Harder. "En ook via andere wegen, dus ik was voorbereid toen ik hem voor het eerst tegenkwam. Maar we konden best goed door een deur. Als er wat dingen waren, kon ik die met hem bespreken. Hij kwam ook heel coulant en mededeelzaam over."
In stapjes zakte de Walrus voor het eerst naar de maximale duikdiepte. Dieper dan de Zwaardvisklasse (maximaal 220 meter) en alle andere Nederlandse onderzeeboten daarvoor konden gaan.
De diepduik verliep vlekkeloos. "Van Rijn had een doos dikke sigaren meegenomen om de eerste diepduik te vieren. Je kan het je nu niet meer voorstellen, maar na afloop rookten we onder water een sigaar."
Het stuurpaneel (aan boord van de Zeeleeuw in 1989). Het witte onderzeebootje op de zwarte achtergrond, recht voor de roerganger, geeft de helling van de boot weer. (Foto: Jaime Karremann/ Marineschepen.nl)
'Dit is geen toeval meer'
De bemanning had veel vertrouwen in de onderzeeboot, maar vertrouwde ook op het onderbuikgevoel. Een voorbeeld was een test waarbij de Walrus de maximale helling moest testen. "De dieselmotoren en andere apparatuur staan natuurlijk goed vast, maar je mag niet verder voorover of achterover dan die de maximale helling", legt De Harder uit.
De Walrus ging onder water en de roerganger drukte z'n stuur naar voren, de boot kreeg helling voorover. "Hij las het aantal graden helling op van zijn meter. We kregen steeds meer helling voorover, maar we zaten nog niet aan de grens. Dus de roerganger bleef de boot verder voorover drukken. Maar wij voelden dat de boot echt een veel grotere helling had dan we van hem hoorden. Toen zijn we er mee gestopt en bleek dat zijn hellingsindicator was vastgelopen. Dat was wel even schrikken. Later, alles was vastgelegd, konden we zien dat we een grotere helling hadden bereikt dan de hadden moeten testen."
Een test die de Zeeleeuw niet had gedaan, maar voor de Walrus was bestemd, was de koudweerbeproeving. "Ik moest een reis plannen naar zo koud mogelijk water", zegt De Harder. "Dat was ook nieuw, want dan kom je in een gebied waar ijsbergen of ijsschotsen drijven. In de praktijk hebben we daar geen last van gehad."
Dat het water zo koud was, voelde men aan boord niet. "Maar dan ga je naar de machinekamer en zie je ijsvorming aan de buitenkant van de leidingen van de koelwatersystemen. Je denkt: 'Zo! Het is echt koud buiten.' Dat beeld dat vergeet je niet zo gauw meer."
Behalve ijsbergen zijn de noordelijke wateren ook typisch wateren waar Russische schepen varen. Tijdens een reis in het noorden was de Elsevier-verslaggever Bert Bommels een aantal dagen mee. De Harder had hem gevraagd omdat het publiek wel mocht weten dat de boot die eerst in brand had gestaan nu prima kon varen.
In de reportage van Bommels die in de editie van 22 juni 1991 verscheen is ook mogelijke Russische interesse in de Walrus te zien. Onder een van de foto's staat: "Op de achtergrond een Russisch cruiseschip. 'Dit is geen toeval meer,' zegt commandant De Harder. 'In vrijwel elke haven die we aandoen ligt wel een Rus in de buurt'"
Commandocentrale van een Walrusklasse onderzeeboot in de jaren '90. (Foto: Koninklijke Marine)
In dienst
Russische interesse was niet gek, want de Walrus was een uitstekende onderzeeboot. Zo bleek al snel. Na de proefvaarten ging de boot terug naar de RDM voor de aftimmerperiode. Begin 1992 werd Ruud Ramaekers formeel de eerste commandant van de Walrus.
Op 25 maart 1992 werd in Den Helder, in bijzijn van de staatssecretaris van Defensie en doopster Ria Lubbers (echtgenote van toenmalig premier Lubbers) de boot als Hr.Ms. Walrus in dienst gesteld.
