Specialisatie van defensie is een illusie
Laatst aangepast: 14-06-2011
Steeds als gesproken wordt over bezuinigingen bij defensie, komt het idee om te gaan “specialiseren” weer ter sprake: Europese landen zouden zich moeten specialiseren op een bepaalde taak, zodat geen enkel land een grote defensie nodig heeft. Dat scheelt geld. Ideaal, zou je denken.
Romantisering van taakspecialisatie
Taakspecialisatie wordt echter aan zowel borrel- als aan vergadertafels geromantiseerd. Hierdoor wordt het vaak gezien als een allesomvattende oplossing. In ieder geval om nog meer bezuinigingen te verantwoorden of de nadelen van de vorige bezuinigingen te neutraliseren. Samenwerken is goed, maar specialisatie met als doel nog meer te kunnen bezuinigen niet. Bovendien zijn er veel risico’s verbonden aan de volledige integratie van krijgsmachten zoals men die vaak voorstelt.
Daarnaast moeten we niet vergeten dat –laten we het nu even hebben over onze zeemacht- de marine al jaren op succesvolle wijze intensief samenwerkt met de Britse marine en vooral de Belgische marine. Dat is wat anders dan specialisatie.
Het idee
Het idee is dat Nederland bijvoorbeeld alleen het transport gaat doen. Duitsland kan zich specialiseren in onderzeeboten, zodat Nederland ze kan afstoten. Misschien zal Groot-Brittannië dan de amfibische oorlogsvoering op zich nemen, de Fransen worden verantwoordelijk voor de luchtverdediging en de Belgen voor mijnenbestrijding. Doet iedereen lekker waar hij goed in is. Zullen we de Grieken de inkoop laten regelen?
Zo beweerde “defensie deskundige” van Groenlinks Arjan El Fassed begin juni opnieuw (in dit artikel voor de Volkskrant) dat taakspecialisatie een goede visie is op defensie in de toekomst.
Overigens wordt een Europese krijgsmacht vaak in één adem genoemd met bovenstaande specialisatiedroom.
EUNAVFOR in de Golf van Aden.
Waarom het niet werkt
Het rotsvaste vertrouwen in de Europese eensgezindheid is opmerkelijk. In tijden dat er voortdurend onenigheid is over het wel of niet helpen van het financieel doodzieke Griekenland en zelfs het Europese Parlement dat nog iedere maand heen en weer reist tussen Brussel en Straatsburg omdat de absolute Europese politieke top geen keuze durft te maken, is het de vraag of Europa zelfstandig kan beslissen over echt belangrijke zaken zoals inzet van militairen.
Dat de Europese missie in de Golf van Aden tegen piraterij goed werkt, heeft niet zozeer te maken met een Europese krijgsmacht. Het heeft meer te maken met de uitstekende samenwerking en geoefendheid van de vele –vooral NAVO- marines. De verschillende landen beslissen echter zelf over deelname en zelf over welke middelen zij inzetten. Dat is voor veel landen al lastig genoeg.
De kern van het specialisatie idee draait natuurlijk om het afstoten van bepaalde systemen, en het gebruiken van de systemen van een ander. Dit past geheel in de Nederlandse gedachte over defensie: zo min mogelijk betalen en zoveel mogelijk leunen op anderen.
Het is alsof Nederland zijn auto verkoopt, zodat het de auto van de buren kan gebruiken. Lekker goedkoop. Nu kan het zijn dat onze buren dit prima vinden en Duitsland best met ons best de onderzeeboten wil delen. Daar moeten we natuurlijk voor betalen (in geld of met ruilmiddelen), dus dat wordt al snel minder goedkoop dan gedacht.
Hoe gaat het dan als we ze echt willen inzetten? Nederlandse onderzeeboten voeren met enige regelmaat missies uit waarbij inlichtingen worden verzameld die vervolgens geruild wordt tegen geheime informatie van Amerikaanse of Britse inlichtingendiensten over Kunduz of (in het verleden) Uruzgan. Gaan Duitse onderzeeboten dat voor ons doen? Krijgen wij die info als hun jongens 4 maanden met een sub hebben gespioneerd? Denk het niet.