"Ik was 31, commandant", zegt Ramaekers. "Ik weet nog dat ik mijn toespraak hield voor duizend gasten tijdens de indienststelling. Sta je daar als jonge LTZ1 met een bemanning van gemiddeld 26 jaar. Toen had ik echt zoiets van 'wow!'."
Ondanks de leeftijden, waren de ruim vijftig mannen ervaren. Ramaekers werkte op dat moment zo'n negen jaar bij de Onderzeedienst en had op Driecilinders en Zwaardvisklasse-boten gevaren. Ook was hij onderdeel van de bemanning geweest van de Zeeleeuw en de Walrus tijdens de proeftochten.
Complimenten voor de boot
De dag na de indienststelling begon de Walrus met het opwerken naar een operationele boot. Tijdens de proeftochten worden alle systemen getest, maar tijdens het opwerkprogramma wordt van boot en bemanning een team gekneed dat ingezet kan worden. Het laatste deel van het opwerken gebeurt bij de Britse Onderzeedienst.
"We liepen zeker voor op andere landen als het ging om automatisering", zegt Ramaekers. "We werden met argusogen bekeken door buitenlandse onderzeediensten. Ook door de Britten, dat merkte ik aan de opwerkstaf. Die moest daar erg aan wennen. De onbemande machinekamer vonden ze heel spannend. Dat vonden wij eerst ook, maar wij inmiddels jaren ervaring."
"We kregen ook een hoop complimenten over het ontwerp en de capaciteiten van de boot. Stil. Hij kon ver weg. Dat zie je ook aan de operaties die door de jaren heen zijn gedaan. We gingen steeds verder weg: Perzische Golf, Indische Oceaan, Noordkaap. Je ziet de type operaties ontwikkelen in de tijd. Je kon met die boot leveren wat gevraagd werd, ook in een veranderend dreigingsbeeld. Het is natuurlijk fantastisch dat je iets in de zeventiger jaren bedenkt en nu nog steeds operaties kan doen waar behoefte aan is. Dat is toch wel knap", zegt Ramaekers.
Ook vergeleken met generatiegenoten doorstond de Walrus de test, vindt Ramaekers. "Ik had een paar weken meegevaren met een Britse Upholder", zegt Rameakers over de dieselelektrische boten van de Britten die in dezelfde tijd gebouwd werden en nu als Canadese Victoriaklasse door het leven gaan. "Maar de Walrus was veel beter. Dat heeft niks te maken met chauvinisme. Qua sensoren ontliepen ze elkaar niet zo gek veel, waren ze allebei capable. Maar met name qua techniek, automatisering en het scheepsontwerp, zag je een wereld van verschil. Ons wapenssyteem werkte. De Britten keken tijdens het opwerken echt van: hoe hebben die Dutchies dat gedaan?"
Niet perfect
Ook de Walrus is niet perfect. Peter de Harder merkte tijdens de proefvaart dat het tactisch plot, dat een overzicht moest geven van alle contacten niet werkte, waardoor teruggegrepen moest worden op papier. Toen Ramaekers met de Walrus voor het eerst Rotterdam verliet, waren grappen van andere schepen over de radioverbinding te horen: "Je lijkt wel een stoomboot" en "Is het al 5 december?", zo schreef het MarineNieuws in april 1992. Boven water varend kon de bemanning flinke last hebben van de rook.
Ook werd geklaagd over de accommodatie en bergruimte, valt te lezen in de Alle Hens van maart 1992.
Tegen een nucleaire onderzeeboot
Uiteindelijk gaat het om de daadwerkelijke resultaten. Gaandeweg het opwerktraject werd voor de bemanning steeds beter merkbaar wat de capaciteiten van de boot waren. "Vooraf weet je hoe de boot ontworpen is, wat de specs zijn, waar de boot aan moet voldoen. Maar pas als je tegen een andere onderzeeboot moet, weet je hoe stil hij is. En ja hij was echt heel stil."
Het resultaat was, laten we zeggen, hoorbaar toen Ramaekers het in een oefening tijdens het opwerktraject moest opnemen tegen een Britse nucleaire onderzeeboot. "Dat is altijd een soort kat-en-muis-spel. We deden runs tegen hun en zij tegen ons. We hielden de stand bij en ik denk dat de eindstand 5-2 was voor de Walrus. Als je 7 runs doet, hebben wij gewonnen. In het echt werkt het niet zo want je moet gewoon helemaal niet gedetecteerd worden. Daar gaat het om uiteindelijk. Maar we waren een goede oefenpartner voor de Brtten. Ze vonden het moeilijk om ons te vinden, dat geeft ook wel aan dat die boot het goed doet."