Stel dat Venezuela doet waar het al jaren over heeft: inlijven van Aruba, Curaçao en Bonaire. De NAVO heeft er niets mee te maken; Nederland moet dit zelf oplossen. Maar met alleen transportschepen (want dat is onze specialisatie) kom je niet ver, dus we vragen de Duitsers of ze hun onderzeeboten willen sturen en de Britten mogen de amfibische aanval doen. Zal het Britse volk weer massaal de Royal Navy uitzwaaien zoals het deed toen het in ’82 de Falklands ging bevrijden? Of zal het eisen dat hun jongens niet ingezet worden voor eilanden waar zij niets mee te maken hebben?
Zullen de aanhangers van de taakspecialisatie (D66 en GroenLinks) juichend in Den Helder de Nederlandse transportschepen uitzwaaien als wij het transport gaan regelen naar de Falkland-eilanden? Brazilië en Argentinië manifesteren zich immers steeds vaker als lokale maritieme grootmachten en dulden geen NAVO schepen in hun Zuid-Atlantische vijver. Dus Britse marineschepen zijn niet welkom in Braziliaanse havens, kleine maar belangrijke veranderingen. Dat heeft alles te maken met de Falkland eilanden, waar de Argentijnen ooit nog een azulblauw-witte vlag willen zien wapperen.
Onze taakspecialisatie-vrienden zullen echter met schaamrood op de kaken thuisblijven als ze zich realiseren dat de Argentijnse armada heeft geleerd van het vorige treffen toen ze te weinig transportschepen tot zinken brachten. Dus onze veilige optie van taakspecialisatie heeft ertoe geleid dat we onszelf voor eeuwig in iedere oorlog rommelen en bovendien bovenaan de deathlist staan van iedere onderzeebootcommandant en vlieger met Exocets.
De Atlantic Conveyor tijdens de Falkland Oorlog in 1982. Het transportschip werd dodelijk getroffen door twee Exocets van Argentijnse kant.
Onderschat bovendien niet de eigen wil van Europese landen. Frankrijk dat toch als eerste Libië wil aanvallen (begin 2011) en Duitsland dat met hun enorme wapenexport anders tegen conflicten aankijkt dan de Britten die de samenwerking met de VS het belangrijkste vinden. De eigen industrie die ieder land in leven wil houden, plus de eigen taal die vaak heilig is. Niet voor niets zijn grote internationale projecten mislukt of vertraagd (NATO Frigate Progamme, NH-90). En kleinere geslaagd (Nederlands Spaanse bevoorrader).
Kortom taakspecialisatie is een garantie voor botsende nationale belangen, interne protesten over onnodige inzet van militairen of een totale lamlegging van de defensie in Europa. Oh natuurlijk kun je hier “goede afspraken” over maken om dit te voorkomen. Afspraken maken kan altijd, maar of ze worden nagekomen is een tweede.
Al zullen veel taakspecialisatie-aanhangers uit de politiek bovenstaande wel vermoeden. De belangrijkste reden waarom zij specialisatie voorstellen, is om makkelijk te kunnen bezuinigen.
Het goede voorbeeld
Zoals gezegd is internationale samenwerking weldegelijk een goede optie, mits met de juiste bedoelingen wordt ingestoken. Neem bijvoorbeeld de UK/ NL Amphibious Force; de innige samenwerking tussen het Nederlandse Korps Mariniers en de Britse Royal Marines sinds 1972. Ooit opgericht om samen de Noord-flank van het NAVO grondgebied te beschermen tegen de Russen, later de kern van kennis en ervaring van amfibische operaties. Door de Britten worden Nederlandse mariniers gerespecteerd om hun kwaliteiten. Dit respect komt voort uit het ontelbare aantal oefeningen dat beide landen hebben gedaan en uiteraard de uitwisselingsprogramma’s.
De UK NL Amphibious Force is de oudste integratie van eenheden in Europa.
Een ander goed voorbeeld is de Admiraliteit Benelux, de overkoepelende staf van de Belgische en Nederlandse marine, met aan het hoofd de Nederlandse Commandant der Zeestrijdkrachten. De Belgisch-Nederlandse samenwerking stamt uit 1948 en zeker sinds de Belgen M-fregatten hebben, kun je zeggen dat beide marines nagenoeg volledig geïntegreerd zijn.
De Nederlandse en Belgische matrozen die gaan koken en serveren (Logistieke Dienst Verzorging) leren de kookkunsten in het Vlaamse Brugge. Voor mijnenbestrijding gaat men naar de Belgische mijnenbestrijdingsschool te Oostende. Op de Nederlands-Belgische Operationele School te Den Helder leren militairen van beide landen over oorlogvoeren op het laagste en hoogste niveau. Volg daar een week lessen en je krijgt les van Nederlandse, Belgische, maar ook Duitse en Britse instructeurs. Dankzij de NAVO standaardisatie van procedures en systemen maakt het niet uit waar een instructeur vandaan komt: een echt internationale school met docenten en studenten uit binnen- en buitenland tot gevolg.
Nederland werkt sinds de komst van de LCF’en samen met de Duitse marine als het gaat om luchtverdediging. De opleiding in Duitsland is een groot succes.
Op kleinere schaal zijn er veel meer internationale samenwerkingen. Bovendien is een organisatie als de marine haast per definitie een internationale samenwerking, zeker binnen de NAVO omdat schepen bijna altijd in internationale vlootverbanden oefenen en opereren. Dat is ook te zien aan de vele uitwisselingsprogramma’s. Bekijk de bemanningslijst van een gemiddeld Nederlands fregat en je zult bijna altijd een Belgische, Duitse, Amerikaanse of Britse officier aantreffen. Vraag Nederlandse marineofficieren over hun ervaringen aan boord van buitenlandse schepen en je krijgt steevast verhalen over hun maanden aan boord van Amerikaanse vliegkampschepen of Spaanse fregatten.
Toch is ook dit niet een reden om over te gaan tot taakspecialisatie of een Europese krijgsmacht. Ondanks de Nederlands-Belgische “maritieme eenwording” beslissen beide landen afzonderlijk of ze aan een missie mee doen, hoe lang, hoe en met wat. Toen de Britten in ’82 de Falkland eilanden gingen bevrijden, had er zo een Nederlandse landing force aan kunnen klikken, maar die oorlog was voor de Britten zelf.
Het Belgische M-fregat BNS Louise Marie, voer eerder onder Nederlandse vlag als Hr.Ms. Willem van der Zaan. Beide landen kunnen hierdoor nog beter samenwerken.
Verder samenwerken, geen specialisatie
Zie verregaande internationale samenwerking niet als nieuwe kans tot bezuinigen, en vergeet de specialisatiedroom. Marines moeten samenwerken om kennis en ervaring te delen. De Nederlandse marine heeft heel veel aan de kennis en ervaring die de Britse marine tijdens de Falkland oorlog heeft opgedaan. De Belgisch-Nederlandse samenwerking is voortreffelijk, maar levert meer op dan alleen de exploitatie van een aantal scholen; bijvoorbeeld kennisdeling en samenwerking in tijden van oorlog.
Het staande NAVO vlootverband SNMG1 neemt op traditionele wijze afscheid van de Amerikaanse kruiser USS Normandy. Rechts op de voorgrond Hr.Ms. Evertsen.
Daarnaast is de slagingskans van samenwerking groter naarmate het aantal landen dat samen moet werken kleiner is. Als de UK/ NL AMPHIB FORCE tussen 4 ipv 2 landen had geweest, was het minder succesvol.
Belangrijker is echter dat internationale samenwerking op gebied van trainingen en opleidingen goed kan werken. Jezelf als land volledig afhankelijk maken van andere landen, is garantie voor een ramp.
De (mogelijke) toekomstige samenwerking tussen Frankrijk en Groot-Brittannie op gebied van vliegkampschepen zal niet voor niets alleen op trainingsbasis zijn.
Nederland zal moeten samenwerken met betrouwbare landen, zoals het nu doet. Maar moet zelf ook een betrouwbare partner zijn. Nu M-fregatten afstoten, zou niet goed zijn voor de Belgisch-Nederlandse samenwerking.
Wat niet vergeten moet worden, is dat landen ook zelfstandig taken moeten kunnen verrichten. Denk aan civiele taken zoals visserij inspectie en het redden van mensen in nood. Maar ook in een hoger geweldspectrum moeten landen hun eigen problemen kunnen blijven oplossen.
Veel marines zijn natuurlijk wel in enige mate afhankelijk van elkaar. Nederland heeft geen vliegkampschepen en geen maritieme patrouillevliegtuigen bijvoorbeeld. Maar kan terecht niet zomaar een beroep doen op de middelen van andere landen. Net zoals de Denen niet zomaar onze onderzeeboten kunnen inzetten voor hun wensen. Mocht Nederland een actie moeten uitvoeren en een (NAVO) land voelt zich geroepen om te helpen, dan kan het zijn eenheden zonder veel moeite laten aansluiten bij de Nederlandse vloot. Dát is het doel van samenwerking.
Sinds 13 augustus 2001