Eerste geheime operatie
Binnen drie maanden na indienststelling moest de Walrus volgens planning zijn opgewerkt. Dat lukte. Na het zomerverlof stond de eerste geheime operatie op het programma. Als vanouds in de Middellandse Zee. "Na het opwerktraject ben je er klaar voor. Die uitstraling hadden we ook. Maar een patrouille is altijd spannend", herinnert Ramaekers zich nog. Daar kwam bij dat de Walrus ook een gesleepte sonar, de Type 2026 towed array, had. "Waarvan iedereen zei 'is dat wel zo verstandig in de Middellandse Zee'. Maar het werkte. En dan doe je toch wel mooie dingen. We toonden ook aan dat die boot kan doen waarvoor ze ontworpen is. Technisch, maar ook operationeel. In een operationele setting. Dat vind ik nog steeds mooi."
"Ik ben helaas maar kort commandant geweest, maar ik hoorde ook van anderen die na mij kwamen van de kwaliteiten van de boot en wat je met die boot kon doen. Toen ik afscheid nam als commandant van de Walrus had ik geen idee dat de boot nog zo lang zou varen, maar ik dacht wel: dit was geweldig, die boten zijn supergoed."
Help je Marineschepen.nl?
Met jouw donatie kan Marineschepen.nl -onafhankelijk- nieuws- en achtergronden blijven publiceren.
Of scan deze QR-code met je telefoon.
Meer info over donaties aan Marineschepen.nl lees je op de donatiepagina.
Hoogtepunten
Bij deze hoogtepunten van de Walrus bleef het uiteraard niet. De Walrus heeft tot 2018 veel gevaren, maar wat de boot al die jaren heeft gedaan ligt nog gevoelig. Een enkele keer is er wat meer informatie naar buiten gekomen. Bijvoorbeeld toen de Walrus in 2002 in de Perzische Golf opereerde en inlichtingen verzamelde over de Iraanse marine. Dat kwam naar buiten toen staatssecretaris Cees van der Knaap zich versprak in een interview met de Wereldomroep.
Een operatie die minder gevoelig lag was die in het Caribisch gebied in 2007. Daar was de Walrus ruim drie maanden om inlichtingen te verzamelen over drugstransporten.
Tot slot is er nog de bekende oefening in 1999 die uitgebreid is beschreven op Marineschepen.nl, waarin de Walrus onder leiding van Jan-Hubert Hulsker het Amerikaanse vliegkampschip USS Theodore Roosevelt, plus escorteschepen, voor oefening tot zinken bracht.
Het is dan ook niet vreemd dat Peter de Harder, degene die als eerste de boot naar zee bracht, het jammer vindt dat de Walrus uit dienst is gesteld. "Zonde. Tragisch", zegt De Harder. "Ze zijn natuurlijk aardig over tijd en dan is dit blijkbaar de manier om het probleem op te lossen. Maar we hebben gewoon te lang gewacht met nieuwe boten."
Ook Ramaekers kijkt naar eigen zeggen met weemoed naar de uitdienststelling. Al staan in zijn mooiste herinneringen niet de boot maar de bemanning centraal: "We hadden echt een supermooi team. Goede professionals, een enorme drive en enorme saamhorigheid. Met een aantal heb ik nog steeds contact. De saamhorigheid en teamspirit bij de Onderzeedienst, dat blijft na al die jaren echt een hoogtepunt voor mij."
Auteur: Jaime Karremann Jaime is oprichter van Marineschepen.nl en heeft meer dan 1.500 artikelen geschreven over uiteenlopende marine-onderwerpen. In 2017 gaf hij zijn non-fictieboek In het diepste geheim uit en later onderzeebootthriller Orka. Voor Jaime fulltime met deze site aan de slag ging, werkte hij ruim 12 jaar bij de marine, waarvan het grootste deel in een burgerfunctie. Jaime studeerde Communicatie in Groningen.